HEIN VAN BREENEN (12 juni 1929)

Hein van Breenen (Amsterdam, 12-06-1929 – Amsterdam, 08-03-1990) was profwielrenner van 1952 tot en met 1961, waarin hij tot 1958 reed hij voor de Locomotief-ploeg. Daarna reed hij nog een paar jaar rond met een persoonlijke sponsor. Hein van Breenen was in 1953 lid van de succesrijke Nederlandse ploeg in de Tour de France, die onder meer bestond uit Wim van Est, Wout Wagtmans, Gerrit Voorting en Jan Nolten. De ploeg won dat jaar in de Tour het ploegenklassement. Hij was het prototype van de meesterknecht, die het liefst in dienst van kopmannen reed. Een actie tijdens een veldrit leverde hem de bijnaam Tarzan op. Een renner voor hem kwam ten val en Van Breenen wist een val te voorkomen door zich aan een boomtak vast te grijpen. Andere beweren echter dat hij die bijnaam kreeg vanwege zijn aanvallende manier van rijden. Hij gaf zich dan helemaal en kon vaak kilometers lang het peloton aanvoeren om de tegenstanders af te matten. Hieronder staat de enige echte oorsprong. Na zijn wielercarrière had Van Breenen een groentewinkel. Hij overleed op zestigjarige leeftijd na een hartstilstand. Zijn palmares was vrij bescheiden. De belangrijkste overwinningen behaalde hij in zijn amateurtijd, namelijk twee zeges in de Ronde van Midden-Nederland (1950 en 1951).
Van Breenen reed vier keer de Tour de France met een twintigste plaats als beste resultaat. Hij reed ook drie maal de Giro, waarin hij in 1955 zelfs als elfde eindigde. Zeker geen slechte klasseringen voor een knecht. Een meesterknecht weliswaar, maar toch … een knecht. In ‘Als je de Tour niet hebt gereden….’ van Fred van Slogteren (uitgeverij Sylfaen, ISBN 978-94-6217-066-7, prijs € 24,95) stond onderstaande biografie van Hein van Breenen.
Tourresultaten
1952: 69e op 4u18’54” na winnaar Fausto Coppi (It).
1953: 37e op 1u 37’41” na winnaar Louison Bobet (Fr).
1954: 20e op 1u19’10” na winnaar Louison Bobet (Fr).
1955: 27e op 1u 49’49” na winnaar Louison Bobet (Fr).
Hein, beter bekend met zijn bijnaam Tarzan, was een leuke gozer en een echte toffe Amsterdammer uit de Nieuwmarktbuurt. Zijn vader was daar groenteboer en Hein heeft zijn afkomst nooit verloochend. Integendeel, hij maakte van zijn hart geen moordkuil en als hem iets niet beviel, dan wierp hij zijn volledige arsenaal aan vloeken en krachttermen in de strijd. Soms tot ongenoegen van collega-wielrenners die, ook voor geen kleintje vervaard, toch af en toe vonden dat Hein ietsje te ver ging. Voor hem zelf ging het echter zelden te ver, zoals bij het WK van 1951 in Italië waar hij met de selectie van de KNWU aan deelnam. In de eetzaal van het hotel voegde hij de hooggeboren chef d’équipe in plat Mokums toe: “Hé vaoder, haol nog effe een bordje soep voor me.” Wielerjournalist Evert van Mokum was ondanks zijn nom de plume zo verontwaardigd, dat hij de aldus aangesproken functionaris, in het dagelijkse leven burgemeester van Hoensbroek, adviseerde de vlerk een draai om de oren te geven.
