JANE DIGBY
Zo af en toe stuit je op een levensbeschrijving van iemand, waarvan je denkt dat dat dit soort personages slechts bestaan in de fantasie van romanschrijver of scriptschrijvers van twintigdelige Netflix-series. Maar soms heeft zo iemand in het echt bestaan. Zo iemand was Jane Elizabeth Digby (3 april 1807 – 11 augustus 1881), een Engelse aristocraat die in de 19e eeuw een opmerkelijk liefdesleven en uitbundige levensstijl had. Ze had vele minnaars en vier echtgenoten van standing, was daardoor betrokken bij enkele schandalen, had bij enkele van hen kinderen, zes in totaal) en stierf uiteindelijk in 1881 in Damascus, Syrië na een lang en gelukkig huwelijk met een Arabische sjeik die twintig jaar jonger dan zij was.
Ze werd op 3 april 1807 geboren in Holkham Hall, een enorm landhuis (zie hieronder) aan de Noordzeekust in de buurt van het dorpje Holkham (Norfolk) als dochter van admiraal Sir Henry Digby en Lady Jane Elizabeth Coke. Holkham Hall werd eind 18e eeuw gebouwd door Thomas Coke (1697-1759, een grootgrondbezitter, jarenlang parlementslid namens Norfolk en later benoemd tot de eerste Graaf van Leicester. Hij was Jane Digby’s grootvader van moederskant. Het landhuis werd gebouwd in de Neo-Palladiaanse stijl, de Engelse tegenreactie op de barokke stijl die op het continentaal Europa populair was, maar door de Britten werd beschouwd als ‘theatraal, uitbundig en katholiek’. Het Engelse palladianisme kenmerkte zich door een ‘ernstig gebrek aan versiering’. Het uiterlijk van Holkham Hall was geïnspireerd op een grote Romeins paleis en zelfs naar palladiaanse maatstaven sober en verstoken van versieringen. In 1815 erfde Jane’s vader het landhuis, maar hij vestigde zich vooral in Minterne House, vlak bij de krijtrotsen van Dorset, dat sinds 1768 het voorouderlijk huis was van de familie Digby en daarvoor van de familie Churchill. Halverwege de vorige eeuw zou Pamela Digby (1920-1997) een nazaat van Jane’s vader, er wonen met Randolph Churchill, de enige zoon van Winston Churchill. De cirkel was daarmee rond. Jane Digby groeide vooral op in Minterne House, maar verbleef ook vaak in Holkham Hill. Haar vader bezat verder ook nog Herborene Castle en Winchester College. Hij diende als hoge Britse marineofficier bij de Royal Navy in de French Revolutionary Wars (1792-1802) en Napoleontische oorlogen (1803-1815). Hij vergaarde een enorm kapitaal uit het prijzengeld door het veroveren van tientallen Spaanse kleine koopvaardijschepen en de twee schatfregatten Santa Brigada en Thetis. De totale waarde aan prijzengeld wou omgerekend naar huidige maatstaven ongeveer 65 miljoen Britse ponden bedragen. Je kunt het slechter treffen.
Jane Digby had al vroeg in haar leven een reputatie vanwege haar promiscue gedrag. Op twintigjarige leeftijd trouwde ze met Edward Law, 2de Baron Ellenborough (later graaf van Ellenborough), die in oktober 1824 gouverneur-generaal van India was geworden. Ze kreeg in dat huwelijk een zoontje, Arthur Dudley Law (15 februari 1828 – 1 februari 1830), die binnen een jaar overleed. Waarschijnlijk was de biologische vader echter niet Edward Law maar Colonel George Anson, een volle neef van haar met wie ze een buitenechtelijke relatie had. Aansluitend had ze een affaire met Felix zu Schwarzenberg (Krummau, 2 oktober 1800 – Wenen, 5 april 1852), een Oostenrijks politicus en diplomaat. Die was in 1826 in diplomatieke dienst getreden en had een functie in Londen gekregen. Vanwege zijn affaire met Lady Jane Ellenborough moest hij de functie echter snel opgeven. Het paar verhuisde voor een tijdje naar Zwitserland en Frankrijk, waar hun twee kinderen werden geboren: Mathilde (Basel, 1829) en Felix (Parijs, 1830). Het zoontje zou na enkele weken al sterven, kort voor de relatie met de Oostenrijkse diplomaat eindigde. Die werd toen overgeplaatst naar Brazilië. Nadat hun affaire in de openbaarheid was gekomen en flink wat rumoer veroorzaakte, werd het huwelijk tussen Lord en Lady Ellenborough via een door het Britse parlement vastgestelde wet (Act of Parlement) in 1830 officieel ontbonden.
