VERZETSGROEP DE WITTE ANJER

Op 8 mei 1945 werd het Rijksbureau voor Documentatie van de geschiedenis van Nederland in Oorlogstijd opgericht, waarvan al in oktober dat jaar de naam werd gewijzigd in het handzamere Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Die naam werd eerst afgekort tot RvO, later tot RIOD. Op 1 januari 1999 veranderde de naam in het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD). Op zaterdagmiddag 22 november 1947 had het RIOD een onderhoud met mevrouw A.J. Kropff-Minderman op haar adres Maastrichtsestraat 82 te Scheveningen. Doel van het overleg meer inzicht te krijgen in het functioneren van de verzetsgroep De Witte Anjer, waarvan Ans Kropff-Minderman en haar echtgenoot Herman Kropff deel hadden uitgemaakt. Het overleg resulteerde in onderstaand verslag, waarvan het overgrote deel al in de korte biografie van Herman Kropff werd vermeld.

In 1940 richtten H. Kropff, Wim Merz en nog anderen – hoeveel en wie kan Mevrouw Kropff niet mededelen – de sabotage- en inlichtingengroep “De Witte Anjer” op. Medio 1941 is de Heer Kropff tot de O.D. ‘s- Gravenhage toegetreden. Of zijn medewerkers dit ook hebben gedaan is Mevrouw Kropff niet bekend. De leden van de Witte Anjer hadden zelf een zender gebouwd en slaagden er in daarmede contact te krijgen met de overkant. Mevrouw Kropff meent dat een dergelijk contact al in de Meidagen door haar echtgenoot was voorbereid. Alles wat maar op militair gebied voor de geallieerde oorlogvoering van belang kon zijn, werd overgeseind. Eind 1940 werd de zender echter door de S.D. overvallen. De jongens wisten nog net te ontkomen. Zij togen snel aan het werk om een nieuwe zender te bouwen, zodat zij weer spoedig in de lucht waren. Zij spraken soms op de golflengte van de Duitse radio Hilversum na sluitingstijd om 10 uur ’s avonds. Ze wekten de Nederlandse bevolking op zich tegen de Duitsers te keren. Toen de groep in de O.D. overging hielden zij de zender echter voor zich en opereerden daarmee niet in O.D. verband.

Dank zij de relaties van Ds. Keuter lukte het de Heer Kropff in 1941 naar Frankrijk te gaan. Hij vertoefde daar 9 maanden, werkte samen met de Franse illegaliteit en legde de contacten, nodig voor een lijn over land naar Spanje om van daar uit naar Engeland te komen. Na terugkomst van de Heer Kropff werd deze lijn druk gebruikt voor piloten. In zeer dringende gevallen mochten ook burgers hiervan gebruik maken. Hiernaast zorgde men ook voor persoonsbewijzen (men had goede contacten op het centrale bevolkingsregister Kleykamp (J. Roelin) en op het stadhuis), valse ausweisen en verzorgde men onderduikers.

Eind 1942 kwam de Heer Kropff via Jons Keuter in contact met Ir. F. ter Galestin, die ook met een groepje werkte en over een eigen lijn naar Spanje beschikte. Toen, na enige tijd, de lijn van de Heer Kropff kapot was, gebruikte hij die van Ir. Ter Galestin, alsmede die van Dr. Sanders, een Joodse arts uit Rotterdam, en Dr. Kasteyn. In 1943 werd de Heer Kropff zo intensief gezocht door de S.D., dat hij het geraden achtte met zijn vrouw te verdwijnen. Hij wilde naar Engeland uitwijken via de weg van Ir .Ter Galestin. Op 30 December 1943 vertrokken de Heer en Mevrouw Kropff in gezelschap van Gerard van Bree. Ze werden nog voor Rosendaal door de S.D. uit de trein gehaald onder het voorwendsel dat hun persoonsbewijzen vals waren. Het bleek echter al spoedig dat de S.D. van alles op de hoogte was dank zij het werk van de provocateur Van Bree. Beiden werden eerst naar de S.D. gevangenis te Scheveningen gezonden. (30 Dec. ’43 – 6 Juni 1944). Vandaar naar de S.D. afdeling Vught. Na Dolle Dinsdag werd Mevrouw Kropff vrijgelaten, terwijl haar echtgenoot op transport naar Duitsland werd gezet om niet meer terug te keren.

