OST-FRIESLAND 16


..
Gristelde, 
Rhododendronpark, © Frans van den Muijsenberg, 6 mei 2025.

OST-FRIESLAND 15


..
Gristelde, 
Rhododendronpark, © Frans van den Muijsenberg, 6 mei 2025.

OST-FRIESLAND 14


..
Gristelde, 
Rhododendronpark, © Frans van den Muijsenberg, 6 mei 2025.

OST-FRIESLAND 13


..
Gristelde, 
Rhododendronpark, © Frans van den Muijsenberg, 6 mei 2025.

OST-FRIESLAND 12


..
Gristelde, 
Rhododendronpark, © Frans van den Muijsenberg, 6 mei 2025.

OST-FRIESLAND 11


..
Gristelde, 
Rhododendronpark, © Frans van den Muijsenberg, 6 mei 2025.

OST-FRIESLAND 10


..
Gristelde, 
Rhododendronpark, © Frans van den Muijsenberg, 6 mei 2025.

OST-FRIESLAND 09


..
Gristelde, 
Rhododendronpark, © Frans van den Muijsenberg, 6 mei 2025.

OST-FRIESLAND 08


..
Gristelde, 
Rhododendronpark, © Frans van den Muijsenberg, 6 mei 2025.

OST-FRIESLAND 07


..
Gristelde, 
Rhododendronpark, © Frans van den Muijsenberg, 6 mei 2025.

OST-FRIESLAND 06


..
Gristelde, 
Rhododendronpark, © Frans van den Muijsenberg, 6 mei 2025.

OST-FRIESLAND 05


..
Wiessens, in de omgeving van Aurich, fonteintje, vlakbij het oorlogsmonument voor de gesneuvelden van de beide wereldoorlogen en de Johannes der Tauferkirche
, © Frans van den Muijsenberg, 6 mei 2025.

OST-FRIESLAND 04


..
Wiessens, in de omgeving van Aurich, het oorlogsmonument voor de gesneuvelden van de beide wereldoorlogen, vlak bij de Johannes der Tauferkirche
, © Frans van den Muijsenberg, 6 mei 2025.

OST-FRIESLAND 03


..
In de omgeving van Aurich, de Johannes der Tauferkirche in Wiessens
, © Frans van den Muijsenberg, 6 mei 2025.

OST-FRIESLAND 02


..
In de omgeving van Aurich, Osteregelsemoor
, © Frans van den Muijsenberg, 5 mei 2025.

OST-FRIESLAND 01


..
In de omgeving van Aurich, Osteregelsemoor
, © Frans van den Muijsenberg, 5 mei 2025.

102 – ST. AUGUSTINUSKLOOSTER 4


..
Nijmegen, voormalig
St. Augustinusklooster aan de Graafseweg, © Frans van den Muijsenberg, 13 september 2006.

101 – ST. AUGUSTINUSKLOOSTER 3


..
Nijmegen, voormalig
St. Augustinusklooster aan de Graafseweg, © Frans van den Muijsenberg, 13 september 2006.

AUSSENKAMP 11 – BREMEN II. SS-BAUBRIGADE

In de herfst van 1942 werden in Duitsland verschillende SS-Baubrigaden opgericht, die een soort subkamp van de naziconcentratiekampen waren. Deze eenheden bestonden meestal uit mannelijke niet-Joodse gevangenen – de meesten waren Polen of Russen. De overlevingskansen waren in deze mobiele eenheden groter dan in de hoofdkampen waaraan ze verbonden waren. Door de inzet van deze Baubrigaden in de grote Duitse steden maakte de bevolking voor het eerst kennis met de gevangenen in de concentratiekampen en de erbarmelijke omstandigheden waarin ze daar leefden. Tegen het einde van de oorlog waren er dertien Baubridgaden, met ongeveer 9.500 gevangenen. Tussen september 1942 en mei 1945 maakten naar schatting 17.000 mannelijke gevangenen deel uit van het Baubrigaden- systeem, voornamelijk afkomstig uit de hoofdkampen Buchenwald , Neuengamme en Sachsenhausen. Binnen het systeem waren ook nog SS-Eisenbahnbaubrigaden werkzaam, waarvoor de dwangarbeiders voornamelijk uit Auschwitz en Dachau kwamen. Het voorstel om mobiele arbeidseenheden te formeren kwam van Hans Kammler (Stettin, 26 augustus 1901 – Praag, 9 mei 1945), een Duitse architect die hoofd was van de bouw- en bewapeningsprojecten van het Derde Rijk, SS-Obergruppenführer en generaal in de Waffen-SS. Hij was verantwoordelijk voor de bouw van alle concentratiekampgebouwen, gaskamers en crematoria. In 1942 publiceerde hij het artikel ‘Vorschlag für die Aufstellung von SS-Baubrigaden’, waarin hij stelde dat het informele ‘Friedenshaus Programm’ voor Oost-Europa van Heinrich Himmler, dat voorzag in de bouw van nederzettingen, kampen en bevoorradingsdepots in de nieuw veroverde gebieden, een groot bouwvolume betekende waarvoor ongeveer 175.000 gevangenen moesten worden ingezet. Kappler stelde voor dat deze gevangenen moesten worden verdeeld over 4.800 arbeidsdetachementen die zich tussen de bouwplaatsen konden verplaatsen. Omdat ook de Duitse wapenindustrie steeds meer dwangarbeiders nodig had moesten de plannen van Kammler al snel worden bijgesteld. Toen daarnaast de Duitse steden steeds zwaarder werden gebombardeerd, gaf Himmler opdracht de SS-Baubrigaden in te zetten in de Duitse steden om de vernielingen door de geallieerde bombardementen op te ruimen. Vanaf 1943 concludeerde Albert Speer, die verantwoordelijk was voor de Duitse wapenindustrie, dat het inzetten van arbeiders bij deze opruimwerkzaamheden ten koste ging van de wapenproductie (meer…)

GERRIT JACOBUS KRUIJD

Al voor de oorlog moesten communisten in Nederland vaak in het geheim opereren. Het was ambtenaren verboden lid te zijn van de Communistische Partij Nederland (CPN) of de Revolutionair–Socialistische Arbeiderspartij (RSAP), respectievelijk de leninistisch-marxistische en de stalinistische tak van de politieke stroming. Duitse communisten die vanaf 1933 naar Duitsland waren gevlucht, liepen het risico terug in de armen van de nationaalsocialisten te worden gedreven. Die werden daar door de Gestapo doorgestuurd naar de concentratiekampen die in nazi-Duitsland verrezen, voorzien van een rode driehoek die aangaf dat het politieke gevangenen betrof. De nazi’s beschouweden het communistische bolsjewisme als onderdeel van de ‘Joodse samenzwering’ en communisten werden dan ook beschouwd als staatsgevaarlijk. Daar werd in Nederland slechts in beperkte mate gematigder over gedacht. Nadat de Duitsers Nederland waren binnengevallen, werden de communistische partijen en organisaties verboden. Omdat de communisten al grotendeels in het geheim moesten opereren, was het slechts een kleine stap in verzet te gaan. Vanuit de illegaliteit ondernamen communistische strijders gewapende acties, pleegden sabotage en hielpen onderduikers. Terwijl van de Nederlandse bevolking slechts kleine groepjes na de Duitse inval in het verzet actief werden, stapten vanuit de communistische beweging de leden massaal over naar de illegaliteit. Na mei 1940 had de illegale CPN al snel duizenden verzetsleden, waarvan velen al waardevolle ervaring hadden met illegaal werk. Zo werd de verzetskrant De Waarheid in 1940 landelijk verspreid en het communistisch verzet stond aan de basis van de Februaristaking van 25-26 februari 1941.  De Gestapo was echter in het voordeel omdat ze in de dertiger jaren hadden samengewerkt met de Nederlandse inlichtingendienst. Ze hadden daardoor veel informatie over de Nederlandse communisten en gebruikte dat om de Nederlandse communisten fanatiek te vervolgen. Daar werd pas echt fanatiek mee begonnen nadat Duitsland in juni 1941 Rusland had aangevallen (Operatie Barbarossa). In de nacht van 24 op 25 juni 1941 pakte de Duitsers onder de naam ‘CPN-Aktion’ meer dan vierhonderd vooraanstaande communisten op en in de maanden daarop nog eens 175 personen. (meer…)

CÉSAR BALDACCINI

César Baldaccini (Marseille, 1 januari 1921 – Parijs, 6 december 1998), die meestal werkte onder zijn voornaamCésar,  en zijn tweelingzus Amandine werden in de arbeiderswijk Belle-de-Mai in Marseille geboren in een Italiaans gezin van Toscaanse afkomst, die in de havenstad een café hadden. Hij was een absolute autodidact. In zijn jeugdjaren tekende en knutselde hij met blikken om karretjes voor zijn broertje te maken. Al op twaalfjarige leeftijd ging hij van school, eerst om in vaders zaak te hebben en ook om voor een karig salaris te werken voor de slager in de buurt. Van 1935 tot 1939 ging hij naar de École supérieure des beaux-arts de Marseille, waar hij in 1937 drie prijzen won, voor graveren, tekenen en architectuur. In de eerste jaren van de oorlog bekwaamde hij zich in allerlei oplichtingszaken om nog een beetje geld te verdienen. In 1943 trok hij naar Parijs waar hij werd toegelaten tot de École nationale supérieure des beaux-arts. In 1945 keerde hij terug naar Marseille om te trouwen met Maria Astruc, met wie hij een bedrijf oprichtte. Ze zouden in 1959 scheiden. In 1946 keerde hij terug naar Parijs, waar hij een studio bewoonde in een voormalig bordeel, waarvan de kamers waren toegewezen aan studenten. Daar ontmoette hij Émilienne Deschamps, die later een van zijn muzen zou worden. (meer…)

JURRIAAN JAN MENDELAAR

Jurriaan Jan Mendelaar (Djambi, 8 juni 1924 – Bergen-Belsen, 30 mei 1945) werd geboren op Sumatra waar toen de stad Djambi (tegenwoordig Jambi) de hoofdstad was van de gelijknamige regio. In 1657gaf de toenmalige sultan aan de Nederlander Beschseven toestemming om in het stadje Djambi (Midden-Sumatra) een markt te openen voor de handel in de regio. Djambi was het residentieel centrum en de zetel van de koning, die hier een mooi paleis het, het Tanah Pilih-paleis. Dat paleis werd in 1858 door de sultan zelf platgebrand, toen het Nederlandse leger Djambi aanviel. Dat was een tegenaanval, nadat eerder de sultan het Nederlandse oorlogsschip Van Hauten hadden aangevallen en tot zinken hadden gebracht. Vanuit de ruïnes van het paleis namen de Nederlanders de macht over en gebruikten het als hoofdkwartier voor het Nederlandse leger. In 1904, plaatsten de Nederlanders het koninkrijk Djambi volledig onder het koloniale grondgebied van Nederlands-Indië. Sumatra bleef voor de Nederlandse koloniale macht altijd het lastigste deel van Nederlands-Indië. Men had vooral de handen vol aan Atjeh (Noord-Sumatra) waar voortdurend conflicten uitbraken, maar ook in Djambi was het voortdurend onrustig. Constant moest de regering voorzichtig omgaan met de lokale bestuurders om te zorgen dat het niet uit de hand liep. Dat lukte niet altijd. De bevolking van Djambi maakte niet bepaald de indruk het Nederlands gezag te erkennen. Er waren constant moorden, opstanden en interne conflicten. Het kostte continu enorme moeite het gezag en prestige van het gouvernement overeind te houden, maar dat lukte dus niet altijd. Op 23 mei 1885 werd bijvoorbeeld het gezellig samenzijn in de sociëteit van Djambi ruw verstoord toen twee inheemse mannen binnendrongen en dood en verderf zaaiden. Het gouvernement greep bijzonder hard in, de gebruikelijke koloniale reactie. Naar aanleiding van dit incident berichtte De Javabode op 5 juni 1885: ‘Djambi is altijd geweest en is nog steeds een kwaadaardig broeinest, van muiterij en fanatisme. Handel daar slap en de geheele omstreek staat ter eenige tijd in vuur en vlam. Het Gouvernement moet bedenken, dat in inlanders, in massa genomen, ons niet of weinig meer vreezen, doch integendeel verachten, om dezelfde reden waarom elke Oosterling alle eeuwen door een vreemde macht veracht heeft en steeds verachten zal, n.l. om onze te Atjeh jaren achtereen betoonde zwakheid.’ (meer…)

CIMON EN PERO 26

Jost Amman (Zürich, 3 juni 1539 – Neurenberg, 17 maart 1591) was een Zwitsers -Duitse kunstenaar, vooral bekend om zijn houtsneden , voornamelijk gemaakt ter illustratie van boeken. Hij was de zoon van een professor in de Klassieken en Logica. Amman was een autodidact. Er is weinig bekend over zijn persoonlijke geschiedenis, uitgezonderd dat hij in 1560 naar Neurenberg verhuisde, daar het staatsburgerschap aannam en er de rest van zijn leven bleef wonen. Hij werkte aanvankelijk samen met Virgil Solis, destijds een vooraanstaand producent van boekillustraties. Amman had een opmerkelijke productiviteit, wat kan worden opgemaakt uit de verklaring van een van zijn leerlingen, die zei dat de tekeningen die hij gedurende een periode van vier jaar maakte een hooiwagen zouden hebben gevuld. ER worden ongeveer 1.500 prenten aan hem toegewezen. Een groot aantal van zijn originele tekeningen bevindt zich in het Berlijnse prentenkabinet. Hij was een van de laatste grote producenten van houtsneden voor boeken, aangezien gravures gedurende zijn carrière geleidelijk die rol overnamen. Hoewel hij, zoals de meeste houtsnedekunstenaars, normaal gesproken een gespecialiseerde vormsnijder het blok naar zijn tekening liet snijden, nam hij af en toe zowel een snijmes als een ganzenveer op in zijn handtekening op prenten, wat suggereert dat hij soms zijn eigen blokken sneed. Een reeks gravures van Amman van de koningen van Frankrijk, met korte biografieën, verscheen in 1576 in Frankfurt. Hij maakte ook veel van de houtsnede-illustraties voor de Bijbel die in Frankfurt werd uitgegeven en voor een topografisch overzicht van Beieren. Een ander seriewerk, de Panoplia Omnium Liberalium Mechanicarum et Seden-tariarum Artium Genera Continens, met 115 platen, is van grote waarde. Ammans tekeningen zijn correct en levendig; zijn beschrijving van de details van het kostuum is nauwkeurig en gedetailleerd. Schilderijen in olieverf en op glas worden aan hem toegeschreven, maar geen enkele is geïdentificeerd. Natuurlijk mocht in dit oeuvre de klassieke mythe van Cimon en Pero niet ontbreken.  (meer…)

100 – ST. AUGUSTINUSKLOOSTER 2


..
Nijmegen, voormalig
St. Augustinusklooster aan de Graafseweg, © Frans van den Muijsenberg, 13 september 2006.