Jane Digby vestigde zich daarna in Duitsland, waar ze de minnares werd van Ludwig I van Beieren (1786-1868), hoewel ook wordt verondersteld dat hun relatie niet verder ging dan een intensieve vriendschap op basis van gemeenschappelijke interesses. Ze zou de koning van advies hebben voorzien bij de inrichting van diverse kunstgebouwen in München. Ludwig I liet door de schilder Joseph Karl Stieler een portret van haar maken. Via Ludwig I maakte ze kennis met Carl Theodor Heribert von Venningen genannt Ulner von Dieburg (1806-1874), de landheer van Grombach, Rohrbach, Weiler am Steinberg, Spechbach-Dühren, Aspach, Riegerting en Spitzenberg, die binnen de koninklijke dienst een hoge functie had. Op 10 november 1832 in de Großherzogliche Hofkirche in Darmstadt. Ze kregen twee kinderen: Heribert Ludwig (Palermo, 27 januari 1933-München 1885), die het geslacht Von Henningen voortzette, en Bertha (Mannheim, 4 september 1834-22 oktober 1907).
In 1838, nog tijdens hun huwelijk, leerde Jane de Griekse graaf Spyridon Theotokis (1811-1870) kennen, van de D’Aviazzo-tak van een aristocratische familie uit Corfu. Toen haar Duitse gemaal merkte dat beide een heimelijke affaire hadden, daagde hij Theotokis uit tot een duel, waarbij hij de Griek verwondde. Aansluitend volgde een scheiding die er vooral op was gericht veilig te stellen dat de beide kinderen bij de vader bleven. Jane Digby werd wegens echtbreuk veroordeeld tot een arbeidsstraf van zes maanden, die ze echter nooit zou ondergaan. De scheidingsperikelen werden pas in 1842 helemaal afgerond, maar toen had Digby zich al bekeerd tot het Grieks-orthodoxe geloof. In 1841 trouwde ze in Marseille met Spyridon Theotokis en het echtpaar verhuisde vervolgens naar Griekenland met hun zoon Leonidas (Parijs, 21 maart 1840 – Bagni di Lucca, 1846), die al op zesjarige leeftijd overleed na een dodelijke val van een balkon. Kort daarna volgde werd een scheiding en werd de Griekse koning Otto (1815-1867) de volgende minnaar van Jane Digby. Deze Otto was de tweede zoon van een oude bekende, koning Ludwig I van Beieren. Daarna had ze nog een tijdje een affaire met de Thessalische generaal Christodoulos Chatzipetros (1799-1869), een held van de Griekse Onafhankelijkheidsoorlog. De vrijgevochten generaal gedroeg zich als een koning over zijn lege, leefde in grotten en ging paardrijdend en jagend in de bergen door het leven. Als vermaard rokkenjager maakte hij zich echter onmogelijk bij de Griekse koningin die hem van het hof verbande. Ook Jane, zelf niet bepaald de kuisheid zelve, pikte zijn ontrouwe gedrag niet en liep bij hem weg.
In 1853 reisde de 46-jarige Jane Digby naar het Midden-Oosten en werd verliefd op sjeik Medjuel el Mezrab, de sjeik van de Mezrab-sectie van de Sba’a, een onderstam in Syrië van de grote Anizzah-stam. Hij was twintig jaar jonger dan zij. Ze trouwde volgens de islamitische wet, waarna ze de naam Jane Elizabeth Digby el Mezrab aannam. Blijkbaar had ze toen eindelijk haar rust en geluk gevonden, want ze bleven 28 jaar lang bij elkaar, tot ze in 1881 stierf. Ze zou plaatselijk Shaikhah Umm al-Laban worden genoemd, wat iets als ‘moeder van melk’ betekende en verwees naar haar zeer bleke huidskleur. Ze droeg in het vervolg Arabische kleding, had Arabisch geleerd als nieuwe taal. Door haar zwerftochten over Europa beheerste ze al zeven talen. De helft van het jaar leefde ze in nomadische stijl, levend in tenten van geitenhaar in de woestijn. De andere tijd woonde ze in een vorstelijke villa die ze in Damascus had gebouwd. Jane Digby stierf op 11 augustus 1881 in Damascus aan koorts en dysenterie en werd begraven op de protestantse begraafplaats. Haar paard was bij de begrafenis prominent aanwezig. Op haar voetsteen, een blok roze kalksteen uit Palmyra, staat haar naam, door Medjuel in houtskool in het Arabisch geschreven en door een plaatselijke beeldhouwer in de steen uitgehouwen. Het leven en graf van Jane Digby staat centraal in de roman ‘Night of a Thousand Stars’ van Deanna Raybourn. In de recente BBC-televisieshow Around the World in 80 Days komen Jane Digby en Medjuel l Mezrab ook voor.