Mevrouw Jannink uit Enschede zal waarschijnlijk gegevens over de groep Ir. ter Galestin kunnen verschaffen. Misschien ook de Directeur van de Ketjenfabriek, de Jong, wonende te Wassenaar. Voorts verwijst Mevrouw Kropff naar Mevrouw van der Horst, Sandarijnstraat 56-I te Amsterdam W., voor het adres van haar zuster Mej. Verbeek . Deze Mejuffrouw Verbeek zat destijds in een Wageningse verzetsgroep. Mejuffrouw Eman, van Brakelstraat 98 te ‘s-Gravenhage kan inlichtingen geven over een groep in Dordrecht. De Heer en Mevrouw J. Elkhuizen-Kooreman, Goethelaan 28 te Utrecht hebben eveneens in een afzonderlijke groep gewerkt. Tenslotte vestigt Mevrouw Kropff nog de aandacht op de familie Breebaart uit Rijswijk. Van het gezin kwamen twee zoons en de Vader om. Een zoon is teruggekomen. Zij verzorgden een zender.

  • Het is duidelijk dat de studenten uit Den Haag en Delft zich bij de oprichting van hun sabotage- en inlichtingengroep ‘De Witte Anjer’ sterk hebben laten beïnvloeden door de gebeurtenissen tijdens Anjerdag op 29 juni 1940, die vooral In Den Haag veel indruk op iedereen moet hebben gemaakt. De Duitse bezetter reageerde hierop met behoorlijk strenge maatregelen, wat velen sterkten in hun mening dat het protest met illegale middelen moest worden voortgezet. In hun naïviteit over de Duitse bruutheid en onwetendheid van de technische mogelijkheden die de nazi’s ter beschikking stonden, liepen velen met hun spionagewerk en zenders al snel tegen de lamp. Dat overkwam ook de groep rond Herman Kropff.

  • Onmiddellijk na het begin van de oorlog richtte ook Gasper Galestin in Den Haag een inlichtingendienst op, waarbij Herman Kropff aansluiting vond en de zender bediende. Andere leden van de verzetsgroep waren onder meer Barend Klaas Keuter, diens vader dominee Albert Keuter, Leo Voogd, Wouter Brave en Jan Michiel Hillenius. Eind 1943 – begin 1944 werd bijna de gehele groep opgerold. Jan Michiel Hillenius werd op 4 september 1944 in Kamp Vught gefusilleerd. Een dag later tijdens Dolle Dinsdag werden hier ook Gasper Galestin en Leo Voogd geëxecuteerd. Ds. Albert Keuter en zijn zoon Barend Jan Keuter werden op Dolle Dinsdag op transport gezet naar concentratiekamp Bergen-Belsen, waar ze in maart 1945 aan de ontberingen bezweken. Herman Kropff ging op 5 september 1944 vanuit Kamp Vught naar het concentratiekamp Oranienburg en van daaruit omstreeks 15 oktober 1944 naar het concentratiekamp Neuengamme. Tijdens een ziekentransport naar Sandbostel is hij op 24 april 1945 overleden. Van de verzetsgroepen De Witte Anjer en Groep Galestin overleefde slechts enkelen de oorlog.