099 – ST. AUGUSTINUSKLOOSTER 1


..
Nijmegen, voormalig
St. Augustinusklooster aan de Graafseweg, © Frans van den Muijsenberg, 13 september 2006.

BOMBARDEMENTEN OP NEDERLAND 03

Op vrijdag 10 mei 1940 begon in de vroege ochtenduren de Duitse aanval op Nederland. Al in de eerste uren landden de eerste Duitse parachutisten op het eiland IJsselmonde. Ze moesten alle bruggen bij Rotterdam en Dordrecht in bezit nemen om de opmars van het Duitse leger zo snel mogelijk te laten verlopen. De Duitsers verkenners die naar het gebied van Ridderkerk en Hendrik-Ido-Ambacht waren gestuurd om het veer naar Alblasserdam te bezetten, troffen daar tot hun grote verbazing geen veer aan, maar een prachtige nieuwe verkeersbrug over de Noord bij Alblasserdam. Eind dertiger jaren was deze brug gebouwd om te zorgen voor een vaste verbinding tussen het eiland IJsselmonde en de Alblasserwaard. De brug werd op 14 november 1939 geopend. Op dezelfde dag werd ook het nieuwe stuk van de A15 tussen Sliedrecht en Hendrik-Ido-Ambacht geopend, waardoor er een snelle verbinding tussen Rotterdam en Nijmegen ontstond. Op de verouderde stafkaarten van het Nederlandse leger werd deze nieuwe verkeersbrug en het nieuwe stuk van de A15 nog niet aangegeven. Het gevolg daarvan was dat het Nederlandse leger tijdens de meidagen van 1940 geen gebruik maakte van de nieuwe oost-west verbinding. Ook het Duitse leger maakte er echter geen gebruik van, want ook de Duitse inlichtingendienst hadden gemist dat deze verbinding al een half jaar lang in gebruik was. Het Duitse leger gebruikte dezelfde verouderde stafkaarten als het Nederlandse leger. In zijn memoires zou generaal Kurt Student, de bevelhebber van de Duitse luchtlandingstroepen, later opmerken dat hij niet beter wist dan dat de brug over de Noord nog steeds in aanbouw was. (meer…)

EROTIEK IN DE 19E EEUW – 66

EROTIEK IN DE 19E EEUW – 65

BETTY TANNENBAUM – 24

Beppy Tannenbaum werd op 23 oktober 1934 in Amsterdam geboren als dochter van de Bernhardt (Benni) Tannenbaum (Hersfeld, 25 april 1902 – Mauthausen, 1 februari 1945) en Hertha Krämer (Butzbach, 23 oktober 1903 – Weisskirchen, 1 februari 1945). Benni had één zus en twee broers: Bella Blumenfeld, Alex Tannenbaum en Fred Fritz Tannenbaum. Gezien Beppy’s geboortedag is het echtpaar kort nadat de nationaalsocialisten in 1933 aan de macht kwamen naar Nederland gevlucht. Maar … er zijn in Duitsland in hun geboortesteden Stopersteine geplaatst, met compleet andere gegevens. Op beide wordt aangegeven dat het echtpaar pas in 1938 naar ‘Holland’ zou zijn gevlucht, waarbij vraagtekens kunnen worden geplaatst. Ze zouden in 1944 vanuit Westerbork zijn gedeporteerd naar Auschwitz, waarna Hertha in Lager Weisskirchen en Benni in Buchenwald zou zijn vermoord. Ik heb vooralsnog voor Benni Mauthausen aangehouden, zoals vermeld op Joods Monument.

In februari 1941 woonde het gezin in de Meeuwenlaan 104 a-huis in de hoofdstad en hadden hier een kofferfabriek. Bernhardt en Hertha overleden beiden op dezelfde datum in Oostenrijk, maar Bernhardt in het beruchte kamp Mauthausen en Hertha in het dorpje Weisskirchen, waarvan zich blijkbaar een buitenkamp van Auschwitz bevond maar waarvan niets is terug te vinden. De naam Mauthausen was al vroeg in de oorlog berucht onder de Joodse bevolking. In Amsterdam vonden op 22 en 23 februari 1941 razzia’s plaats, waarbij merendeels jonge mannen werden opgepakt.  Vanuit kamp Schoorl vertrokken op 27 februari 1941 en 22 mei 1941 treinen naar Mauthausen, waarmee respectievelijk 390 en 342 personen werden weggevoerd. (meer…)

BOMBARDEMENTEN OP NEDERLAND 02

Toen de oorlog in 1939 uitbrak was Schiphol nog niet meer dan bescheiden luchthaven in een kale polder van de gemeente Haarlemmermeer, maar toch ook al volop in bedrijf als burgerluchthaven. Luchtvaartmaatschappij KLM had al jarenlang intercontinentale lijndiensten naar Batavia (Jakarta) en Curaçao en bood via Curaçao ook vluchten aan naar Noord-, Zuid- en Midden-Amerika. Toen Duitsland op 10 mei 1940 ons land binnenviel werden een aantal strategische plaatsen gebombardeerd, voornamelijk luchthavens. Schiphol was er een van. Op 11 mei 1940 werd de luchthaven voor een tweede maal door de Duitsers gebombardeerd. Zodra Nederland op 15 mei 1940 capituleerde, werd de luchtvanen door de Duitsers omgedoopt in Fliegerhorst 561 en in gebruik genomen als militaire vliegbasis.

Een van de vliegtuigen die op de Pinksterzaterdag 11 mei 1940 op weg was naar Schiphol voor het tweede bombardement werd waarschijnlijk geraakt door het Nederlandse afweergeschut dat in Sloten stond. Het aangeschoten vliegtuig heeft toen om gewicht kwijt te raken haar bommen afgegooid, die in Amsterdam terecht kwamen. Er is een onwaarschijnlijke alternatieve theorie dat het oude postkantoor achter het Paleis op de Dam, slechts 350 meter verwijderd van de plaats waar de bomen terecht kwamen, het doelwit zou zijn geweest. Hier was namelijk een communicatiecentrum van het Nederlandse leger gevestigd. (meer…)

098 – BURGEMEESTER DALESLAAN 4


..
Nijmegen, Burgemeester Daleslaan, © Frans van den Muijsenberg, 23 juli 2006.
(meer…)

097 – BURGEMEESTER DALESLAAN 3


..
Nijmegen, Burgemeester Daleslaan, © Frans van den Muijsenberg, 23 juli 2006.
(meer…)

BOMBARDEMENTEN OP NEDERLAND 01

Er hebben zich in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog ongeveer 640 bombardementen plaatsgevonden, een aantal grote en heel veel kleine bombardementen, met in totaal vele duizenden burgerslachtoffers. Van die bombardementen nam nazi-Duitsland er veertig voor haar rekening, de resterende 600 bombardementen werden uitgevoerd door de geallieerde troepen. In de herinnering is eigenlijk vooral het bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940 blijven hangen. In het kwartier tussen 13.27 en ongeveer 13.40 uur werd bijna de gehele historische binnenstad van Rotterdam vernietigd. Heel lang is voor het aantal slachtoffers van dat bombardement het aantal van 900 doden aangehouden, maar er circuleerden ook schattingen van ruim 1.400 slachtoffers. Vrij recent wees uit dat er door het bombardement zelf die dag 712 mensen omkwamen en dat zo’n 80.000 inwoners dakloos werden. Daarmee is het niet langer het dodelijkste bombardement op Nederland, want bij het zogenaamde ‘vergissingsbombardement’ op Nijmegen op 22 februari 1944 kwamen ongeveer 800 mensen om het leven. Bij de bulk van de bombardementen kwamen geen of een paar mensen om het leven, maar er zijn toch zeker minimaal vijftig bombardementen waarbij minimaal 40 dodelijke slachtoffers ter bespeuren waren. Het NIOD hanteert hierbij het volgende overzicht van bombardementen en burgerslachtoffers: (meer…)

WIE BEPAALT DE GRENZEN VAN DE RUSSISCHE WERELD – 2

Wie bepaalde de grenzen van de ‘Russische wereld’?
Een korte geschiedenis van het separatisme in de Donbas
Meduza, 17 februari 2023, door Konstantin Skorkin

deel drie – Het gebruik en misbruik van het separatistische idee

In de jaren negentig slaagde Kiev erin de gemoederen te bedaren. De referenda van Donetsk en Loehansk in 1994 werden voor de rechter aangevochten, en Leonid Koetsjma, die campagne voerde volgens een unitair model van staatsontwikkeling, won de presidentsverkiezingen. Hij verpletterde het verzet van de regionale elites in de Donbas en op de Krim.

Maar tien jaar later kwam de Oranjerevolutie – massale protesten op het Onafhankelijkheidsplein in Kiev als reactie op de omstreden en, volgens velen, frauduleuze presidentsverkiezingen tussen Viktor Janoekovitsj en Viktor Joesjtsjenko. In de jaren voorafgaand aan de Oranjerevolutie was Janoekovitsj erin geslaagd op te klimmen van gouverneur van Donetsk tot premier van het hele land. In 2004 stelde hij zich kandidaat voor het presidentschap tegen zijn belangrijkste rivaal, Viktor Joesjtsjenko, en won uiteindelijk, te midden van talloze beschuldigingen van verkiezingsfraude en kiezersintimidatie – de methoden van Donetskije om zelf een president te creëren. De aanhangers van Joesjtsjenko zaaiden twijfel over de legitimiteit van de overwinning van Janoekovitsj. Oekraïners die ontevreden waren over de verkiezingsuitslag gingen massaal de straat op en Oekraïne stortte zich in een politieke crisis. De oligarchen van Donetsk reageerden met politiek geweld, een soort voorbode van de gebeurtenissen van 2014. Ze organiseerden aanvallen op Joesjtsjenko-aanhangers en zijn campagnehoofdkwartier in Loehansk en Donetsk. En de Regionale Raad van Loehansk, waar de meerderheid van de afgevaardigden Janoekovitsj steunde, wendde zich tot de Russische president Vladimir Poetin voor steun en deed een oproep om een ​​Zuidoostelijke Autonome Republiek te stichten (die de regio’s zou omvatten die op Janoekovitsj hadden gestemd: van de Krim tot Loehansk). (meer…)

WIE BEPAALT DE GRENZEN VAN DE RUSSISCHE WERELD – 1

Wie bepaalde de grenzen van de ‘Russische wereld’?
Een korte geschiedenis van het separatisme in de Donbas
Meduza, 17 februari 2023, door Konstantin Skorkin

Inleiding

Rusland viel Oekraïne binnen op 24 februari 2022, maar het gewapende conflict begon acht jaar eerder toen pro-Russische separatisten in de Donbas, met steun van Moskou, probeerden zich af te scheiden van de rest van het land. Maar de basis voor de separatistische beweging van 2014 en de “zelfbeschikking” in de Donbas was in feite al decennia daarvoor gelegd, in de jaren rond de ineenstorting van de Sovjet-Unie. Tegen de tijd dat de zelfverklaarde Volksrepubliek Loehansk (LNR) en de Volksrepubliek Donetsk (DNR) in de krantenkoppen verschenen, hadden Russische politieke krachten al jarenlang het idee van de “Russische wereld” in de Donbas gepromoot en lokaal wantrouwen jegens de andere regio’s van Oekraïne gezaaid. Poetin gebruikte de Donbas-separatisten als voorwendsel voor de grootschalige invasie, bewerend dat ze bescherming nodig hadden tegen Oekraïense nationalisten, een idee dat zorgvuldig was voorbereid en verspreid door de Donbas-separatisten en de Russische autoriteiten. Konstantin Skorkin, onderzoeker in de Oekraïense politiek, beschrijft hoe deze ideeën in de Donbas ontstonden, wie ze in gang zette, waarom Rusland ze overnam en wat de gebeurtenissen van 2014 – en alles wat daarop volgde – mogelijk maakte. Dit artikel is een bewerking van een uitgave van Kit, een nieuwsbrief van de makers van Meduza. U kunt zich hier abonneren op Kit (in het Russisch) . (meer…)

HET PARISOORDEEL 8

Juichio de Paris
Enrique Simonet Lombardo
1905
Museo Bellas Artes, Málaga

Enrique Simonet Lombardo (Valencia, 2 februari 1866 – Madrid, 20 april 1927) was de zoon van een advocaat en ambtenaar, die uit Malaga kwamen, maar in 1866 tijdelijk in Valencia verbleven vanwege het werk van zijn vader. In 1881 ging hij studeren aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten San Carlos in Valencia, waar hij ook deelnam aan lokale tentoonstellingen en met veen van zijn schilderijen een zilveren medaille won. Toen zijn vader terugkeerde naar Malaga, bleef hij een paar jaar in Valencia, tot hij in 1883 ook verhuisde naar Malaga, de hoofdstad van de Costa del Sol. Al snel werd hij daar opgenomen in de kunstenaarsgroep, waar hij studeerde in het atelier van de Valenciaan Bernardo Ferrándiz Bádenes binnen de indertijd vermaarde Malaga-schilderschool. In 1887 kon hij met een door zijn familie betaalde beurs gaan studeren in Rome, waar hij met De onthoofding van Paulus zijn eerste belangrijke werk schilderde. In 1890 schilderde hij er ook het fenomenale De anatomie van het hart, waarmee hij diverse prijzen won en internationale erkenning kreeg. Simonet reisde rond 1890 uitgebreid door Italië, verbleef diverse keren in Parijs en bezocht na een reis over de Middellandse Zee in 1890 ook het Heilig Land, waar hij zijn Flevit super illam schilderde, een werk waarvoor hij talrijke medailles ontving, waaronder de eerste medaille op de Wereldtentoonstelling van Madrid in 1892, op de Wereldtentoonstelling van Chicago in 1893, in Barcelona in 1896 en op de Wereldtentoonstelling van Parijs (1900). (meer…)

LEVI HAGENAAR – 23

Levi Hagenaar (Oostzaan, 16 februari 1933) was de zoon van Emanuel Hagenaar (Amsterdam, 15 oktober 1909 – Blechhammer, 25 januari 1945) en Lea Emden (Amsterdam, 7 augustus 1909 – Amsterdam, 19 september 1995), die met hun twee kinderen aan de Nieuwe Achtergracht 101 in de hoofdstad woonde. Zijn echtgenote en twee kinderen, Levi en Trees, zouden de oorlog overleven. Emanuel Hagenaar en Lea Hagenaar Emden kwamen terecht in het kamp Blechhammer, sinds april 1944 een buitenkamp van Auschwitz. Daarvoor was Blechhammer, waar de Oberschlesische Hydrierwerke uit steenkool benzine vervaardigde, het grootste dwangarbeiderskamp van de Dienststelle Schmelt, de organisatie die 15 oktober 1940 en medio 1943 alle dwangarbeid van Joden in Opper-Silezië en het Sudetenland organiseerde. SS-brigadeleider Albrecht Schmelt (1899-1945) bouwde een netwerk van maximaal 177 kampen op en had tijdelijk meer dan 50.000 ‘werknemers’. Tijdens de zogenaamde Cosel-periode (28 augustus tot 12 december 1942) arriveerde op het station Cosel, 80 kilometer ten westen van Auschwitz, 38 transporten van Joden uit Nederland, België en Frankrijk, die in de omliggende kampen moesten werken. Emanuel en Lea moeten met een van deze transporten in Blechhammer terecht zijn gekomen. Na april 1944 was het een buitenkamp van Auschwitz geworden, waar tot eind januari 1945 een nieuwe chemische fabriek moest worden gebouwd. Op 17 januari 1945 telde het kamp nog 3985 mannelijke en 180 vrouwelijke gevangen. Blechhammer werd op 21 januari 1945 vanwege de nadering van het Rode Leger ontruimd. De dodenmars ging richting Gross Rosen. Emanuel bezweek onderweg op 25 januari, zijn vrouw Leah overleefde de tocht en ook de volgende evacuatie, naar Klein-Schonau in Zittau. Daar werd op 25 april 1945 hun derde kind geboren, Eduard. (meer…)

089 – GEUZENWAARD 10

.
Natuurgebied De Geuzenwaard in de uiterwaarden van de Rijn bij Lobith, september 2012, © Frans van den Muijsenberg.

