DOOSJEN – OUDHOF – KNIPSCHILD – STELLAARD – VAN BENTHEM
Fort de Bilt in Utrecht werd in de periode 1816-1819 gebouwd als een van de verdedigingswerken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de belangrijk Nederlandse verdedigingslinie die de stad Utrecht en grote delen van Holland moest beschermen. Het fort diende voor het afsluiten van de toegang naar de straatweg tussen Utrecht en De Bilt. In de loop van de 19e en 20ste eeuw werden er een wachthuis (1850), een bomvrije kazerne (1875) en remises en groepsschuilplaatsen gebouwd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikte de Duitsers het Fort de Bilt als executieplaats. Tussen 3 mei 1942 en 2 mei 1945 werden hier minstens honderdveertig mannen, vooral verzetsstrijders, gefusilleerd. Ter herinnering daaraan is in het fort een monument, een klokkenstoel, de dodenbunker en herdenkingsstenen aangebracht. Het Herdenkingsmonument van Leo Jungblut. Hij maakte hiervoor een beeld van een rouwende vrouw met aan haar ene zijde een jongen en aan de andere zijde een hond. Het beeld van een treurende vrouw met kind werd vaker gebruikt voor oorlogsmonumenten, als symbool van het onvolledige gezin. Het monument werd op 18 juni 1949 onthuld door de weduwe van een van de verzetsmensen. Op de naamplaten zouden volgens een onderzoek uit 2022 nogal wat fouten te vinden zijn. Jaarlijks vindt bij het monument de herdenking plaats van de omgekomen verzetsstrijders.
Op 27 september 1944 werden in Fort de Bilt vijf verzetsstrijders geëxecuteerd:
Hendrikus Egbert Doosjen (Utrecht, 18 december 1919), een waterbouwkundige, was enig kind en ongehuwd. Hij was 24 jaar bij overlijden. Hij ligt begraven op de Gemeentelijke Begraafplaats (vak-rij-nummer C-8-151) te Steenwijk.
Teunis Otto Oudhof (Utrecht, 27 maart 1920), was elektricien en 24 jaar op moment van overlijden. Hij ligt begraven op de Gemeentelijke Begraafplaats (vak-rij-nummer B-1-3) te Westbroek (zie foto boven).
Hendrik Augustinus Knipschild (Utrecht, 20 april 1914) was rijksambtenaar, die op 30-jarige leeftijd stierf. Hij was actief speler voor de voetbalclub VV PUEM, aangesloten bij de Utrechtsche Kantoor Voetbalbond, die in september 1940 werd opgeheven. Hij ligt begraven op de Nederlands Hervormde Begraafplaats (vak-rij-nummer B-6-7) te Oud-Zuilen
Peter Stephanus Maria Stellaard (Hilversum, 29 maart 1914) was chauffeur van beroep en ook 30 jaar toen hij werd geëxecuteerd. Hij ligt begraven op het Nationaal Ereveld Loenen (vak-rij-nummer B-2-72).
Hendricus Cornelis van Benthem (Woensel, 5 juli 1916) was een van de zes kinderen van een hoofdaannemer, die onder andere betrokken was bij de bouw van de Frederikskazerne in Scheveningen. Toen de moeder in 1937 overleed en de vader hertrouwde, bekoelde sfeer in het gezin drastisch. Henk en zijn broer Wouter werkten allebei in Amersfoort bij de spoorwegrecherche en waren tijdens de Duitse bezettingsjaren actief in het verzet. Twee andere broers, Hans en Cornelis, waren tegelijkertijd fanatieke nationaalsocialisten, die zich aanmeldden voor de strijd tegen de communisten aan het Oostfront. Op een gegeven moment werd Henk vanwege zijn verzetswerk gearresteerd en vastgezet in Fort de Bilt bij Utrecht. Daar werd hij op 27 september 1944 op 28-jarige leeftijd gefusilleerd. Broer Wouter had meer geluk; hij ontsnapte ternauwernood aan de dood. In het voorjaar van 1945 werd hij door de Duitsers betrapt bij het stelen van benzine en afgevoerd. Hij zou op 31 maart 1945 samen met zeven andere verzetsstrijders aan de IJsselkade in Zutphen worden gefusilleerd, maar als enige overleefde hij de fusillade, omdat de kogel op het metalen koppelstuk van zijn bretels afketste. Hij hield zich dood en wist zich zwemmend in veiligheid te brengen, nadat de Duitsers de lichamen in de IJssel hadden gegooid. Gelukkig voor hem hadden de Duitsers eerst zijn laarzen ingepikt, wat het zwemmen een stuk makkelijk maakte Henk van Benthem staat vermeld op de plaquette die in het NS-station te Amersfoort is aangebracht ter nagedachtenis aan de 21 Amersfoortse medewerkers van de Nederlandse Spoorwegen die tijdens de bezettingsjaren door oorlogshandelingen om het leven zijn gekomen. Hij staat ook vermeld op het Monument voor Gevallen Spoorwegpersoneel te Utrecht, waar de 477 Nederlandse spoorwegmedewerkers worden herdacht die in de oorlog het leven lieten. Van Benthem ligt begraven op het Nationaal Ereveld Loenen (vak-rij-nummer D-405)