Toch kon niemand lang kwaad blijven op Tarzan. Met zijn vaak ontwapenende humor had hij altijd het laatste woord en dan maakte hij onder het gelach van alle aanwezigen, als een volleerd komiek, de pleiterik. Er zijn meerdere verklaringen waarom hij Tarzan werd genoemd, maar de enig juiste is dat hij in zijn eerste jaar als wielrenner eens deelnam aan een clubwedstrijdje van de Amsterdamse wielervereniging De Germaan op een parcours nabij Ilpendam. De koers voor jonge renners eindigde in een sprint en Hein wist zeker dat hij gewonnen had. De jury klasseerde hem echter als derde, waarop hij met één machtige zwaai van zijn arm de hele jurytafel leeg veegde. De geschrokken aankomstrechter wilde hem daarom direct als lid royeren, maar bestuurslid Frits Enkelströt sprak toen de legendarische woorden: “Deze jongen moeten we houden, want hij is zo sterk als Tarzan.” Iedereen zweeg en Hein kwam er met een lichte schorsing af.
De Amsterdammer debuteerde in 1952 in de Tour de France na enkele mooie jaren bij de amateurs, waarin hij onder meer de Benelux Tour, twee maal de amateurklassieker de Ronde van Midden-Nederland en de prestigieuze Ronde van Oostenrijk op zijn naam schreef. Vooral zijn zege in die loodzware etappekoers maakte indruk, want dat is een rondrit waarin nogal wat bergen moeten worden beklommen. Als klimmer was Hein geen uitblinker, hoewel hij in het middengebergte goed mee kon. Hij
was echter een meester in het dalen en zonder vrees, met de blik van een adelaar en slechts zo nu en dan een kort tikje op de remgreep, liet hij zich als een steen naar beneden vallen, sneed de bochten zo scherp mogelijk aan en passeerde dan meestal een voor een de mannen die hem bergop uit het wiel hadden gereden. Maar daarvoor zat hij niet in de Nederlandse Tourploeg. Pellenaars had de Amsterdammer vooral nodig als knecht en in die functie was Hein onovertroffen. Hij deed zijn werk zo plichtsgetrouw en attent, dat hij de eerste Nederlandse coureur werd die de eretitel Meesterknecht mocht voeren.
Dat hij daarmee als renner wat tekort werd gedaan kon hem eigenlijk niet zoveel schelen, maar het was wel zo. Dat bewees hij in de Tour van 1954. Voor een geboren Mokumer was dat een heel bijzondere, want die startte namelijk in zijn eigen Amsterdam. Toen de karavaan geneutraliseerd het Olympisch Stadion uitreed stonden al zijn supporters en familieleden hem uit te zwaaien. In de eerste negen dagen van die Tour wonnen de Nederlanders drie etappes en stond Wout Wagtmans vooraan in het klassement. Ook Wim van Est en Gerrit Voorting deden het goed, er werden groene en gele truien gedragen en het kon niet op. Tarzan deelde in het succes door in de vijfde etappe in een kopgroep een mooie derde plaats te behalen en drie dagen later werd het nogmaals een plaats bij de eerste tien toen hij mee was in een geslaagde uitlooppoging met twaalf man. Hij ging elke dag beter rijden. In de zestiende rit werd hij in Lyon nipt verslagen door de Fransman Jean Forestier om een dag later als zesde te finishen in Grenoble. In de twintigste rit werd hij nog eens tweede, ook weer als lid van een kopgroep en met een ruime voorsprong op het peloton. Zo kwam hij uiteindelijk op een twintigste plaats in het eindklassement in Parijs aan. Een geweldig resultaat voor een knecht, want hij had zijn plicht jegens de ploeg nooit verzaakt en met zijn uitslagen de kas van de ploeg behoorlijk gespekt.