088 – GEUZENWAARD 9

.
Natuurgebied De Geuzenwaard in de uiterwaarden van de Rijn bij Lobith, september 2012, © Frans van den Muijsenberg.

22 – ISLA CONEJO

Het eilandje Isla Conejo ligt in de Golf van Fonseca, in de Grote Oceaan. An die golf liggen drie landen, die elk een belangrijke haven aan de golf hebben. La Unión in El Salvador, San Lorenzo in Honduras en (al een stuk landinwaarts gelegen) Puerto Morazán in Nicaragua. Vanuit onze koloniale bril werd de golf ontdekt door Gil González Dávila (1480-1526), een Spaanse veroveraar die in 1519 van de koning opdracht kreeg vanuit Panama de Pacifische kust in Centraal-Amerika te verkennen. De ijdele hoop was een doorgang van de Grote Oceaan naar de Atlantische Oceaan te kunnen ontdekken. In 1849 was de Amerikaanse archeoloog Ephraim Squier benoemd tot speciaal zaakgelastigde van alle Centraal-Amerikaanse staten en onderhandelde verdragen met Nicaragua , Honduras en San Salvador. Hij kwam met Honduras overeen dat het land een kanaal zou graven vanaf de Caribische Zee tot aan de Golf van Fonseca. Dat stuitte op Brits verzet, want ze vreesde dat dit destabiliserend zou werden voor de Miskito-kust, die onder hun controle stond. Een Britse vloot landde daarom op het eiland El Tigre om de toegang tot de golf te blokkeren. Squier had zich hierop voorbereid, liet de eilanden tijdelijk in Amerikaanse bezit overgaan en slaagde er zo in een Britse bezetting onmogelijk te maken. (meer…)

OEKRAÏNE VERKLAARD

Onderstaand artikel is mijn vertaling van een bijdrage van Kate Surkan voor de wekelijkse nieuwsbrief van The Kyiv Independent van dinsdag 17 juni 2025. Kate Surkan heeft naast eigen artikelen en interviews met schrijfsters ook een groot aantal vertalingen vanuit het Oekraïens naar het Engels op haar naam staan.

Te midden van alle verschrikkingen aan het begin van de grootschalige oorlog van Rusland tegen Oekraïne, legde een virale video uit de stad Konotop in de noordelijke oblast Soemy iets bijzonders vast: Oekraïense trots doorspekt met uitdagende humor en literaire flair. In de video confronteerde een lokale man de Russische bezettingssoldaten met een waarschuwing die aanvoelde als iets uit de folklore: ‘Weten jullie niet waar jullie zijn? Jullie zijn in Konotop. Elke andere vrouw hier is een heks.’ Vervolgens zei hij met een ondeugende lach dat de soldaten nooit meer een erectie zouden krijgen – vermoedelijk omdat de heksen hen zouden vervloeken. (1) De grap was een verwijzing naar ‘De Heks van Konotop’, een satirisch fictief verhaal van Hryhorii Kvitka-Osnovjanenko (1778-1843) dat in 1837 werd gepubliceerd. Het wordt door literatuurwetenschappers beschouwd als een van de grootste werken uit de Oekraïense literatuur uit het begin van de 19e eeuw. Als we denken aan klassieke Oekraïense literatuur, is Taras Sjevtsjenko meestal de eerste naam die in ons opkomt – en terecht. Hij is de imposante figuur, de dichter van het volk, degene die de Oekraïense taal haar literaire ziel gaf. Maar hij was niet de enige. Vlak voor Sjevtsjenko was er Hryhorii Kvitka-Osnovjanenko, een stillere maar daarom niet minder belangrijke stem. Het lezen van Kvitka-Osnovjanenko helpt ons te zien hoe de Oekraïense literatuur vorm begon te krijgen met scherpe satire en verhalen doordrenkt van lokale mythen. Zijn werk herinnert ons eraan dat de Oekraïense cultuur zich aan het ontwikkelen was lang voordat ze de vrijheid had om zichzelf te verklaren.  (meer…)

EROTIEK IN DE 19E EEUW – 64

EROTIEK IN DE 19E EEUW – 63

DE HEKS VAN KONOTOP

De heks van Konotop is een satirisch fictieverhaal van de Oekraïense schrijver Hryhorii Kvitka-Osnovianenko (Osnowa, 29 november 1778 – Charkiv, 20 augustus 1843), die het in 1833 schreef en opnam in zijn tweede boek ‘Klein-Russische (Oekraïense) verhalen’ in 1837. De schrijver werd geboren in een familie van Oekraïense adel. Hij voegde aan het begin van zijn literaire carrière ‘Osnovianenko’ toe aan zijn naam als verwijzing naar zijn geboortedorp, dat nu een voorstad is van Charkiv. In 1812 was hij benoemd tot directeur van een nieuw, regulier lekentheater in Charkov. Het bracht hem er later toe zelf toneelstukken te gaan schrijven. In 1841 schreef hij een overzichtswerk over de geschiedenis van het theaterleven in Charkiv. Hij was al op jonge leeftijd voorstanders van het Oekraïens als literaire taal en begon te publiceren in de eerste Oekraïense literaire tijdschriften die in het begin van de 19e eeuw in Charkiv verschenen. Net als de meeste van zijn tijdgenoten in de Oekraïense literaire scène schreef hij echter ook in het Russisch. Hij correspondeerde met de grote Oekraïense schrijver-dichter Taras Sjevtsjenko en was een vriend van Nikolaj Gogol, die wordt gezien als een van de grootste Russische schrijvers maar die van oorsprong Oekraïner was. Er wordt verondersteld dat Gogol’s toneelstuk De Regeringsinspecteur was geïnspireerd door Kvitka-Osnovianenko’s satirische drama De bezoeker uit de hoofdstad of Onrust in een districtsstad, dat een zeer vergelijkbare plot en cast van personages heeft. Het merendeel van de Oekraïens-talige werken van Kvitka-Osnovianenko was burlesque en satirisch van aard, maar hij schreef ook serieuzer proza, zoals zijn sentimentele novelle Marusia. Waarmee hij zijn klassieke Oekraïense proza ​​begon. Volgens zijn eigen verklaring over de novelle ‘om aan een ongelovige te bewijzen dat er iets zachts en ontroerends in het Oekraïens geschreven kan worden.’ Hij schreef enkele grote historische werken en een fantastisch lyrisch verhaal over de stichting van de stad Charkov halverwege de 17e eeuw, samen met zijn voorvader Andriy Kvitka, waarvan de historische juistheid betwistbaar schijnt te zijn. (meer…)

096 – BURGEMEESTER DALESLAAN 2


.

Nijmegen, Burgemeester Daleslaan, © Frans van den Muijsenberg, 23 juli 2006. (meer…)

095 – BURGEMEESTER DALESLAAN 1


.

Nijmegen, Burgemeester Daleslaan, © Frans van den Muijsenberg, 23 juli 2006. (meer…)

GEDACHTEN UIT DE GEVANGENIS

In De Zwerver, het blad van de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers, nummer 47 van 3 juni 1945 verscheen onderstaand verhaal van ene ‘vV’. Gezien de samenstelling van de redactie moet dit Teus van Vliet (Harmelen, 15 mei 1913 – Den Haag, 3 maart 1986) zijn geweest. Van Vliet was een van de oprichters van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO). Van Vliet was toen de oorlog uitbrak bestuurslid van de Christelijke Korfbalbond in Den Haag. Via zijn vele contacten probeerde hij adressen te regelen voor onderduikers. Hij moest in februari 1943 zelf onderduiken in Eemnes. Hij was in de tijd dat hij daar verbleef betrokken bij de oprichting van de LO-afdeling in Het Gooi, hoofd van het Centraal Bureau en namens de LO bestuurslid van Stichting 1940-1944. Hij werd in januari 1945 door de Sicherheitsdienst opgepakt, maar sloeg daarna door zodat diverse kopstukken uit het verzet, waaronder Walraven van Hall, konden worden opgepakt. Deze werden allemaal na hun arrestatie geëxecuteerd. Van Vliet zat tot het einde van de oorlog vast in het Oranjehotel in Scheveningen. Hij werd actief in de kringen van het naoorlogs verzet. Zo was hij redactielid van het LO-blad De Zwerver. Pas toen de weduwe van Walraven van Hall eind 1945 een klacht tegen hem indiende legde Van Vliet zijn functies neer. Hij moest voor de Ereraad van het verzet verschijnen, die hem voor vijf jaar een publicatieverbod oplegde. Alle voormalige verzetsvrienden keerden zich van hem af. Op 10 mei 1949, vier jaar na de bevrijding, verscheen Teus van Vliet voor de rechters van het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam en werd veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 500 gulden met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast mocht hij geen functie meer in een oud-verzetsbeweging uitoefenen, waaronder ook de Stichting 1940-1945. Onderstaand artikel werd dus gepubliceerd voor zijn verzwegen verraad aan de Duitsers bekend was. Neemt niet weg dat het best een indrukwekkend verhaal was. (meer…)

KIK TEN BOOM

In de vier nummers in juni 1945 – De Zwerver 47 (3 juni 1945) tot De Zwerver 50 (29 juni 1945) – stonden in totaal 71 oproepen (er is genummerd tot 72, maar nr. 39 is per ongeluk overgeslagen) over personen waarvan nog steeds niet bekend was of zij nog leefden en zo ja, waar ze dan verbleven. De oproepen waren steeds voorzien van de toevoeging met spoed te berichten aan het Centraal Bureau van de LO-LKP indien men nuttige informatie kon verstrekken. Zie hier voor het overzicht van de 71 oproepen.
In De Zwerver nummer 50 van 29 juni 1945 verscheen de volgende oproep: ‘Kik ten Boom, wonende Hilversum, Surinamelaan 15, geb. 27-5-’20. Laatste gezien 10-4-’45 op de “Klinket”, Buitenpost van Oranienburg.’

Christiaan Johannes “Kik” ten Boom (Zuilen, 27 mei 1920 – vermoedelijk in Bergen-Belsen, 31 mei 1945) groeide op in een religieus gezin dat erg betrokken was bij het verzet en de hulp aan Joden. Zijn grootvader Casper ten Boom (Haarlem, 18 mei 1859 – Den Haag, 9 maart 1944) was de zoon van iemand die sinds 1837 een horlogezaak had. In 1877 begon de achttienjarige Casper een eigen juwelierszaak in Amsterdam. De diepgelovige Casper was onder meer betrokken bij de liefdadigheidsgroep Tot Heil des Volks. In de oorlog hielp hij Joden en mensen van het verzet om onder te duiken. In maart 1944 werd hij gearresteerd en stierf na een week in de gevangenis in Scheveningen. Ook Kik’s vader, de predikant Willem ten Boom (Amsterdam, 21 november 1886 – Hilversum, 13 december 1946), was in het verzet actief. In 1928 promoveerde hij aan de universiteit van Leipzig op een dissertatie over het rassen-antisemitisme. De rest van zijn leven wijdde Ten Boom aan de jodenzending en het schrijven van boeken over de schoonheid en de waarde van het Oude Testament. Het gezin ten Boom woonde in een fraaie villa aan de Surinamelaan te Hilversum, met daarnaast het door hem opgerichte zorginternaat ‘Theodotion’ (Godsgeschenk) voor de opvang van geestelijk en lichamelijk kwetsbare mensen. Zijn vrouw was daarvoor belast met de dagelijkse leiding. Willem ten Boom werd in februari 1944 gearresteerd toen hij een bezoek bracht aan zijn vader Casper in Haarlem. Hij zat twee maanden in de gevangenis in Scheveningen, maar werd daarna vrijgelaten. Uiteindelijk overleed Ten Boom eind 1946 in zijn huis te Hilversum aan een ziekte die hij tijdens de oorlog in gevangenschap had opgelopen. (meer…)

CHARLES DOMERY, DE MAN DIE ALLES AT

Charles Domery was een Poolse militair, bekend om zijn gigantische eetlust, vergelijkbaar met de veelvraat Tarrare waarover hier al is bericht.  Als geboortejaar en -plaats staat steevast aangegeven dat hij omstreeks 1778 in Benche werd geboren. Zijn exacte geboortedatum is niet bekend, wel dat hij in 1799 21 jaar oud was. Er geen plaats bekend met de naam Benche; er is hier waarschijnlijk sprake geweest van een schrijffout. Zelfs bij zijn naam kunnen vraagtekens worden gezet. Het is niet bepaald een Poolse naam, eerder een Engels voornaam en Franse achternaam en het waarom daarvan laat zich makkelijk raden. Vanaf zijn dertiende had Domery een ongewoon grote eetlust. Hij was een van de negen broers, die volgens Domery allemaal aan dezelfde aandoening leden. Hij herinnerde zich dat ook zijn vader een stevige eter was en zijn vlees over het algemeen halfgekookt at, maar hij kon zich de hoeveelheid niet herinneren. De enige ziekte die hij zich kon herinneren was een uitbraak van pokken in zijn jeugd, die door de hele familie werd overleefd. In 1791, op dertienjarige leeftijd, meldde Domery zich aan bij het Pruisische leger en maakte hij deel uit van een leger dat Thionville belegerde tijdens de Eerste Coalitieoorlog. Het Pruisische leger leed onder voedseltekorten die Domery ondraaglijk vond. Hij ging de stad binnen en gaf zich over aan de Franse commandant, die hem beloonde met een grote meloen. Domery at die onmiddellijk op, inclusief schil. Vervolgens kreeg hij van de Franse generaal een grote verscheidenheid aan andere etenswaren, die hij ook allemaal meteen opat. (meer…)

