DE DRIE GRATIËN – 059

059 Edouard BissonÉdouard Louis Félix Bisson (Parijs, 6 april 1856 – Orgeval, 8 juli 1945) was rond de eeuwwisseling een gerenommeerd portrettist, met genretaferelen als specialiteit. Hij was een representatieve vertegenwoordiger van de zogenaamde Academische kunst, de term die wordt gebruikt voor de kunst en kunstenaars die gedurende de 19e eeuw onder invloed stonden van de Franse Académie des Beaux-Arts. In de 19e eeuw moesten jonge artiesten jarenlang een strenge opleiding volgen. Alleen studenten met een referentie van een professor in de beeldende kunst werden toegelaten tot de École des Beaux-Arts. Hun opleiding bestond vooral uit tekenen van klassieke beeldhouwwerken,  om daarmee de basisprincipes van contour, licht en schaduw onder de knie te krijgen. Als ze dit onderdeel met succes hadden afgerond, konden ze met levende modellen gaan oefenen. Pas aan het eind van de opleiding kwam het leren schilderen aan bod en wel door toegelaten te worden tot de studio van een academicus. Alleen kunstenaars die zich hielden mochten exposeren in de prestigieuze Parijse Salons, waarmee ze toetraden tot de gevestigde orde in de kunstwereld. Het academisme kreeg eind 19e eeuw steeds meer kritiek. Een scheldnaam van de Franse academiekunst was ‘Art pompier’, letterlijk brandweerkunst, een verwijzing naar de net-echt blinkende helmen van de afgebeelde historische helden. De opkomende impressionisten stonden lijnrecht tegenover deze academische kunstopvatting. Ze werden dan ook consequent geweigerd door de Salons, tot in 1897 de ban werd gebroken toen in het Musée du Luxembourg een alternatieve Salon gehouden, waar moderne schilders als Paul Cézanne, Edgar Degas, Édouard Manet en Claude Monet mochten exposeren. Jean-Léon Gérôme, een belangrijke vertegenwoordiger van de academische kunst en professor aan de École des Beaux-Arts, dreigde daarop zijn functie neer te leggen als de werken zouden worden geëxposeerd. Hij waarschuwde zelfs voor de “ondergang van de Franse natie”, maar 38 van de 67 schilderijen werden toch tot de tentoonstelling toegelaten.

Édouard Bisson was een leerling van deze Jean-Léon Gérôme. Van hem zijn op Muizenest Odalisken 16, Odalisken 17 en Odalisken 21 opgenomen. Bisson exposeerde regelmatig op de Salon, waar vooral zijn vrouwelijke figuren in de academische smaak van die tijd erg in de smaak vielen. Hij kreeg een eervolle vermelding in 1881 en 1889 en een medaille van de derde klasse in 1897. In 1900 ontving hij een bronzen medaille voor de Wereldtentoonstelling in Parijs. Hij trouwde op 5 augustus 1899 met de schilderes Frédérique Heyne, bekend onder de naam Frédérique Vallet-Bisson. In 1908 werd hij beroemd tot ridder van het Légion d’honneur, de hoogste Franse onderscheiding. Tot zijn dood in 1945 op 89-jarige leeftijd bleef Bisson exposeren, waarbij hij zich niets aantrok van alle nieuwe trends die de kunstwereld inmiddels overspoelden. Binnen die kunstwereld kwamen die werken inmiddels erg gedateerd, zoals deze erg kuise versie van de Drie Gratiën.

059 Edouard Bisson - Die drei Grazien 1899

Dit item was geplaatst door Muis.