Blijkbaar waren de eerste vier lid van dezelfde verzetsgroep en worden daarom vaak tegelijkertijd genoemd. Logisch: dezelfde verzetsgroep, gezamenlijk opgepakt, op dezelfde dag in Fort de Bilt terecht gesteld. Van Benthem viel buiten hun groep, het enige gemeenschappelijke was dat hij op hetzelfde moment in het fort zat opgesloten en op dezelfde dag voor het vuurpeloton moest verschijnen. Hij wordt in verdere artikelen niet genoemd. Zo schreef Tineke Spaans-van der Bijl in haar ‘Utrecht in Verzet’ (1995):
‘Het gevaarlijke werk van de knokploegen kostte steeds meer leden het leven. Op 27 september 1944 waren Henny Knipschild (Kleine Henk), Henk Doosjes (André), Teunis Oudhof (Theus) en Peter Stellaard (Lange Piet) per auto op weg naar Loenen toen zij tussen Maarssen en Breukelen een controlepost van de Landwacht gewaar werden. Omdat het viertal wapens bij zich had, schoten zij een zijweg in om aanhouding te vermijden. De landwachters zetten de achtervolging in, waarbij ze zich oriënteerden op de bandensporen die hun voorligger in het natte zandweggetje achterliet. In de buurt van ‘de Olifant’ werden de vier achterhaald en hun wapens ontdekt. Met hun voeten werden zij aan de achterzijde van de auto vastgebonden en een eindweegs over de weg gesleept alvorens aan de SD te worden uitgeleverd. Diezelfde avond werden zij in Fort de Bilt gefusilleerd.’
.
Collage met de portretten van Henk Doosjen (1919-1944), Henk Knipschild (1914-1944), Pieter Stellaard (1914-1944) en Teun Oudhof (1920-1944), die op 27 september 1944 op Fort de Bilt werden gefusilleerd.
In nummer 55 van 3 augustus 1945 van verzetskrant De Zwerver, het weekblad van de Stichting LO-LKR (Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers en de Landelijke Knokploegen), werd het viertal van het Utrechtse verzet ook kort herdacht. Opvallend is wel dat bij alle vier de helden de naam fout werd weergegeven in het artikel:
‘27 September 1944 Een dag, die door de prov. Utrecht van de LO en KP nooit zal worden vergeten. Een dag, dat vier jonge kerels vol enthousiasme uitreden, om nooit weer terug te keren.
ANDRé (H. E. Doosjes). Als illegale werker begonnen bij Trouw, werkte hij ·reeds spoedig voor de L.O. Speciaal de afdeling vervalsingen in district V. Utrecht had zijn aandacht. Een achthonderdtal jonge lui werden door hem op illegale manier bij de Noord Oost Polder ingeschreven. Toen de Zkaarten affaire begon, organiseerde hij in Utrecht de anti Z-kaart-actie. Na de dood van Bob werd hij districtsleider van Utrecht. Helaas slechts enkele weken. Op de 27e September is hij neergeschoten.
HENK (Hennie Krupschilde). Ook hij nam met grote activiteit deel aan de vervalsingsafdeling in de prov. Utrecht. Tevens werkte hij voor de inlichtingendienst met de bekende Oom Henk van de P.T.T. Daarnaast was hij een gewaardeerde medewerker van de ,,Nieuwsbode” en “Van God en de Koning”. Na een sadistisch verhoor viel hij op de 27e September.
PIET (Piet Stelland), oorspronkelijk werker in Eindhoven, kwam bij de KP in Utrecht, waar hij door zijn doorzettingsvermogen en persoonlijke moed zeer gewaardeerd werd. Ook hij viel door de kogels van de vijand op de 27e September.
TEUS (Teus Oudhog). Een typisch illegale figuur van het platteland, die in zijn woonplaats (Westbroek) vrijwel alle illegale werkzaamheden volvoerde, die er te vinden waren. Jodenhulp, persverspreiding, bonkaartverdeling, alles regelde hij in zijn rayon. Helaas, ook hij werd de 27e September door de Landwacht vermoord.
27 September, een dag vol herinneringen bij allen, die met hen hebben gewerkt. We weten echter, waarvoor ze vielen. Dat troost ons. God trooste ook hun nabestaanden.’