FUGA A QUATTRO VOCI

Op 27 mei jl. verscheen het laatste blog van Openbaar Geheim van ene Bor van Geenen, met als officiële verklaring dat zijn lang geheime pseudoniem van het mysterie was ontdaan en zijn officiële naam was onthuld. Jammer want hij plaatste vaak mooie gedichten, grappige korte verhaaltjes (zie bijvoorbeeld mijn blog van 1 oktober 2018) of een mysterieuze foto. Gisteren nog een foto van Hanne van der Woude over drie mannen met lange grijze baarden, gezellig dicht opeen in een niet al te grote regenton. Je verwacht er een verhaal bij, of van de fotograaf of van Bob himself, om het hoe en waarom te onthullen. Niet van dat alles en misschien is er wel geen geheim, geen diepere achtergrond, geen verheven gedachte. Gewoon drie broers die besloten gezamenlijk in de badkuip te gaan zitten, zoals ze dat misschien in hun prille jeugd deden. Of een fascinerende tekening met een even fascinerende titel: Fuga a Quattro voci, op 15 februari 2020 volgens mededeling verstuurd vanaf zijn IPhone. Gefotografeerd van een afbeelding van een andere maker, waarvan de identiteit niet bekend werd gemaakt? Of zelf digitaal op die IPhone gemaakt? En hoe dan, want dat trucje wil ik dan ook wel leren. De titel verwijst naar een fuga, een muziekstuk met vier stemmen (lees melodielijnen). Ik stel me er zeer rustige muziek bij voor, zoals de muziekcompilatie van de Russische componist, schrijver, mysticus en filosoof George Gurdjieff (Alexandropol, januari 1866 – Parijs, 29 oktober 1949) waar ik nu naar zit te luisteren. Op een of andere manier lijken deze mystieke oosterse tonen te passen bij dit kleurrijke tafereel, opgebouwd uit vier kleuren, de standaardkleuren geel, rood, blauw en zwart. (meer…)

DRIE MAN IN EEN REGENTON

Soms raak je gefascineerd door een bepaald foto. Of is het toch een schilderij? Het is toch een wat surrealistisch beeld, drie oude mannen met ZZ Top-achtige grijze baarden die samen in een veel te krappe ton zitten. Samen gezellig in bad. Het is onvoorstelbaar dat dit niet aan de fantasie van een schilder moet zijn ontsproten. Niets is echter minder waar. Jarenlang de afbeelding bewaard, met het idee ooit nog eens te gaan uitzoeken wie nu in hemelsnaam de onbekende fotograaf of schilder was. Meestal komt met de bulk van dit soort vage plannen van me niks terecht, soms is er trouwens ook niks van te vinden. Maar dit maal toch de oplossing gevonden, vrij simpel eigenlijk. Op het fotografieblog Kronkeling (waarom ben ik dat nooit eerder tegengekomen) trof ik de afbeelding aan bij het artikel ‘Hanne van der Woude fotografeerde Ben & Emmy’ van 25 maart 2017. De Nijmeegse fotografe Hanne van der Woude (1982) volgde van 2009 tot 2015 het bejaarde kunstenaarsechtpaar Emmy Eerdmans en Ben Joosten, die al meer dan vijftig jaren waren getrouwd, nog steeds een non-conformistisch leven leidde en woonde in een voormalige school in de Gelderse Betuwe. Ze nam deel aan hun dagelijks leven en vergezelde hen met haar camera. Ze fotografeerde Emmy met haar favoriete parelhoen, Klara, terwijl ze aan het tekenen of takken verzamelen was in een sprookjesachtige tuin. Ze portretteerde Ben met zijn twee broers, die uitbundig en met ontbloot bovenlijf poseerden in een oude wastobbe. Ze ging met het oudere echtpaar op roadtrip naar Zuid-Frankrijk, waar Bens oudere broer Egbert lange tijd woonde. (meer…)

085 – TOLKAMER EUROPAKADE 1


..
De Europakade in Tolkamer bij nacht.
© Frans van den Muijsenberg, 12 januari 2011.

094 – TAKENHOFPLEIN


.

Nijmegen, Takenhofplein. Uit Rob Essers Stratenlijst: ‘In 1551 verkocht het zusterschap van het klooster van St. Agnes een stuk land aan Thomas Taeck, deze bouwde er een hofstede op onder de naam ‘Takenhof’. In verband met de stadsuitbreiding werd deze boerenhofstede in 1975 afgebroken. Bij raadsbesluit van 29 juni 1972 werd het verkeersplein in die omgeving naar de oude boerderij vernoemd.’ Op 8 juni 2000 vond de officiële ingebruikstelling plaats van de Takenhoffontein, volgens sommigen de grootste fontein van Nederland. Rondom is op de zijwand de volgende dichtregel van H.H. ter Balkt aangebracht: ’Hazelaar plantte ik voor haar vier poorten, al haast vervluchtigd voor haar rose bloesem’. Op 23 maart 1990 was bij het gebouw van Bovemij een beeld geplaatst van Fioen Blaisse, voorstellende een vrouw met vlinder, getiteld ‘Het onderweg zijn’. © Frans van den Muijsenberg, 23 juli 2006.

DR. CAMBELL’S ARSENIC COMPLEXION WAFERS

Arseen en veel arseenverbindingen zoals arseenoxide (rattenkruit) zijn extreem giftig. Binnen het menselijk lichaam richt het verwoestingen aan in het spijsverteringskanaal, veelal met dodelijke afloop. Toediening van kleine hoeveelheden over een lange tijd veroorzaakt symptomen die op een natuurlijke maag-darmontsteking lijken. Omdat arseen(-verbindingen) in het lichaam erg moeilijk te traceren was, was het een berucht moordwapen. Arseen is het meest gebruikt voor het plegen van gifmoorden. Er is lang verondersteld dat Napoleon Bonaparte zo aan zijn einde is gekomen. Zijn lichaam bleek namelijk een grote hoeveelheid arseen te bevatten. Uit een Italiaans onderzoek in 2008 bleek echter dat mensen in Napoleons tijd honderd maal hogere doses arseen hadden dan tegenwoordig. Dit zou komen omdat arseen toen veel werd gebruikt in bijvoorbeeld lijm en verf. Napoleon bleek geen hogere hoeveelheid arseen in zijn lichaam te hebben gehad dan zijn vrouw en zoon. Pas na de uitvinding van de Marshtest werd het mogelijk om zelfs zeer lage concentraties aan te tonen. In een laboratorium kan door deze test uit 1840 zeer lang na het overlijden van een persoon de aanwezigheid van arseen worden aangetoond, omdat arseen in de nagels en haren wordt opgeslagen. (meer…)

DE GRENS VAN ÉÉN MILJOEN SLACHTOFFERS

Al sinds 2013 is het onrustig in Oekraïne. In november 2013 brak er een golf van grootschalige protesten uit toen president Janoekovytsj aankondigde de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne niet te willen ondertekenen, zeer tegen de zin van het Oekraïense parlement en de bevolking, die met een overweldigende meerderheid voor deze overeenkomst waren. Janoekovytsj wilde juist nauwere banden met Rusland, dat wilde dat Oekraïne de overeenkomst de Europese Unie zou afwijzen en in plaats daarvan lid zou worden van de Euraziatische Economische Unie (EEU). Het leidde tot maandenlange pro-westerse protesten, repressieve anti-protestwetten door het parlement en uiteindelijk tot de Majdanrevolutie (18 februari – 23 februari 2014), die officieel de Revolutie van de Waardigheid heet. Op Netflix is nog steeds de indrukwekkende documentaire Winter on Fire te zien over de protesten op het Majdanplein en de gewelddadige manier waarop de regering Janoekovytsj daarop reageerde. Op 24 februari 2014 trad president Janoekovytsj af; vanaf die datum wordt hij door de Oekraïense overheid gezocht wegens ‘massamoord op vreedzame demonstranten’. (meer…)

73 JAAR

ODALISKEN – 40

Léon Herbo (Templeuve, 8 oktober 1850 – Elsene, 19 juni 1907 ) was een Belgisch schilder, vooral bekend om zijn portretten van vrouwen in nonchalante poses en om zijn portretten van acteurs en actrices. Hij schilderde ook genretaferelen, veelal met oriëntalistische thema’s. Zijn Odalisque à la panthère is hiervan een treffend voorbeeld. Zijn vrouw diende vaak als model. Hij studeerde aan de Académie des beaux-arts de Tournai (Doornik) bij Léonce Legendre, de directeur van de Académie, en voltooide zijn studies aan de Académie Royale des Beaux-Arts in Brussel van 1869 tot 1874. Hij werd eerste in de voorbereidende wedstrijd voor de Prix de Rome. Hij reisde door Duitsland, Italië en Frankrijk voordat hij zich in Brussel vestigde. Zijn eerste officiële tentoonstelling vond plaats in 1875, in de Salon van Brussel en hij zou daar tot het einde van de eeuw tentoonstellingen blijven houden. Het jaar daarop was hij een van de medeoprichters van “L’Essor “, een progressieve groep die zich verzette tegen de conservatieve leer van de Académies. Naast zijn tentoonstellingen in België nam hij deel aan tentoonstellingen in Parijs, München en Berlijn. Hij kreeg een eervolle vermelding op de Wereldtentoonstelling van 1889. Datzelfde jaar werkte hij samen met de dierenschilder Alexandre Clarys aan een monumentaal doek waarop de ontmoeting van koningin Marie-Henriette van Oostenrijk met het naar haar vernoemde militaire eskader werd afgebeeld. (meer…)

NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN – 28

NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN
DOOR DR. A. ALETRINO

Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1916

VIJFDE HOOFDSTUK (4e deel)

De personen uit de omgeving van den Keizer voelden de eenzaamheid, waarin de gouverneur Longwood wilde afzonderen, natuurlijk niet zóó sterk als de Keizer. Zij konden zich vrij bewegen, konden gaan waarheen zij wilden, konden omgaan met wie zij verkozen en konden spreken met wie zij lust hadden. Hudson Lowe noodigde de hoogeren zelfs nu en dan uit om op Plantation House te komen, waarvan zij gebruik maakten en waardoor zij gelegenheid vonden om in vrouwelijk gezelschap, wat zij vooral op Longwood misten, te verkeeren. Meer gingen zij gebukt – en daarin hadden de hooger geplaatsten het moeilijker dan de minderen, wijl deze laatsten wel altijd vrouwen konden vinden, slavinnen, mulatten, minder vrouwelijk personeel enz. die hen ter wille waren – onder de abstinentie, waarin zij gedwongen waren te leven.

Behalve Bertrand en de Montholon toch, die een huisgezin hadden, waren – met uitzondering van Las Cases, die ouder en zijn zoon, die nog te jong was – alle uit Napoleons omgeving ongetrouwd en verkeerden in de kracht van het leven. Geen wonder, dat – en het klimaat en de keerkringsligging van het eiland droegen er toe bij – er een voortdurende verliefdheids en sexueele atmosfeer rondom Longwood heerschte, waardoor elke vrouw, die er zou gekomen zijn, een man zou hebben kunnen krijgen. Saint Denis trouwde met de gouvernante van Mad. Bertrand, Noverraz met het kamermeisje van Mad. De Montholon, Gourgoud – ofschoon hij telkens zijn amoureuze en trouwlustige neigingen voelde opkomen: eerst voor Betsy Balcombe, die hem zoowat een blauwtje liet loopen; daarna op een Miss Churchill, naar aanleiding van wie de Keizer hem toevoegde: ‘Wij zullen trouwen, wij zullen goed trouwen’ en hem daarbij vermaande geduld te hebben; Laura Wilkes, de dochter van den gouverneur, van wie hij zegt: ‘hoe meer ik haar zie, hoe meer ik van haar houd’ – stelde zich tevreden met minder schitterende overwinningen en amours de rencontre, die hij onder andere omstandigheden zou hebben versmaad en teekent nauwkeurig in zijn dagboek aan, wanneer en dat hij een knappe mulatin of een blanke vrouw heeft ontmoet; O’Méara zocht en vond zijn troost in ontmoetingen in James Town ; Antommarchi verzuimde zijn plichten voor de veroveringen van minder allooi, die hij in de stad en elders te maken vond. (meer…)

086 – TIERGARTEN KLEVE 8

.
Tiergarten Kleve, juli 2008, © Frans van den Muijsenberg.

085 – TIERGARTEN KLEVE 7

.
Tiergarten Kleve, juli 2008, © Frans van den Muijsenberg.

ALEXANDER KANOLDT

Alexander Kanoldt (Karlsruhe, 29 september 1881 – Berlijn, 24 januari 1939) was de zoon van de kunstschilder Edmond Kanoldt (1845-1904) en Sofie Hellwig. Op 23 juni 1906 trouwde hij in Karlsruhe met de beeldhouwster Marga Zerener (1879-1946), de dochter van een advocaat en kleindochter van de Dresdense jurist Julius Herrmann Beschorner. Een van de getuigen was zijn vriend Adolf Erbslöh, die vanuit München was overgekomen. Het kinderloze huwelijk eindigde in een scheiding op 7 april 1910. In 1913 hertrouwde Kanoldt hertrouwde met Hildegard Waydelin, geboren in Praag, maar ook dit huwelijk was geen lang leven beschoren. Op 6 november 1919 trouwde hij in München voor de derde keer, met Editha von Mayer (1880-1955), met wie hij twee dochters kreeg. Zijn oudere zus Johanna Grossmann-Kanoldt (1880-1940) was ook schilder en schrijfster.