Met zijn kwaliteiten had hij natuurlijk meer uit zijn carrière kunnen halen, maar daarvoor miste hij de juiste instelling. Hij was een echte emotionele Amsterdammer en als hij iets zag wat volgens hem niet kon, trok hij direct zijn conclusie en vervolgens zijn grote scheur open. Geremd door een lichte stotter kwam de woordenstroom soms moeilijk op gang, maar als het eenmaal liep dan kon de toegesprokene maar beter dekking zoeken. Toen die eens Kees Pellenaars heette, wachtte hij een jaar later vergeefs op de uitnodiging voor het rijden van zijn vijfde Tour. De machtige ploegbaas vond het beneden zijn waardigheid het hem zelf mee te delen en stuurde Daan de Groot, een andere Amsterdammer, langs om de boodschap over te brengen. De wielerloopbaan van Hein sudderde nog een paar jaar op een laag pitje door tot hij er zelf onbedoeld een eind aan maakte.
In 1961 startte Tarzan in een bijeengeraapt ploegje in de Ronde van Nederland, na vrijwel een jaar geen fiets te hebben aangeraakt. Hij behoorde allerminst tot de kanshebbers, maar was wel van plan er iets van te maken. Bij de start van de vijfde etappe van Doetinchem naar Helmond gebeurde er iets onbeduidends, maar het had grote gevolgen. De eerste kilometers binnen de stadsgrenzen waren geneutraliseerd, maar toen de wedstrijdleider met zijn vlag een onduidelijke beweging maakte, sloegen de voorste rijen van de rustig voortpeddelende groep op hol en leek de wedstrijd begonnen. Een groot deel van de groep had niets gezien en bleef rustig met de handjes op het stuur al babbelend met elkaar doorfietsen. De jury en wat motoragenten gingen achter de volrijdende renners aan en dwongen de groep tot stoppen. De meesten knepen in de remmen, maar acht muiters, zoals ze in de dagen daarna in de pers werden genoemd, gingen in hoog tempo door. De officials, die ze alsnog tot staan probeerden te brengen, werden uitgescholden en met geweld bedreigd.
Bij deze groep zat ook Hein en wielerjournalist Charles Ruys schreef in Wielersport: “Waarom brachten deze renners onze sport op zo’n grove manier in diskrediet? We vrezen dat de betrokken renners ergens iets te veel van hebben binnen gekregen. Dat zou verklaren waarom die jongens zo gek deden.” Met de zeven anderen kreeg Hein een schorsing van een half jaar, waarvan vijf maanden voorwaardelijk. Hoewel
hij dus na een maand al weer had kunnen opstappen, heeft hij daarna geen wedstrijdkilometer meer gereden. Hij bleef na zijn afscheid wel geïnteresseerd in de wielersport, bezocht zo nu en dan een criterium en is zelfs nog even bondscoach geweest van de vrouwenselectie van de KNWU.
Rijk is hij van zijn wielertijd niet geworden en om in zijn levensonderhoud te voorzien werd hij monteur bij een destijds bekende radio- en tv-zaak in Amsterdam. De mensen kochten in die tijd massaal hun eerste televisietoestel en voor de ontvangst van beeld en geluid moest er toen nog een antenne op het dak worden geplaatst. Dat deed Hein en toen iedereen een tv had en alle Amsterdamse daken met die dingen volstonden, kwam de klad in de antennebusiness. Hein had het kennelijk voorzien, want hij was toen al eigenaar van de groentezaak die hij van zijn vader had overgenomen. Hij heeft er een bescheiden buurtsuper van gemaakt, waarin hij als kleine ondernemer keihard moest werken om het hoofd boven water te houden tegen de oprukkende Albert Heijns en andere grootgrutters. Het werd er dan ook steeds stiller en wie er onverhoeds binnenstapte kon in de stille uurtjes getrakteerd worden op een mooie aria uit het Italiaanse belcanto. Hein was helemaal leip van opera en mocht graag een bandje in zijn cassetterecordertje afspelen als er geen klanten in de winkel waren. La Forza del Destino, ofwel de macht van het noodlot, was een van zijn favoriete opera’s. Het was hetzelfde noodlot dat op 8 maart 1990 een einde maakte aan het kleurrijke leven van de wielrennende Tarzan, strijder tegen onrecht. Hij werd slechts zestig jaar.
