GERRIT WILLEM KASTEIN (81)
Gerrit Willem Kastein (Zutphen, 25 juni 1910 – Den Haag, 19 februari 1943) ging nadat hij in Zutphen in 1927 de HBS-B had afgemaakt aan de Rijksuniversiteit Groningen geneeskunde studeren. Hij was er snel actief in enkele verenigingen, zoals de Groningsche Studenten Geheelonthouders Vereeniging, de Groningsche Studentenvereeniging voor den Volkenbond en de Sociaal-Democratische Studentenclub. In 1932 werd Kastein lid van de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP), een nieuwe partij die op 28 maart van dat jaar was opgericht door Piet J. Schmidt en Jacques de Kadt als linkse afsplitsing van de Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP). De afsplitsing was het gevolg van het verbod van het partijbestuur op het blad De Fakkel (dat eerder De Socialist heette) vanwege de te felle interne kritiek. De Fakkel werd daarna het partijblad van de OSP, onder redactie van de journalist Frank van der Goes, een van de leden van de literaire beweging der Tachtigers en een van de vertalers van Das Kapital van Karl Marx. In 1935 zou de OSP fuseren met de Revolutionair-Socialistische Partij (RSP) van Henk Sneevliet tot de trotskistische Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij (RSAP). Toen was Kastein al overgestapt naar Communistische Partij Holland (CPH), die vanaf 1935 de correctere naam Communistische Partij Nederland (CPN) aanhield.
Begin 1933 werd Kastein coassistent in de Psychiatrisch-Neurologische Klinik van de Universität Heidelberg. Dat was precies in de periode dat in Duitsland Adolf Hitler aan de macht kwam. Hij ontmoette er zijn latere echtgenote Ria Sachse, met wie hij twee kinderen zou krijgen. Vanaf 1934 studeerde hij weer in Leiden, waar hij in 1935 afstudeerde en assistent in de Psychiatrisch-Neurologische Kliniek Rhijngeest in Oegstgeest werd. Hij schreef in de daaropvolgende jaren veel artikelen over neurologische onderwerpen, vooral over de insulinecomatherapie en de cardiazol-shocktherapie ter genezing van schizofrenie. In 1937 promoveerde Kastein op het proefschrift Eine Kritik der Ganzheitstheorien.
Toen in 1936 de Spaanse Burgeroorlog uitbrak, meldde Kastein zich aan bij de Commissie ‘Hulp aan Spanje’ en vertrok eind 1936 voor drie maanden naar Spanje als hoofd van de Nederlandsche Ambulance, die als taak had gewonde burgers en Volksfrontsoldaten medische hulp te geven. Hij gaf onder meer medische hulp aan de Haagse communist Arie Kloostra, die hij tijdens de oorlog in het gewapend verzet weer zou tegenkomen. Na terugkeer werd hij over zijn Spaanse ervaringen geïnterviewd door het Belgische sociaaldemocratische dagblad Vooruit. Hij nam zitting in de redactie van Politiek en Cultuur, het maandblad van de CPN, en schreef over allerlei politieke onderwerpen, waaronder, op basis van zijn Spaanse ervaringen, over het belang van luchtbescherming. In 1938 publiceerde bij uitgeverij Pegasus de studie Het rassenvraagstuk, waarin hij de verschillende rassentheorieën van die periode analyseerde. In het voorwoord werd onder meer verwezen naar de NSB en de Nationaal-Socialistische Nederlandsche Arbeiderspartij (NSNAP), een bescheiden nationaalsocialistische arbeiderspartij die sinds 1993 onder leiding stond van majoor Kruyt (Den Haag, 5 april 1869 – Heemstede, 31 maart 1945). Deze bepleitte de deportatie van de volledige bevolking van de Caribische eilanden en deze te vervangen door Nederlanders. De NSNAP zou eind 1940 opgaan in de NSB. Ook hield Kastein in heel Nederland lezingen over de Spaanse burgeroorlog en het nationaalsocialistische gevaar uit het oosten.
In 1939 vestigde Kastein zich in Den Haag om als neuroloog in de kliniek van het ziekenfonds De Volharding te gaan werken. Al onmiddellijk nadat de Duitsers in mei 1940 Nederland hadden bezet werd hij actief in het verzet. Hij was op 17 mei 1940 aanwezig bij de vergadering van de lokale afdeling van de illegale CPN, waar de Haagse verzetsgroep De Vonk werd opgericht. De Sicherheitsdienst had Kastein al vroeg in het vizier gekregen en op 2 september 1941 probeerde men hem te arresteren. Hij werd echter tijdig gewaarschuwd en kon onderduiken. Later werd hij betrokken bij de verzetsgroep CS-6, vernoemd naar het adres Corellistraat 6 in Amsterdam waar de broers Jan Karel Boissevain en Gideon Willem Boissevain woonden. Kastein werkte ook samen met niet-communistische verzetsgroepen, die foto’s van Duitse verdedigingsstellingen langs de Nederlandse kust via Zweden naar de Nederlandse regering in Londen wilden overbrengen. De beoogde koerier bleek V-Mann Anton van der Waals te zijn, die het filmrolletje in Duitse handen speelde en via enkele tussenpersonen in contact wist te komen met Gerrit Willen Kastein.