Alexander Kanoldt studeerde aan de Kunstacademie van Karlsruhe, waar hij een leerling was van Ernst Schurth en Friedrich Fehr. Hij schilderde hier aanvankelijk in de neo-impressionistische stijl. Adolf Erbslöh was hier een medestudent, met wie hij een levenslange vriendschap zou onderhouden. Na enkele reizen naar Engeland, Frankrijk, Zwitserland en Italië te hebben gemaakt, vestigde hij zich in 1908 in München en raakte daar verzeild in modernistische kringen. Kanoldt en Erbslöh hoorden in 1909 tot de oprichters van het die Neue Künstlervereinigung München (NKVM), waartoe ook Wassily Kandinsky, Alexej von Jawlensky, Gabriele Münter en Marianne von Werefkin behoorden. Uit deze vereniging kwam in 1911 de redactie voort van Der Blaue Reiter voortkwam. Binnen de NKVM vonden drie belangrijke groepstentoonstellingen plaats in de Moderne Galerie Heinrich Thannhauser in München. Net als veel andere leden van de NKVM was ook Kanoldt lid van de kunstenaarsgroep Münchener Neue Secession, die in 1913 werd opgericht. (meer…)

ENRICO CASTELLANI

Enrico Castellani (Castelmassa, 4 augustus 1930 – Rome, 1 december 2017) studeerde van 1952 tot 1956 schilder- en beeldhouwkunst aan de École nationale supérieure des arts visuels (ENSAV), gevestigd in de Abdij Ter Kameren bij Brussel. In kunstkringen is ze bekend als “ter Kameren” of “La Cambre”. Deze school was in 1926 opgericht door Henry Van de Velde (Antwerpen, 3 april 1863 – Zürich, 15 oktober 1957), een kunstschilder, ontwerper, vormgever en architect. Die was in België samen met Victor Horta de belangrijkste vertegenwoordigers van de art nouveau (ook Jugendstil genoemd). Na afronding van zijn studie in 1956 keerde Castellani terug naar Italië en vestigde zich in Milaan. Daar werkte hij tot 1963 voor architect Franco Buzzi, maar begon ook te experimenteren met zijn schilderkunst. In 1959 presenteerde hij zijn eerste reliëfwerken, de Superficie nera (zwarte oppervlakte). Castellani spanden hiervoor een monochroom canvas over een ondergrond waarin hij spijkers had geslagen om zo ruimtelijke diepte en lichteffecten te laten ontstaan. Deze werken worden nu gezien als een belangrijke voorloper van de latere minimal-art-beweging. (meer…)

AUSSENKAMP 10 – BREITFELDE (BEI MÖLLN)

In het stadje Breitenfelde bevond zich in de periode van 10 november 1944 tot 30 april 1945 een van de kleinste buitenkampen van concentratiekamp Neuengamme. In de Middeleeuwen lag het langs de Alten Salzstraße, vanaf het begin van de elfde eeuw de belangrijke handelsroute van Lüneburg naar Lübeck. Het lag vlakbij Mölln, een iets groter plattelandsstadje, dat sinds de NSDAP in 1933 aan de macht was gekomen het bestuurlijke middelpunt van de streek was. De omstreeks tien families die er rond 1941 nog woonden, werden naar Riga gedeporteerd en zouden geen van allen de oorlog overleven. In 1933 werd in Mölnn begonnen met de bouw van de Muna-fabriek (een van de vele munitiefabrieken van de Heeresmunitionsanstalt), die een oppervlakte had van 213 hectare. Gedurende de Tweede Wereldoorlog zouden er meer dan 2.000 mensen werkzaam zijn, hoofdzakelijk dwangarbeiders uit het oosten. In het hele district werden meer dan 10.000 krijgsgevangenen als dwangarbeiders tewerkgesteld, onder meer in het tankdepot van de luchtmacht in Büchen, in de landbouw en in fabrieken. Tegen het einde van de oorlog verdubbelde de bevolking naar ongeveer 13.000 inwoners, vooral door vluchtelingen ben ontheemden uit voormalige Duitse gebieden. (meer…)

CIMON EN PERO 25

Carlo Cignani (15 mei 1628 – 8 september 1719) werd geboren in Bologna, in een adellijke familie met maar zeer beperkte financiële middelen. In Bologna studeerde hij eerst onder Battista Cairo en later onder Francesco Albani, met wie hij nauw verbonden bleef. Zijn eerste bekende opdracht was een opdracht voor de kerk van de Chiesa del Gesù in Bologna, waarin Paulus een demon uitdreef. Voor een zaal die was gewijd aan de Farnese-familie in het Palazzo Publico maakte hij samen met Emilio Taruffi twee schilderijen. Hij werd ook sterk beïnvloed door het genie van Antonio da Correggio en door de meesterwerken van Melozzo da Forlì. Zo is zijn meesterwerk, de Tenhemelopneming van Maria in de koepel van de kerk van de Madonna del Fuoco in Forlì, geïnspireerd door de fresco’s van Correggio in de koepel van de kathedraal van Parma en door het perspectief van Melozzo van beneden naar boven. Deze fresco’s hielden Cignani zo’n twintig jaar bezig. In 1681 keerde Carlo Cignani vanuit Parma terug naar Bologna. Hij opende een Accademia del Nudo voor het schilderen naar model en had Giuseppe Maria Crespi als een van zijn leerlingen. Cignani schijnt een buitengewoon vriendelijk, bescheiden en genereus persoon te zijn geweest. Hij aanvaardde geen eerbewijzen die hem door de hertog van Parma werden aangeboden. In 1686 verhuisde hij naar Forlì, waar hij overleed. Toen in 1706 de Accademia Clementina voor Bolognese kunstenaars werd opgericht, werd Cignani postuum voor het leven tot Principe bij afwezigheid verkozen. Zijn zoon Felice Cignani (1660–1724) en neef Paolo Cignani (1709–1764) waren ook schilders. Cignani werken hadden een vernieuwende stijl, aangeduid als zijn ‘nieuwe manier’, introduceerde een reflectieve, intieme sfeer van schilderen. Deze zachtaardige manier markeerde een breuk met de meer energieke stijl van de Bolognese schilderkunst. Cignani schilderde ook Cimon en Pero, het is niet bekend in welk jaar. Opvallend is de prominente plaats van de baby van Pero. (meer…)

NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN – 27

NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN
DOOR DR. A. ALETRINO

Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1916

VIJFDE HOOFDSTUK (3e deel)

Montchenu onderscheidde zich van de anderen commissarissen, doordat hij er een secretaris op nahield, wat echter niet steeds een genoegen voor hem is geweest. Deze satelliet, wiens naam “de Gors” was, had waarschijnlijk de opdracht meegekregen om een waakzaam oog op zijn chef te houden en bracht met een bewonderingswaardige vrijmoedigheid verslag, achter diens rug, over de gedragingen van zijn chef uit. Wanneer hij diens depêches had overgeschreven, voegde hij er zijn opmerkingen aan toe, de Montchenu – die vriendschappelijk met zijn beide collega’s omging, maar met een zoetsappige valscheid hen achter hun rug trachtte te verraden en te bekladden, had na het vertrek van baron Stürmer, toen de Oostenrijksche regeering hem ook diens functies had opgedragen, waaruit hij hoopte nog meer verhooging van honorarium te trekken en na het vertrek van comte Balmain, allerlei bedekte insinuaties omtrent Oostenrijk en Stürmer aan zijn regeering geschreven en had ook Balmain’s goeden naam niet ongemoeid gelaten, dien hij echter wèl voortdurend en telkens had gebruikt om een diner los te krijgen of nieuws van Longwood te vernemen. Bij dit schrijven voegde de Gors: ‘Het spijt me dit te moeten zeggen, namens meneer de Montchenu, maar het is mijn plicht te verklaren dat al zijn opmerkingen over zijn twee collega’s niet erg oprecht zijn en te veel op persoonlijkheid lijken. Hij had zich rechtvaardiger en onpartijdiger moeten opstellen tegenover meneer Graaf de Balmain, de enige die de gemeenschappelijke belangen van de dienst echt ter harte nam en die daar met overmatige ijver zijn rust en gezondheid voor opofferde. Meneer de Montchenu had niet moeten vergeten dat de missie aan de Graaf te danken is voor al het belang dat ze heeft opgeleverd, en hij heeft er nooit toe kunnen besluiten om samen met hem een ​​eenvoudig bezoek te brengen aan de inwoners van Longwood. Hij kletste veel, gaf altijd de schuld aan wat hij niet deed en handelde nooit wanneer het tijd was. Hij heeft zich vermaakt met discussies over voorrang en de beslissing is nu genomen, zodat Longwood een post is die alleen met duizend moeilijkheden zal worden heroverd. (meer…)

084 – LOBITH – BATAVENWEG 2

.
Batavenweg,  © Frans van den Muijsenberg, september 2024

 

093 – BEGRAAFPLAATS RUSTOORD


.
Begraafplaats Rustoord, aan de Postweg in Nijmegen-Oost. Zie ook Rob Essers’ Stratenlijst Nijmegen.
© Frans van den Muijsenberg.

SCHEISSE-NAZIS AUF DEM DONNERBALKEN

Iedereen kent het reclamedeuntje ‚Koning, keizer, admiraal. Popla gebruiken ze allemaal’, waarbij het overduidelijk is dat het laatste zinnetje makkelijk gewijzigd kan worden in ‘poepen doen ze allemaal’. Het lijkt zo vanzelfsprekend dat je geheel privé op het toilet doet en dat daarvoor toiletpapier beschikbaar is. Dat is echter zeker nooit het geval geweest. In het oude Rome had de rijken een privétoilet en iedereen kon voor een klein bedrag naar een ‘latrina publica’, een openbaar toilet, gaan. Daar zaten ze op duur marmer, dat was aangesloten op het riool. In een lange rij naast elkaar, dat wel. De kennis van de Romeinen ging echter verloren. In de Middeleeuwen plasten en poepen mensen gewoonlijk in een po, die vervolgens op straat werd leeggegoten. De stank in de middeleeuws stadjes moet groot zijn geweest. Kasteelbewoners hadden de beschikking over een toiletnis in de kasteelmuur, waarna de behoefte in de slotgracht terecht kwam. Daarna bleef die situatie lange tijd onveranderd. Ruim twee eeuwen geleden slechts had men in het beroemde paleis van Versailles geen fatsoenlijk toilet of ‘fecaliënput’ (een gat waar al dat stinkende spul in terechtkomt). Men vond het nobeler om de behoefte te doen op de vloer van een van de vele kamers in het kasteel. Er waren voldoende bedienden die de boel opruimden. Ook voor hofdames was het dragen van de hoepelrokken erg praktisch. Dit betekende dat ze zelfs in gezelschap hun behoefte konden doen, zonder dat hun billen zichtbaar waren. Het kasteel en het enorme kasteelpark moeten verschrikkelijk gestonken hebben! Men was blijkbaar vergeten dat al in 1596 door Sir John Harington het watercloset was uitgevonden. Pas in 1860 werd in Duitsland in kasteel Ehrenburg in Coburg het eerste toilet geïnstalleerd, dat speciaal vanwege het bezoek van de Britse koningin Victoria was geïmporteerd. Tot dan en nog lang daarna was een buitentoilet gebruikelijk. Een houten hok, met een houten bank met een diep gat waar op de bodem alles bleef liggen stinken. Ons bekende (normaliter) reukvrije toilet met alle privacy en toiletpapier is van zeer recente datum. (meer…)

HET PARISOORDEEL 7

Het oordeel van Paris
Hendrick van Balen de Oudere
1599
Staatliche Museum zu Berlin

Hendrick van Balen de Oudere (Antwerpen, 1575 – Antwerpen, 17 juli 1632) was een Antwerpse kunstschilder en glas-in-loodkunstenaar tijdens de barokperiode, die vooral veel altaarstukken en kabinetstukken vervaardigde. Zijn vader was een handelaar in olie, kaarsen en kruidenierswaren. Hij kreeg zijn opleiding tot kunstschilder van onder meer van zeer gerenommeerde schilders als Adam van Noort en Marten de Vos. In 1599 schilderde de nog erg jeugdige Van Balen zijn impressie van Het oordeel van Paris, dat zich momenteel in het Staatliche Museum zu Berlijn bevindt. Paris is een Trojaanse prins, zoon van koning Priamos en Hecabè. Hij moet beslissen welke van de drie godinnen, Hera, Aphrodite of Athena, de mooiste is (het zogenaamde ‘Parisoordeel’). Hij kiest voor Aphrodite die hem als beloning de mooiste vrouw van de wereld belooft. Daarop schaakt Paris Helena, de vrouw van de Griekse koning van Sparta, Menelaos. Dit is de aanleiding voor de Trojaanse oorlog. (meer…)

DE WAARHEID OF DE LEUGEN?

Onderstand is een Fins sprookje waarin uiteindelijk blijkt dat het vertellen van de waarheid beter loont dan het vertellen van leugens. Het verhaal werd in de negentiende eeuw opgetekend uit monden van een aantal lokale vertellers. Finse sprookjes vertonen veel Russische invloeden, maar ook ‘westerse’ thema’s en motieven spelen een rol. Kenmerkend voor Finse sprookjes is het beeld dat ze oproepen van een fantastische, magisch-realistische natuurwereld. Daarnaast gaat het in Finse volksverhalen vaak over barre levensomstandigheden van een door armoede, kou, duisternis en ontberingen geplaagde bevolking, die naar licht, vrolijkheid en iets meer luxe verlangt. Dat valt in onderstaand verhaal trouwens alleszins mee.

Een man had een baantje als knecht waarmee hij één zilverling per jaar verdiende. Hij was een goed, rechtschapen mens, waar geen draad slechtheid bij zat. Toen hij een jaar lang voor één zilverling gediend had en op de thuisweg de brug over de rivier bereikte, bleef hij staan. Hij wierp het zilverstuk met een boogje in het water en zei: “Als ik de komende zomer meer geld verdien, dan hoop ik dat dit zilverstuk weer boven komt, maar zit dat er niet in, laat het dan maar op de bodem blijven.” Het zilverstuk plonsde in het water en bleef op de bodem liggen. “Ik kan er nauwelijks van rondkomen, maar nou ja, als het niet anders kan, dan nog maar een jaar voor één zilverling,” zei de knecht en nam weer voor een jaar dienst tegen hetzelfde loon. (meer…)

ELLA HARPER

Ella Harper  (5 januari 1870 – 19 december 1921) werd geboren in Hendersonville, Sumner County, Tennessee, dat heden ten dage meer dan 60.000 inwoners telt maar rond de tijd van haar geboorte niet meer dan een armzalige nederzetting was met omstreeks 150 inwoners. Haar ouders William Harper en Minerva Ann Childress waren kleine veeboeren die oorspronkelijk uit Virginia afkomstig waren. William Harper werkte ook als steenhouwer om de kost te verdienen. Het echtpaar was in 1863 getrouwd en kregen twee jaar later hun eerste kind. William Harper diende vrijwel zeker tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865), waarschijnlijk voor het Zuidelijke leger. Hij was Democraat, lid van de Vrijmetselaarsbroederschap en lid van de Methodist Episcopal Church, SouthHet echtpaar had acht kinderen. Ella had een tweelingbroer Everett, die een paar maanden na de geboorte (op 4 april 1870) stierf. Ze had ook een zus, die Susan Margaret heette, die werd geadopteerd door een gezin dat vervolgens naar Missouri verhuisde. Er waren nog vijf andere levende kinderen: Sallie Irene, Willie Johnelle, Ella, Jessie Lee en Earl Phelan. Volgens de familietraditie was Earl een pleegbroer, die in een mandje op hun veranda was gevonden. Latere nakomelingen van Earl wisten met DNA-onderzoek te achterhalen dat Earl een zoon van William Harper moet zijn geweest. Vermoedelijk had William een affaire gehad en liet deze vrouw de baby op zijn veranda achter zodat hij hem kon opvoeden. (meer…)

NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN – 26

NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN
DOOR DR. A. ALETRINO

Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1916

VIJFDE HOOFDSTUK (1e deel)

De Engelschen van rang, die hij audientie gaf – en zij werden niet anders bij hen toegelaten dan voorzien van een audientiebrief, door den grand maréchal, aan wien zij zich eerst moesten voorstellen, onderteekend en afgegeven en nadat een der lakeien die de functie van portier vervulde, naar wien de schildwacht, welke aan den ingang van Longwood op post stond, ze moest begeleiden, hen had meegedeeld of de Keizer hen al of niet kon ontvangen – vonden in de spreekkamer een aide de camp, Gourgaud of de Montholon, in groot uniform, met hooge laarzen en de degen op zij; aan de deur van het vertrek waar de Keizer ontving, wachtte Noverraz in zijn gegallonneerde liverei, om hen toe te laten, wanneer de Keizer gereed was. De Keizer ontving hen staande en liet, wanneer zij geen Fransch spraken, Las Cases als tolk fungeeren om ze eenige woorden toe te voegen en soms een gesprek met ze te houden. Later waren Bertrand en Gourgaud, even als de Montholon, bekwaam genoeg in het Engelsch geworden, om ook op hun beurt die taak van tolk over te nemen. Het gehele bedienden-personeel op Longwood droeg de keizerlijke liverei: groen met zilver of goud aan den kraag of den opslag der mouwen afgezet, wit casimir vest, zwart-zijden korte broek, wit-zijden kousen en schoenen met gespen en vervulden hun functies met evenveel ernst en waardigheid als waren zij nog in de Tuilerieën. Wanneer het etensuur dáár was, trad de maître d’hotel het salon binnen, boog zich voor den Keizer en kondigde aan: “Le diner de Sa Majesté est servi.” Dan stond de Keizer op en ging naar de eetkamer, vergezeld en gevolgd door zijn drie gewone gasten, de Comtesse de Montholon, de Montholon en Gourgaud. De Bertrands verzochten meestal verlof zich te mogen verwijderen, om bij zich thuis te gaan middagmalen. Meestal waren zij alleen des Zondags de gasten van den Keizer, waarover hij zich dikwijls beklaagde: ‘Op het eiland Elba deden de Grootmaarschalk en zijn vrouw hetzelfde. Zouden we niet zoveel mogelijk bij elkaar moeten blijven? (meer…)

FRANS VAN DEN MUIJSENBERG – 049


.
Uitspanning ’t Peeske te Beek, mei 2015 © Frans van den Muijsenberg.