  • Toen de zender van Herman Kropff eind 1942, begin 1943 enige tijd uit de lucht was, maakte hij een tijdje gebruik van de zenders van Dr. Kasteyn en Dr. Sanders, een Joodse arts uit Rotterdam. Bij de eerste moet het haast wel gaan om de verzetsman Gerrit Willem Kastein (Zutphen, 25 juni 1910 – Den Haag, 19 februari 1943), die echter vooral in verzetskringen bekendheid verwierf door moordaanslagen op vrijdag 5 februari 1943 op generaal Hendrik Seyffardt en op 9 februari 1943 op Hermannus Reydon, de secretaris-generaal van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten, de president van de Nederlandsche Kultuurkamer en de gemachtigde voor volksvoorlichting. Kastein werd daarna gearresteerd en pleegde, om aan langdurige marteling te ontkomen, in de gevangenis zelfmoord. Hij was eerder betrokken bij de verzetsgroep CS-6 van de broers Jan Karel Boissevain en Gideon Willem Boissevain en werkte ook samen met verzetsgroepen, die foto’s van Duitse verdedigingsstellingen langs de Nederlandse kust via Zweden naar de Nederlandse regering in Londen wilden overbrengen. De genoemde Joodse arts uit Rotterdam moet Jacob Sanders (Sneek, 23 februari 1887 – Midden-Europa, 28 februari 1945) zijn geweest. Sanders had zich per 1 juli 1940 gevestigd te Pijnacker als rustend geneesheer en zou onder de schuilnaam ‘Jan Smit’ hulp hebben verleend aan parachutisten. Hij werd in mei 1942 gearresteerd en via Kamp Westerbork naar een van de Duitse concentratiekampen gebracht. Hij moet daar op 28 februari 1945 om het leven zijn gekomen. Het verbazende is hoe makkelijk al deze verzetsmensen, met zeer uiteenlopende achtergronden en verschillende woonplaatsen, met elkaar in contact kwamen. Verbazingwekkend is ook hoe makkelijk men ervaringen en apparatuur met elkaar deelde, zich blijkbaar amper bewust van de enorme risico’s die daaraan waren verbonden.

  • Ook opvallend: de groep rond Herman Kropff had goede contacten op het centrale bevolkingsregister Kleykamp (J. Roelin) en op het stadhuis. Vanaf april 1941 bevond dat Centrale Bevolkingsregister, een schaduwarchief waarin van elk Nederlands persoonsbewijs een kopie werd bewaard, zich in de villa Kleykamp in een van de betere wijken in Dan Haag. Het was dus zeker zeer nuttig daar een contact te hebben om valse identificatiebewijzen of distributiekaarten te kunnen verkrijgen. De villa Kleykamp werd op dinsdag 11 april 1944, de eerste werkdag na het lange paasweekeinde, door de geallieerden gebombardeerd. Daarbij kwamen 60 personen om het leven, die veelal daar werkzaam waren. Slechts een klein aantal medewerkers was lid of sympathisant van de NSB. Enkele medewerkers waren actief in het verzet en betrokken bij de illegale uitreiking van vervalste persoonsbewijzen. Dat Centrale Bevolkingsregister was opgezet door de overijverige ambtenaar Jacob Lentz. Diens echtgenote Suzanna Maria Roelijn (1894-1989) was uit onvrede met Jacobs activiteiten juist in april 1943 van hem gescheiden. Blijkbaar was zij de contactpersoon van de groep-Kropff, wat erg dicht bij de directeur van het schaduwarchief was.

  • Er duiken verder nog enkele personen op met wie Herman en Ans Kropff contacten hadden: Wim Merz, mevrouw Jannink uit Enschede, meneer De Jong van de Ketjenfabriek in Wassenaar, mevrouw Van der Horst en mejuffrouw Verbeek uit Amsterdam, actief in een verzetsgroep in Wageningen, mejuffrouw Eman die inlichtingen kan hebben een verzetsgroep in Dordrecht, de heer en mevrouw J. Elkhuizen-Kooreman van een Utrechtse verzetsgroep en de familie Breebaart uit Rijswijk. Er is wat summiere informatie terug te vinden over Pieter, Willem en Arnold Breebaart, drie broers die in de laatste oorlogsdagen in Duitse gevangenschap om het leven kwamen. Alle anderen uit het uitgebreide netwerk van de ‘De Witte Anjer’ zijn in de mist der tijd verdwenen.

Dit item was geplaatst door Muis.