Kastein was ook betrokken bij het Medisch Verzet en Medisch Contact. Lou de Jong zei later over Medisch Contact. Dat men hier ‘… de liquidaties van de hoofden van de Nederlandse departementen als urgenter en nuttiger beschouwden dan het uit de weg ruimen van prominente NSB’ers, die hoe abject hun rol ook was, geen werkelijke machtsposities innamen’. Begin 1943 deed hij samen met de communist Gerben Wagenaar een vergeefse poging de zaal van het departement van Binnenlandse Zaken, waar het college van secretarissen-generaal vaak vergaderde, op te blazen. Het tweetal slaagde er in explosieven naar binnen te smokkelen, maar die werden voortijdig ontdekt.
Toen op 3 februari 1943 de Duitse nederlaag bij Stalingrad in volle omvang bekend werd, vond Kastein het tijd de Duitsers nog verder te demoraliseren. Samen met Gerrit Wagenaar maakte hij direct na de mislukte aanslag bij Binnenlandse Zaken in het restaurant van V&D in Utrecht het plan op om elke week, op dezelfde dag en hetzelfde tijdstip, iemand te liquideren. Hoog op hert lijstje stonden de NSB’ers Mussert, Van Geelkerken en Rost van Tonningen. Er volgde binnen enkele dagen twee aanslagen.
Op de avond van vrijdag 5 februari 1943 werd generaal Hendrik Seyffardt in zijn huis aan de Haagse Van Neckstraat 36 (op slechts 200 meter van de woning van Gerrit Willem Kastein in de Van der Aastraat 14) neergeschoten door Kastein en Jan Verleun, ook een lid van CS-6. Seyffardt was enkele dagen eerder, 1 februari 1943, door Anton Mussert binnen diens schaduw-kabinet van ‘Gemachtigden’ benoemd tot commandant van het Nederlandsche Vrijwilligerslegioen. Het verzet vreesde dat dit een opzet was naar een kabinet-Mussert met Seyffardt als minister van Oorlog en de invoering van een militaire dienstplicht ten behoeve van de Duitse oorlog aan het oostfront. Op 6 februari 1943 bezweek Seyffardt aan zijn verwondingen. Vóór hij overleed vertelde Seyffardt aan de Sicherheitsdienst te veronderstellen dat de daders studenten waren. De Duitsers hielden op basis daarvan een razzia onder studenten en voerden enkele maanden later de loyaliteitsverklaring in die studenten dienden te tekenen om verder te mogen studeren. Zijn dood was ook een van de aanleidingen tot grootschalige Duitse represailles in Nederland, de zogenaamde Aktion Silbertanne. Later ontstond steeds meer twijfel over de deelname van Kastein, die slechts bij de voorbereiding betrokken zou zijn geweest. De tweede man zou Leo Frijda zijn geweest, maar bij zijn rechtszaak in januari 1944 zou Verleun de inmiddels al gedode Kastein hebben genoemd om Frijda, die nog steeds op vrije voeten was, vrij te pleiten.
Op 9 februari 1943 pleegde Kastein in Voorschoten de dodelijke aanslagen op Hermannus Reydon, die acht dagen eerder door Mussert was benoemd tot opvolger van prof. dr. Tobi Goedewaagen als secretaris-generaal van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten, als president van de Nederlandsche Kultuurkamer en als gemachtigde voor volksvoorlichting. Bij de aanslag kwam Reydons echtgenote Wilhelmina Haak Steenhart direct om het leven; Reydon zelf raakte gewond en overleed ruim zes maanden later.