FRANS VAN DEN MUIJSENBERG – 048


.
Uitspanning ’t Peeske te Beek, mei 2015 © Frans van den Muijsenberg.

LILLY KETTNER – 22

Lilly Kettner werd op 2 april 1923 geboren in Floridsdorf, dat in 1904 tegelijkertijd met enkele omliggende dorpen door Wenen werd ingelijfd en sindsdien het 21 district van Wenen is. Samen met Donaustadt, het 22e district, vormen ze het deel van de stad Wenen op de linkeroever van de Donau. Lilly was het enig kind van haar ouders Ludwig Kettner (Wenen, 13 juli 1888) en Franzi Winkler (Wenen, 20 april 1889). Haar vader en zijn broer diende tijdens de Eerste Wereldoorlog als soldaat in het Oostenrijkse leger en werden aan het Russische front krijgsgevangene gemaakt. Haar vader overleefde die gevangenschap, zijn broer echter niet. Toen haar vader echter terugkwam in Wenen, ontdekte hij dat gedurende de oorlog zijn ouders waren overleden. Lilly werd in haar jeugdjaren vooral opgevoed door de grootmoeder van haar moeder, waarbij ze ook inwoonde.

Na de Anschluss van Oostenrijk bij Duitsland in maart 1938 werd de situatie voor de Joodse bevolking nog ernstiger dan die in de voorgaande jaren al was geworden. In december 1938 werd Lilly daarom naar Nederland gestuurd als onderdeel van de kindertransporten van de Joodse gemeenschap in Wenen. Haar ouders immigreerden illegaal met het schip Odyssee naar Palestina. In Nederland verbleef ze in verschillende kindertehuizen. Op 11 december 1938 zat ze eerst in quarantaine in de Copernicusstraat 159 in Den Haag, op 10 januari 1939 verhuisde ze naar Huize Overvoorde aan de Van Vredenburchweg 174 te Rijswijk en vanaf 13 september 1939 was ze woonachtig in Huis ten Vijver aan de Dwarsweg 3 in Scheveningen. Best wel aardige optrekjes om te verblijven. (meer…)

BARBARA NEWHALL FOLLETT

Barbara Newhall Follett (Hanover, New Hampshire, 4 maart 1914 – Brookline, Massachusetts, 7 december 1939) was de dochter van Roy Wilson Follett (21 maart 1887 – 7 januari 1963), een literair redacteur, criticus en universitair docent aan de Brown University, en voormalig onderwijzeres Helen Thomas Follett. Haar vader schreef de conceptversie van wat Follett’s Modern American Usage zou worden, dat bij zijn dood nog niet af was en werd voltooid en geredigeerd door zijn vriend Jacques Barzun (in samenwerking met zes andere mensen die hielpen met de redactie) en postuum werd gepubliceerd. Uit een eerder en later huwelijk van haar vader had Barbara een oudere en een jongere halfzus, Grace en Sabra. Sabra Follett Meservey, zou in 1961 de eerste vrouw worden die als doctoraalstudent werd toegelaten tot Princeton University. Barbara werd thuis door haar moeder onderwezen en toonde al vroeg aanleg voor lezen en schrijven, aangezien ze op vierjarige leeftijd haar eigen poëzie ging schrijven. Barbara was een fantasierijk en intelligent kind: op zevenjarige leeftijd begon ze haar eigen denkbeeldige wereld Farksolia op papier te zetten en daar een eigen taal bij ontwikkelen, Farksoo. Ze was een echt kind van de natuur en haar verhalen en gedichten gingen vaak over de natuurlijke wereld en de wildernis. (meer…)

EEN SPROOKJE VAN POMPHUL

Pomphul is een heuvel, net buiten Hoog Soeren. In het kleine dal aan de voert van die heuvel licht het Groene Poeltje, een stille en idyllische plek. Vroeger stond hier de ‘Koninginnebank’,  een bankje van boomstammetjes dat rond 1862 door boswachters was gemaakt voor koningin Sophie, de eerste echtgenote van Koning Willem III. Zij genoot vanaf hier van het mooie uitzicht over de onafzienbare heide richting Kootwijk. Al in de prehistorie moet het dal en het Groene Poeltje voor de bewoners van dit hooggelegen deel van de Veluwe grote aantrekkingskracht hebben gehad. De grafheuvels in Hoog Soeren bewijzen dat hier al vroeg mensen leefden. Over de plek ontstonden al in de oudheid allerlei verhalen. Zo werd verteld dat de Pomphul was geschapen door Wodan. Ook werd beweerd dat er ‘witte alven’ in de maneschijn bij Pomphul dansten.

Rond 1700 was de Ruetbron bij Haslo, nu nog maar een stroompje, een spaarbekken dat een belangrijke rol had in de watervoorziening van de fonteinen in de tuin van Paleis Het Loo. De koninklijke familie wilde namelijk graag dat de hoogte van de fonteinen die van de fonteinen van Versailles zou overtreffen. Dat kon alleen worden gerealiseerd als gebruik kon worden gemaakt van bronnen die hoger op de Veluwe lagen. Het water vanuit Pomphul kon niet voor de benodigde hoogte zorgen, dus kocht stadhouder Willem III in 1692 het huidige Haslo vanwege de daar gelegen Ruetbron. Hier werd ook het water opgespaard uit de Pomphul en de ‘Veentjes‘. Het graven van de waterleiding van loden, houten en aardewerk buizen, ruim dertien kilometer lang,  naar Het Loo gebeurde door soldaten uit de Veluwse Garnizoenen. Het uiteindelijke resultaat waren twintig fonteinen van elk vier meter hoog en één fontein, de ‘Koningsspuiter’, van bijna veertien meter hoog. Voor het onderhoud van de fonteinen en de leidingen waren acht knechten nodig en een opzichter (de ‘waardman’, die woonde in het ‘waardmanshuis’ aan de Berghuizerweg), die belast was met het toezicht op de bronnen. (meer…)

FRIEDRICH RECK-MALLECZEWEN EN DE AANSLAG 20 JULI 1944

Friedrich Percyval Reck-Malleczewen (Malleczewo, 11 augustus 1884 – Dachau, 16 februari 1945) was een vooraanstaand criticus van het nationaalsocialistische bewind in Duitsland. Opvallend genoeg jon in 1937 zijn historische roman Bockelson. Geschichte eines Massenwahns, Die Geschichte der Wiedertäufer von Münster gewoon verschijnen en in de nationaalsocialistische pers zelfs goede kritieken krijgen. Blijkbaar miste men het feit dat het boek op de eerste plaats een kritische allegorie was op Hitler en het nazisme. Het boek gaat over de zestiende-eeuwse wederdopers in Münster, waarbij Friedrich Reck-Malleczewen de hoofdpersoon Jan van Leiden en diens schrikbewind vergelijkt met de Franse en de Russische revolutie en hij ook sprak van een Duizendjarig Koninkrijk van Zion in Münster. Hij vermelde ook duidelijk dat de belangrijkste propagandist van de wederdopers, net als Goebbels, een hinkepoot was. Voor Reck-Malleczewen was ook het Derde Rijk, net als Münster en de beide genoemde revoluties, een vorm van collectieve psychose. In oktober 1944 schreef hij in zijn dagboek dat de nazi-autoriteiten hem steeds meer in de gaten gingen houden. Enkele dagen later, op 13 oktober 1944, werd hij inderdaad gearresteerd omdat hij het moreel van de gewapende Duitse troepen had ondermijnd door de oproep voor de Sturmgruppe naast zich neer te leggen. De 60-jarige schrijver riskeerde voor dit misdrijf de doodstraf met de guillotine, maar kwam door de bemiddeling van een SS-generaal na een week weer vrij. Op 31 december 1944 werd hij echter voor de tweede maal gearresteerd, dit maal omdat hij bij zijn uitgever schriftelijk had geklaagd dat de hoogte van zijn auteursrechten wel erg veel te lijden hadden van de oorlog. Op 9 januari 1945 werd hij overgebracht naar het concentratiekamp Dachau. Er is onduidelijk over zijn doodsoorzaak. In de officiële doodsakte vanuit Dachau stond dat hij op 16 februari 1945 in het kamp aan tyfus zou zijn overleden, maar er waren geruchten dat hij op 23 februari 1945 via een nekschot zou zijn geëxecuteerd. (meer…)

NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN – 25

NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN
DOOR DR. A. ALETRINO

Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1916

VIJFDE HOOFDSTUK (1e deel)

In het eentonige, lichtlooze, illusielooze voortslepen van den tijd op Longwood, was het eenige wat Napoleon de uren kort kon doen schijnen, het eenige wat hem zijn dagen kon helpen doorkomen, den raad van Las Cases op te volgen en te werken. Zoodra hij Longwood voor goed had betrokken, was het eerste, wat hij deed, alles te regelen en zijn werk voort te zetten. Weldra echter bleek het, dat het werken met Las Cases en met Gourgaud niet genoeg voor hem was om zijn dagen te vullen. Daarom, en om aan een zekere ontstemming, die zich bij zijn omgeving – hoogst-waarschijnlijk een gevolg van hun gebrek aan bezigheid – begon te vertoonen, volgde hij nogmaals den raad van Las Cases, namelijk om hen alten te gelijk in zijn werk te betrekken en ieder op zijn beurt iets anders te dicteeren. “Maar”, schreef Las Cases, “de keizer had het nog niet druk genoeg.” Werk was zijn enige hulpbron, en wat hij tot nu toe had gedicteerd, had genoeg kleur gekregen om hem er nog meer aan te binden. Binnenkort zou het moment van zijn expeditie naar Egypte aanbreken; Hij had er vaak over gesproken om de Grootmaarschalk daar in te zetten; Wij die in de stad achterbleven, waren daarentegen ongelukkig in de stad en vonden het vervelend om ver van de keizer te zijn. Hun karakter raakte door deze omstandigheid verzuurd en allerlei ergernissen vergrootten hun verdriet. Ik stelde de keizer voor om ze allemaal samen in te zetten voor zijn werk en zo in één keer de campagnes van Italië, die van Egypte, het Consulaat, de terugkeer van het eiland Elba te bespreken. (meer…)

083 – LOBITH – BATAVENWEG 1

.
Hoek Batavenweg – Zwarteweg, met een doorkijkje naar het pad evenwijdig aan het Skippymeer (links) en de Batavenweg (rechts), © Frans van den Muijsenberg, september 2024

 

092 – LENTE IN DE HOEFKAMP 7

.
Nijmegen, De Hoefkamp, een veldnaam die al in de 17e eeuw bekend was. Nu een buurt in de wijk in
Neerbosch
© Frans van den Muijsenberg, april 2007.

RICHARD SCHEIBE

93e HINK-STAP-SPRONG DOOR DE TIJD

Richard Scheibe (Chemnitz, 19 april 1879 – Berlijn, 6 oktober 1964) was een Duitse beeldhouwer en medailleur die zowel tijdens het nazitijdperk als in het naoorlogse Duitsland carrière maakte. Hij was de zoon van de Saksische officier Albert Bruno Scheibe (1846-1933) en zijn vrouw Isidora Rau (1853-1924). Zijn oudere broer was de latere schrijver Albert Scheibe (1877-1945). In Dresden ging hij tot 1896 naar het Vitzthum-gymnasium, waar zijn grootvader tot 1869 directeur was geweest. Van 1896 tot 1899 studeerde hij schilderkunst aan de Kunstacademie van Dresden en later in München, maar daarna richtte hij zich op beeldhouwkunst. In 1914 werd hij lid van de Berliner Secession, die ook zijn werk exposeerde. Op voorstel van Peter Behrens, destijds architect bij IG Farbenindustrie AG in Frankfurt am Main, ontwierp hij in 1924 het monument voor de tijdens de Eerste Wereldoorlog gesneuvelde medewerkers van het bedrijf. (meer…)

EEN ONDERDANIGE NATIE?

Vertaling van het artikel ‘A subservient nation? Russia seems prone to authoritarian rulers’, dat op 19 mei 2023 verscheen op Meduza. Het artikel was een bewerking van een editie Signal, Meduza’s nieuwsbrief over geschiedenis

Gezien de mentale pijn en in sommige gevallen de brute repressie die de vele duizenden Russen ondergaan die zich verzetten tegen Poetin en de Russische oorlog tegen Oekraïne, wil iedereen weten waarom de Russische oppositie er niet in is geslaagd hem te stoppen. Eén theorie stelt dat het iets te maken heeft met een aangeboren Russisch nationaal karakter – wat dat ook moge betekenen – van onderdanigheid, dat het Russische volk dictatuur over zichzelf afroept door niet genoeg vrijheid en democratie te verlangen. Sinds de val van de Sovjet-Unie hebben sociologische studies, zowel binnen als buiten Rusland, aangetoond dat Russische burgers democratische idealen net zo hoog waarderen als burgers van veel vrijere staten. Maar het idee dat Rusland een ‘onderdanige natie’ is, blijkt zowel oud als duurzaam te zijn. Het duurt voort vanaf het vroege imperiale tijdperk, via de Sovjet-Unie, tot op de dag van vandaag. Meduza legt de geschiedenis van het idee uit en waarom het op zijn best te simplistisch en op zijn slechtst gevaarlijk is. (meer…)

COCA-COLA SYRUP

Het welbekende Coca-Cola zou zijn uitgevonden door John Stith Pemberton (Knoxville, 8 juli 1831 – Atlanta, 16 augustus 1888), een arts en apotheker. Hij had in zijn jonge jaren een praktijk als traditionele stoomdokter, die stoombaden met kruiden en andere producten gebruikten om zweten te bevorderen, wat een heilzame werking op het lichaam zou hebben. Tijdens de Burgeroorlog diende hij in het leger van de zuidelijke Confederatie en raakte zwaargewond bij de Slag bij Columbus (15 april 1865) aan het eind van de oorlog. Om de blijvende pijn als gevolg daarvan tegen te gaan gebruikte hij verschillende verdovingsmiddelen en raakte als gevolg daarvan verslaafd aan morfine. In die tijd was er grote vraag naar allerhande huismiddeltjes en tonics en ook Pemberton ging aan de slag in het ontwikkelen van plantaardige geneesmiddelen. In 1866 begon hij te experimenteren met pijnstillers die konden dienen als een morfinevrij alternatief. Zijn eerste recept was ‘Dr. Tuggle’s Compound Syrup of Globe Flower’, waarin het actieve ingrediënt afkomstig was van de knoopstruik, een giftige plant. Vervolgens begon hij te experimenteren met coca en cocawijnen. In die tijd werd het coca-extract vooral gebruikt in geneesmiddelen, voor drankjes ter bevordering van de seksuele drift, de behandeling van spijsverteringsproblemen, voor zenuwkalmerende middelen en als drankje tegen veroudering. (meer…)

DE DRIE GRATIËN – 064

Pierre Gerardus Cornelis van Soest (Venlo, 14 oktober 1930 – Amsterdam, 2 januari 2001) verhuisde in 1947 naar Amsterdam om daar een opleiding te volgen aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten. In 1949 had hij deze opleiding afgerond. In 1952 en 1953 ontving hij de Koninklijke Subsidie voor de Schilderkunst, een aanmoedigingsprijs voor jonge kunstenaars. Vanaf 1964 woonde en werkte hij afwisselend in Amsterdam en het Zuid-Limburgse Helle. Hij was vanaf de oprichting in 1962 lid van de Amsterdamse kunstenaarsgroep Groep Scorpio die zich begin zestiger jaren verzette tegen de manier waarop in Nederland, in het bijzonder in het kunstcentrum van Amsterdam, de kunstenaar in de gelegenheid werd gesteld te exposeren. De ‘angry young men’ van Groep Scorpio was een jaar of vier actief en lanceerde ‘revolutionaire’ kunstpolitieke ideeën. De keuze van de naam werd uitgelegd als, ‘Scorpio, de schorpioen, die zich aangevallen waant, en terugslaat’. Het werk zou dan ook een agressief, provocerend karakter hebben gehad. De kunstenaarsgroep was werkzaam op het breukvlak van abstractie en figuratie, maar werd in de tijd van ontstaan ingedeeld bij de modernen. (meer…)

EROTIEK IN DE 19E EEUW – 62

Rond 1905 verscheen bij de Berlijnse uitgever Richard Eckstein het boek Eva im Paradies. Weibliche Freilicht-Akte nach Aufnahmen für Künstler und Kunstliebhaber (30 x 40,5 cm), met twintig foto’s van de keurige portrettenfotograaf Wilhelm Hümmer uit München. Het betrof Loseblattwerk, dat wil zeggen een map met foto’s die op karton waren bevestigd.

082 – EMMERICH VANAF DE RHEINBRÜCKE BIJ EMMERICH 2

.
Zicht op Emmerich vanaf de Rheinbrücke, met 803 meter de langste hangbrug in Duitsland, © Frans van den Muijsenberg, januari 2011

 

081 – EMMERICH VANAF DE RHEINBRÜCKE BIJ EMMERICH 1

.
Zicht op Emmerich vanaf de Rheinbrücke, met 803 meter de langste hangbrug in Duitsland, © Frans van den Muijsenberg, januari 2011

 

VERNIETIGING DOOR WERK, deel 5

Joden uit Lódz in de vrachtwagenfabriek van Büssing in Braunschweig en Vechelde, 1944-1945
Vertaling van: Karl Liedke – Destruction Through Work: Lodz Jews in the Büssing Truck Factory in Braunschweig, 1944-1945, Yad Vashem Studies, XXX, Jeruzalem, 2002, pp. 153-188, opgenomen op de website van Yad Vashem.

Korte biografieën van voormalige gevangenen van KL- Aussenlager Schillstrasse in Braunschweig

Zvi Bergman werd geboren in 1922 in Zduńska Wola en woonde vanaf 1923 in Lódz. Hij had een broer Pinkus (geb. 1916) en een zus Ruth (geb. 1925). Hij volgde een textielvakschool en behaalde in 1939 een onvolledig einddiploma van de middelbare school. In het getto van Lódz werkte hij als klerk bij de bevolkingsadministratie en de goederenbevoorrading. Hij werd op 25 augustus 1944 naar Auschwitz gedeporteerd en in oktober 1944 overgebracht naar Braunschweig (gevangenennummer onbekend). Als gevolg van een arbeidsongeval in januari 1945 werd hij arbeidsongeschikt verklaard en geëvacueerd naar een ziekenboeg in Watenstedt. Hij werd daar in april 1945 geëvacueerd en op 2 mei 1945 in Wöbbelin bevrijd. Na in het ziekenhuis in Ludwigslust te zijn opgenomen, keerde hij terug naar Polen, maar kon geen familie vinden. In oktober 1945 verliet hij het land via Tsjecho-Slowakije naar Lepheim am Ulm in Duitsland, waar hij in een vluchtelingenkamp woonde. Uiteindelijk kwam hij in Marseille aan en, na een mislukte poging om Haifa te bereiken aan boord van een illegale immigratieboot, werd hij geïnterneerd in een vluchtelingenkamp op Cyprus. In februari 1948 kreeg hij een vergunning om naar Palestina te emigreren als onderdeel van het quotum dat door de Britse regering was vastgesteld. Na een verblijf in een doorgangskamp vond hij werk in een wapenfabriek en voltooide hij zijn militaire dienst. Hij is sinds 2 juli 1946 getrouwd en heeft twee kinderen: Ruth (geb. 1951) en Benjamin (geb. 1954). Het gezin woont in Holon, Israël. (meer…)

VERNIETIGING DOOR WERK, deel 4

Joden uit Lódz in de vrachtwagenfabriek van Büssing in Braunschweig en Vechelde, 1944-1945
Vertaling van: Karl Liedke – Destruction Through Work: Lodz Jews in the Büssing Truck Factory in Braunschweig, 1944-1945, Yad Vashem Studies, XXX, Jeruzalem, 2002, pp. 153-188, opgenomen op de website van Yad Vashem.

De evacuatie (80)

Het hoge sterftecijfer in het kamp aan de Schillstrasse leek de medische autoriteiten in het hoofdkamp Neuengamme zorgen te baren. Begin januari 1945 arriveerde een afgezant uit Neuengamme in Braunschweig. Hij gaf opdracht om zo’n 200 zieke gevangenen, die arbeidsongeschikt waren en onder de heersende omstandigheden in Braunschweig zeker zouden zijn gestorven, over te brengen naar het ziekenhuis ( Krankenrevier ) in KL -Aussenlager Watenstedt. Ook werd begonnen met de bouw van een nieuw ziekenhuis. (81) De gevangenen bleven echter in het kamp sterven. Vanaf half januari 1945 werden de lijken niet langer naar Watenstedt overgebracht, maar naar het crematorium op de hoofdbegraafplaats in Braunschweig. Deze taak werd toevertrouwd aan de begrafenisondernemer “Pietät”; tot 20 maart 1945 vervoerde dit bedrijf tachtig lijken naar het crematorium. (82)

Vanaf begin januari 1945 werden gevangenen uit de kampen Schillstrasse en Vechelde naar Watenstedt getransporteerd. Aanvankelijk werden alleen zieke of verzwakte gevangenen geëvacueerd; na hun overplaatsing naar Watenstedt werden sommige van deze gevangenen niet in een ziekenhuis ondergebracht, maar tewerkgesteld in de productie van granaten in Hermann-Göring-Werke. (83) In februari werden meer gevangenen overgebracht na de vernietiging van de productiefaciliteiten in Büssing door geallieerde luchtaanvallen. Vanaf 21 maart 1945 werden er geen gevangenen meer naar de fabriek in Büssing gestuurd. Op 26 maart vertrokken ze uit Braunschweig. De zwaksten onder hen reisden per vrachtwagen; anderen liepen een afstand van 20 km naar Watenstedt. Degenen die onderweg zwak werden, werden overgeplaatst naar een wagen die door aangewezen gevangenen werd getrokken. (84) Weer anderen die de marcherende colonne niet konden bijhouden, werden door SS’ers doodgeschoten. (85) (meer…)

VERNIETIGING DOOR WERK, deel 3

Joden uit Lódz in de vrachtwagenfabriek van Büssing in Braunschweig en Vechelde, 1944-1945
Vertaling van: Karl Liedke – Destruction Through Work: Lodz Jews in the Büssing Truck Factory in Braunschweig, 1944-1945, Yad Vashem Studies, XXX, Jeruzalem, 2002, pp. 153-188, opgenomen op de website van Yad Vashem.

Het kamp

Voormalig gevangene Jerzy Herszberg beschreef de leefomstandigheden in het kamp als volgt:

Braunschweig was het ergste kamp waar ik verbleef. Ik ben geen opschepper, maar ik kan het niet laten om hier misschien wel mijn enige claim op roem te vermelden. De geruchten gingen dat de Kapo die de leiding had over het kamp eerder een beul in Dachau was geweest en dat zijn assistent Kapo tot kampen was veroordeeld in verband met een beroemde moordzaak in het vooroorlogse Duitsland, destijds bekend als de “Vampier van Düsseldorf”. Dit is een zeldzame onderscheiding, zelfs voor kampnormen. Er waren nog andere Duitse Kapo’s en één zigeuner, maar niet met zo’n reputatie, en ik kan me er nu minstens zes herinneren, gedenkwaardig vanwege hun sadisme. Ze waren allemaal eerder in Dachau geweest, waar ze een uitstekende opleiding kregen voor hun nieuwe functies. (61) Ze leken het nooit moe te worden ons te martelen en te vernederen en ik moet helaas toegeven dat ze hierbij werden geholpen door Joodse Kapo’s. (62) De kampcommandant sloeg ons nooit, maar liet ons wachten op onze zondagse soep, die we in het kamp aten, niet in de fabriek. Hij kwam op de een of andere manier erg sadistisch over. Het is misschien interessant om te vermelden dat het een klein kamp was en, voor zover ik weet, het enige waar de commandant af en toe persoonlijk de appèls kwam inspecteren. Het was in de winter en de kou was een extra last. En toen ons haar een beetje groeide nadat we in Auschwitz volledig waren geschoren, lieten we er met een tondeuse een paar over ons hoofd verwijderen, met een paar heel korte haartjes aan beide kanten. De kale plek werd door de Kapo’s, als grap, “Läuse Strasse” genoemd – straat voor luizen. Deze zeer individualistische haarstijl maakte elke ontsnapping nog moeilijker. (meer…)

VERNIETIGING DOOR WERK, deel 2

Joden uit Lódz in de vrachtwagenfabriek van Büssing in Braunschweig en Vechelde, 1944-1945
Vertaling van: Karl Liedke – Destruction Through Work: Lodz Jews in the Büssing Truck Factory in Braunschweig, 1944-1945, Yad Vashem Studies, XXX, Jeruzalem, 2002, pp. 153-188, opgenomen op de website van Yad Vashem.

De aantallen gevangenen

De eerste groep van ongeveer 350 gevangenen die de selectie hadden doorstaan, vertrok medio september 1944 naar Braunschweig. (23) Deze groep bestond vrijwel uitsluitend uit Poolse Joden uit het getto van Lódz. Een analyse van een goed bewaard gebleven gevangenenlijst geeft aan dat ze van het hoofdkamp Neuengamme nummers toegewezen kregen, variërend van ongeveer 50.000 tot 50.900. (24)  Omdat het kamp aan de Schillstrasse nog niet voltooid was, werden ongeveer 100 mannen uit dit transport toegewezen aan kamp Mascherode, waar de bouwvakkers gehuisvest waren. De resterende ongeveer 250 mannen werden naar Vechelde bij Braunschweig gestuurd, (25) waar Büssing in de zomer van 1944 een deel van zijn productiefaciliteiten naartoe had verplaatst. De groep in Vechelde was ondergeschikt aan het kamp aan de Schillstrasse als Unterkommando .

Medio oktober 1944 vertrok een tweede transport van ongeveer 500 gevangenen uit Auschwitz; ze kregen nummers toegewezen van ruwweg 64.200 tot 64.700. Net als zijn voorganger bestond ook deze groep uit Poolse Joden; slechts een tiental Joden waren afkomstig uit Duitsland of Hongarije. (26) Het lijkt erop dat tussen de 350 en 400 mannen werden ondergebracht in het voltooide deel van het kamp aan de Schillstrasse, terwijl de resterende 100-150 naar Vechelde werden gestuurd. Op 9 november 1944 vertrok een derde transport gevangenen van Auschwitz naar Braunschweig. (27) Deze groep van ongeveer 350 gevangenen bestond voornamelijk uit Poolse Joden, maar ook enkele tientallen Hongaarse Joden, evenals tussen de tien en twintig Tsjechische en Slowaakse Joden. Ze kregen nummers toegewezen van 67.100 tot 67.700. (28) Ze lijken allemaal naar het kamp aan de Schillstrasse te zijn gestuurd. Bij aankomst in Braunschweig of Vechelde kreeg elke gevangene een blikken ‘hondenplaatje’ met daarop een nummer ( Namensmarke ) gegraveerd; de plaatjes waren bedoeld om om de nek te hangen. (meer…)

VERNIETIGING DOOR WERK, deel 1

Joden uit Lódz in de vrachtwagenfabriek van Büssing in Braunschweig en Vechelde, 1944-1945
Vertaling van: Karl Liedke – Destruction Through Work: Lodz Jews in the Büssing Truck Factory in Braunschweig, 1944-1945, Yad Vashem Studies, XXX, Jeruzalem, 2002, pp. 153-188, opgenomen op de website van Yad Vashem.

Inleiding

Begin 1944 was de toestroom van buitenlandse burgerarbeiders in de economie van het Derde Rijk tot een minimum beperkt. Geconfronteerd met het vooruitzicht van een ernstig tekort aan arbeidskrachten, richtten Duitse bedrijven hun aandacht op de SS-concentratiekampen, waar een enorme hoeveelheid potentiële arbeidskrachten werd opgesloten. Vanaf het voorjaar van 1944 nam het aantal werkkampen dat als dependances van concentratiekampen fungeerde, in Duitsland en de bezette gebieden met sprongen toe. De lijst van Duitse economische ondernemingen die actief betrokken waren bij de oprichting van dergelijke subkampen werd langer en omvatte talloze bekende bedrijven.