Op 11 februari 1943 werd Piet Wapperom, een lid van de Haagse verzetsgroep De Vonk, in Utrecht door de Sicherheitsdienst Rotterdam gearresteerd en opgesloten in de Rotterdamse Noordsingelgevangenis. Een week later arresteerde de Sicherheitsdienst in Den Haag vier anderen leden van De Vonk Jan van Kalsbeek, Evert Ruivenkamp, Henk Middendorp en Gerard van der Laan. Ze werden een half jaar later op de Waalsdorpervlakte gefusilleerd. Wapperom ontsprong de dans omdat men nader onderzoek op hem wilde plegen. Op Wapperom werd een notitieboekje aangetroffen met hierin een afspraak met Gerrit Willem Kastein op 19 februari 1943 in café De Kroon in Delft. Ze zouden daar het nogal ambitieuze plan doornemen om alle arbeidsbureaus in Nederland tegelijkertijd in brand te steken om de verdere uitzending van Nederlandse mannen naar Duitsland te dwarsbomen. Wapperom werd door de Sicherheitsdienst als lokaas in het café neergezet, met een bezemsteel in zijn broekspijpen zodat hij niet kon weghollen. Toen Kastein keurig op tijd om 10.00 uur ’s morgens binnenkwam werd hij direct gearresteerd en in een gereedstaande auto met valse nummerplaten afgevoerd. Kastein slaagde er in de auto echter in om een pistool uit zijn jaszak te trekken en Ernst Knorr van de Sicherheitsdienst neer te schieten. Kastein wist echter niet te ontkomen en na fouillering vond men ook bij hem een notitieboekje met een afspraak met de communistische verzetsman Lucas Spoor later die dag. Op het Binnenhof aangekomen verklaarde Kastein zich bereid om naar die ontmoeting te gaan in een koffiehuis te Voorburg. Toen SD’er Johannes Hoffman daar uitstapte en naar het koffiehuis liep, wist Kastein het pistool, tussen zijn benen verborgen, opnieuw te pakken en in de wagen de SD’er Martin Kohlen in zijn been te schieten. Kastein probeerde te vluchten, maar kwam niet ver. Terwijl hij werd afgevoerd naar het Binnenhof, stormde vier gewapende mannen het koffiehuis uit. Na de oorlog verklaarde Anton van der Waals, die toen de schuilnaam Luc gebruikte, had Kastein deze vier man in de kroeg had geplaatst omdat hij vermoedde dat achter Lucas Spoor de veel gezochte verrader Toni de Wilde schuilging. Kastein zou dus zijn gekomen om hem te liquideren. Van der Waals vertelde ook hoe hij aan Kastein had uitgelegd hoe hij een pistool op zijn lichaam kon verbergen, zodat het bij fouillering niet gevonden zou worden.
Bij het Binnenhof wist Kastein voor een tweede pistool, ditmaal op zijn onderbuik verborgen, te trekken en probeerde zichzelf in de borst te schieten. Het wapen ketste echter. Hij werd nu overgebracht naar de verhoorkamer op de tweede verdieping in de uitbouw boven de ingang van Binnenhof 7. Kastein was op het ergste voorbereid. Aan zijn vriend Mathieu Smedts had hij eerder verteld: ‘Als de nazi’s je ooit te pakken krijgen, dwingen ze je om te praten. Maak je geen illusies, je slaat door.’ Toen op één na alle SD’er de kamer voor nader overleg verlieten, wist Kastein op te staan en door een gesloten raam aan de noordzijde te springen. Volgens de mythe sprong hij met stoel en al, in werkelijkheid werd pas hierna op basis van deze zelfmoordpoging door Wilhelm Harster, de Befehlshaber van de SiPo/SD, de regels zodanig aangescherpt dat vanaf dat moment een gevangene altijd met één hand aan een stoel werd vastgebonden. Kastein liep een schedelbasisfractuur op en overleed enkele uren later in een ziekenhuis aan de Zuidwal.
Op 24 februari 1943 vond de crematie in Velsen plaats. Zijn as werd na de oorlog in Loenen bijgezet op het Nationaal Ereveld (vak A, nummer 113). Op 7 mei 1946 ontving Gerrit Willem Kastein postuum het Verzetskruis 1940-1945: ‘Voor onder gevaarlijke omstandigheden betoonden moed, initiatief, volharding, offervaardigheid en toewijding in den strijd tegen den overweldiger van den Nederlandsche onafhankelijkheid en voor het behoud van de geestelijke vrijheid, daarbij in hem eerende één der uitingsvormen van het verzet, dat in zijn veelzijdige activiteit van 15 mei 1940 tot 5 mei 1945 in stijgende mate den vijand heeft geschaad en op onvergetelijke wijze tot de bevrijding van het Vaderland heeft bijgedragen.’
Op dinsdag 20 juni 2017 is een klein hoekkamertje op de tweede verdieping van Binnenhof 7 officieel naar hem vernoemd. Dit gebeurde in aanwezigheid van Khadija Arik, toenmalig Tweede Kamervoorzitter Khadija Arib, de dochter en kleinkinderen van Gerrit Kastein en auteur Buck Goudriaan, die een biografie schreef over Gerrit Willem Kastein.