Verzoeken om toewijzing van kampgevangenen als arbeidskrachten werden door de bedrijven rechtstreeks ingediend bij het hoofdkantoor van de SS-Wirtschafts- und Verwaltungshauptamt (WVHA), bij SS-Sturmbannführer Gerhard Maurer, het hoofd van afdeling D II – Arbeitseinsatz der Häftlinge. In individuele gevallen belandden deze verzoeken op het bureau van Maurers meerdere, SS-Brigadeführer Richard Glücks, of, als de aanvrager bijzonder goede relaties met de SS onderhield, op het bureau van het hoofd van de WVHA, SS-Gruppenführer Oswald Pohl. Af en toe namen vertegenwoordigers van Duitse bedrijven rechtstreeks contact op met kampcommandanten met verzoeken om toewijzing van gevangenen als arbeidskrachten – in strijd met de vaste procedures. (meer…)

080 – RHEINBRÜCKE BIJ EMMERICH 2

.
De Rheinbrücke bij Emmerich, met 803 meter de langste hangbrug in Duitsland, © Frans van den Muijsenberg, januari 2011

 

079 – RHEINBRÜCKE BIJ EMMERICH 1

.
De Rheinbrücke bij Emmerich, met 803 meter de langste hangbrug in Duitsland, © Frans van den Muijsenberg, januari 2011

 

EVERETT RUESS deel 2

Ruess stond in contact met Ansel Adams (20 februari 1902 – Monterey, 22 april 1984), de beroemde fotograaf van landschappen die actief was in hetzelfde gebied dat Ruess doorkruiste, en met Dorothea Lange (26 mei 1895 – 11 oktober 1965), de fotografe die op zo’n indrukwekkende wijze de effecten van de Grote Depressie vastlegde. Ruess stond zelf bekend om het maken van linoleumdrukken van landschappen en de natuur, die taferelen laten zien van de kust van Monterey Bay, de noordkust van Californië nabij Tomales Bay, de Sierra Nevada, Utah en Arizona. Ruess schreef tijdens zijn leven geen boeken, maar hij was zijn hele leven dagboekschrijver en stuurde honderden brieven naar huis. Zijn dagboeken en gedichten werden postuum gepubliceerd in twee boeken, beide geïllustreerd met zijn eigen houtsneden. Zijn dagboek uit 1934 werd echter nooit gevonden. In 1940 verscheen On Desert Trails with Everett Ruess en in 1983 Everett Ruess: Vagabond for Beauty. Zijn levensverhaal werd onder meer vertelt in Into the Wild (1966) van Jon Krakauer, maar waarin ook het verhaal werd verwerkt van de avonturier Chris McCandless die in Alaska het leven verloor. In 2007 werd dit gecombineerde verhaal door Sean Penn onder de gelijknamige titel Into the Wild verfilmd. Het verhaal van Everett Ruess komt ook voor in Desert Solitaire (1968) van Edward Abbey en in Mormon Country (1942) van Wallace Stegner in het hoofdstuk Artist in Residence (pag. 319-350). (meer…)

EVERETT RUESS deel 1

Met grote regelmaat verdwijnen mensen spoorloos van de aardbodem. In Nederland worden jaarlijks tussen de 16.000 en de 20.000 mensen als vermist opgegeven bij de politie. De grote meerderheid is binnen maximaal drie weken weer terecht, maar elk jaar blijven ongeveer 20 personen langer dan een jaar onvindbaar, waarvan er 15 nooit meer terugkomen. Er is in de loop der jaren een lange lijst ontstaan van vermiste personen. In de Verenigde Staten zijn de aantallen schrikbarend veel hoger. Ook daar zullen wel soortgelijke lijsten bestaan als in Nederland, vol namen van anonieme landgenoten waar buiten een kleine kring familieleden en vrienden nooit meer iemand acht op slaat. Maar soms verdwijnt er weleens een bekend iemand of krijgt een bepaalde vermissing veel aandacht en blijft zo decennialang onder de aandacht. Dat gold in de Verenigde Staten voor de verdwijning van Everett Ruess.

Everett Ruess (Oakland, 28 maart 1914 – Escalante, eind november 1934) was een Amerikaanse kunstenaar, dichter en schrijver die in 1934 op twintigjarige leeftijd verdween tijdens een reis door een afgelegen gebied in Utah. Hij was de jongste van de twee zonen van Stella en Christopher Ruess. Zijn oudere broer Waldo werd geboren in 1909. Zijn vader was een unitarische predikant en moest om de paar jaar verhuizen om elders als predikant te gaan werken. Zo woonde het gezin in 1920 in Brookline (Massachusetts) en in 1930 in Los Angeles. Everett begon al op zeer jonge leeftijd met houtsnijden, boetseren in klei en schetsen. (meer…)

DE DRIE GRATIËN – 063

Pierre Gerardus Cornelis van Soest (Venlo, 14 oktober 1930 – Amsterdam, 2 januari 2001) verhuisde in 1947 naar Amsterdam om daar een opleiding te volgen aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten. In 1949 had hij deze opleiding afgerond. In 1952 en 1953 ontving hij de Koninklijke Subsidie voor de Schilderkunst, een aanmoedigingsprijs voor jonge kunstenaars. Vanaf 1964 woonde en werkte hij afwisselend in Amsterdam en het Zuid-Limburgse Helle. Hij was vanaf de oprichting in 1962 lid van de Amsterdamse kunstenaarsgroep Groep Scorpio die zich begin zestiger jaren verzette tegen de manier waarop in Nederland, in het bijzonder in het kunstcentrum van Amsterdam, de kunstenaar in de gelegenheid werd gesteld te exposeren. De ‘angry young men’ van Groep Scorpio was een jaar of vier actief en lanceerde ‘revolutionaire’ kunstpolitieke ideeën. De keuze van de naam werd uitgelegd als, ‘Scorpio, de schorpioen, die zich aangevallen waant, en terugslaat’. Het werk zou dan ook een agressief, provocerend karakter hebben gehad. De kunstenaarsgroep was werkzaam op het breukvlak van abstractie en figuratie, maar werd in de tijd van ontstaan ingedeeld bij de modernen. (meer…)

KEIZER NORTON I VAN DE VERENIGDE STATEN

Het levensverhaal van de eerste en enige keizer van de Verenigde Staten doet denken aan het leven van de Nederlandse zwerver, straatmuzikant en kandidaat-gemeenteraadslid Nelis de Gelder (Amsterdam, 22 november 1856 – Amsterdam, 30 november 1931), die bekend staat als de tragisch-komische figuur Hadjememaar van de Rapaillepartij.

Joshua Abraham Norton(Londen, 14 februari 1818 – San Francisco, 8 januari 1880) werd geboren in een Joods middenklassegezin, maar groeide op in Zuid-Afrika. Zijn ouders John Norton (1794-1848) en Sarah Norden (1796-1846) waren succesvolle kooplui, die woonden in het Kentse stadje Deptford, tegenwoordig onderdeel van Londen. Begin 1820 verhuisde het gezin naar Zuid-Afrika als onderdeel van een door de overheid gesteund koloniaal plan waarvan de deelnemers bekend werden als de 1820 Settlers. Eind 1845 verliet Norton Kaapstad en zeilde begin 1846 van Liverpool naar Boston, In 1849 vestigde hij zich in San Francisco als handelsbemiddelaar. Het ging hem voor de wind, binnen vijf jaar was hij een rijk en gerespecteerd lid van de gemeenschap. Daarna pakte een zakelijke gok helemaal verkeerd voor hem uit. Hij probeerde nog rijker te worden door te speculeren met de verkoop van rijst. Door een exportban vanuit China was de prijs van rijst namelijk sterk gestegen en Norton wist een grote lading rijst in Peru op de kop te tikken. Hij hoopte deze met grote winst in de Verenigde Staten te kunnen verkopen. Hij was echter niet de enige die op dit lumineuze idee was gekomen. Doordat er vele schepen vanuit Peru aankwamen, kelderde de prijs enorm en leed Norton grote verliezen. Zijn fortuin verdween en in 1858 was Norton, na een lange rechtszaak, bankroet. Vanaf dat moment woonde hij in een armoedig arbeiderspension. DE geruïneerde Norton deed nog een vergeefse poging voor het Congres te worden gekozen, maar ook deze poging faalde. Waarschijnlijk waren deze twee grote tegenslagen funest voor de geestelijke gezondheid van Joshua Norton. (meer…)

EROTIEK IN DE 19E EEUW – 61

Rond 1905 verscheen bij de Berlijnse uitgever Richard Eckstein het boek Eva im Paradies. Weibliche Freilicht-Akte nach Aufnahmen für Künstler und Kunstliebhaber (30 x 40,5 cm), met twintig foto’s van de keurige portrettenfotograaf Wilhelm Hümmer uit München. Het betrof Loseblattwerk, dat wil zeggen een map met foto’s die op karton waren bevestigd.

091 – LENTE IN DE HOEFKAMP 6

.
Nijmegen, De Hoefkamp, een veldnaam die al in de 17e eeuw bekend was. Nu een buurt in de wijk in
Neerbosch
© Frans van den Muijsenberg, april 2007.

090 – LENTE IN DE HOEFKAMP 5

.
Nijmegen, De Hoefkamp, een veldnaam die al in de 17e eeuw bekend was. Nu een buurt in de wijk in
Neerbosch
© Frans van den Muijsenberg, april 2007.

INHALEREN VAN OZON

In 1910 werd door de ‘electro-therapeut’, waarschijnlijk een zelf verzonnen beroepsomschrijving,  Samuel Howard Monell (1856-1918) geadverteerd met een apparaat waarmee onder meer ozon kon worden geïnhaleerd ter verbetering van allerlei kwalen. ‘For the inhalation of ozone properly mixed with atmospheric air, this simple method of the author is not surpassed by any. Stop one nostril with pressure of a fingertip while snuffing up the ozonized discharge through the other. Two or three minutes inhalation will dry a running coryza and snuffles, open the passage in a nose stopped by swollen turbinates, soothe and heal the irritation of a ‘raw’ mucous membrane, and allay the tendency to hay fever. This inhalation, deeply drawn into the lungs, is helpful in stimulating expectoration in bronchitis and drying the secretion, and assists the radical cure of all the curable forms. In phthisis it is also useful as an aid in lessening the cough and drying and eliminating the secretion. In cases of chronic nasal catarrh with fetid odor, first cleanse out the mucus by snuffing up a mild and warm salt solution just before inhaling the ozone. Read all that is said of ozone in this book. It is a very important adjunct to high frequency currents. In acute conditions repeat at short intervals.’  Rond de vorige eeuwwisseling was ozon ineens een van de nieuwe wondermiddelen die op de markt kwam. (meer…)

HANS-BERND EN WERNER VON HAEFTEN

92e HINK-STAP-SPRONG DOOR DE TIJD

Hans-Bernd August Gustav von Haeften (Berlijn, 18 december 1905 – Berlijn, 15 augustus 1944) en Werner Karl Otto Theodor von Haeften (Berlijn, 11 oktober 1908 – Berlijn, 21 juli 1944) waren zonen van generaal-majoor b.d. Hans von Haeften (1870-1937), president van het Reichsarchiv Potsdam en Agnes von Haeften, geb. von Brauchitsch (1869-1945). Beide broers waren betrokken bij de aanslag op 20 juli 1044 op Adolf Hitler door Claus von Stauffenberg.

Hans-Bernd von Haeften volgde onderwijs aan het Bismarck Gymnasium in Berlin-Wilmersdorf. In 1924 deed hij eindexamen en studeerde rechten. Als uitwisselingsstudent studeerde hij ook enige tijd aan het Trinity College van de Universiteit van Cambridge. Na zijn afstuderen werkte hij voor de Stresemann Stichting, totdat hij in 1933 in dienst van het Rijksministerie van Buitenlandse Zaken trad. Hij werkte als cultureel attaché in Kopenhagen, Wenen en Boekarest. In 1940 werd hij directeur van het cultureel-politiek departement van het Rijksministerie van Buitenlandse Zaken. Hij weigerde echter om toe te treden tot de NSDAP. Hier en daar wordt steeds opgemerkt dat Hans-Bernd vanaf het begin een fel tegenstander was van de nazi’s en van Adolf Hitler. Zijn loopbaan suggereert op het eerste gezicht toch duidelijk dat het zeker de eerste jaren dat de nazi’s aan de macht waren weel meeviel met die antipathie. Hij maakte schitterend carrière binnen nazi-Duitsland. (meer…)

ELLIE HAMME -21

Ellie Hamme werd op 14 juni 1936 in Rotterdam geboren en onder de doopnaam Aaltje Hamme ingeschreven in het gebooorteregister. Ze was de twee dochter van Marcus Hamme (Den Haag, 24 december 1901 – Sobibor, 16 juli 1943) en Keetje Tromp (Groningen, 2 december 1905 – Haifa, 28 maart 1980). Zij waren op 26 augustus 1932 in Den Haag in het huwelijk getreden. Het echtpaar vestigden zich toen in Rotterdam. Daar kregen een jaar later hun eerste dochter, Hanneke (Rotterdam, 12 november 1933 – Karne Shomron, 7 maart 2020). Weer drie jaar later werd Ellie Hammer er geboren.

Marcus Hamme was sinds 1938 docent economische wetenschap aan de HBS in Oud-Beijerland en werkte als boekhouder bij de bank van zijn zwager Hartog Koopman (Oud-Beijerland, 24 november 1889 – Sobibor, 9 juli 1943). De eerste jaren ging Marcus dagelijks met de stoomtrein vanuit Rotterdam naar Oud-Beijerland. Toen het voor Joden verboden werd om nog gebruik te maken van het openbaar vervoer, fietste hij de afstand. Toen iets later zijn fiets in beslag werd genomen, verhuisde het gezin op 23 juni 1941 naar de Steenenstraat 14 in Oud-Beijerland, in een woning die Bastiaan Willem Hollaar enkele weken eerder op een veilig had gekocht. (meer…)

AUSSENKAMP 9 – BRAUNSCHWEIG BÜSSING-NAG

Büssing-NAG Vereinigte Nutzkraftwagen AG, gevestigd in de Schillstrasse in Braunschweig, bekleedde een belangrijke positie in de wapenproductie. Het bedrijf was in 1903 opgericht door Heinrich Büssing, ontwikkelde zich tot een van Duitslands belangrijkste fabrikanten van vrachtwagens en bussen en ging vanaf 1933 steeds nauwer samenwerken met het Duitse leger, waardoor Büssing-NAG voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog een belangrijke voertuigleverancier voor de Duitse strijdkrachten werd. In 1944 vroeg het bedrijf aan de leiding van het concentratiekamp Neuengamme om arbeidskrachten om in het bedrijf te komen werken bij de productie van vrachtwagens. Voor de Wehrmacht. Vlak bij de hoofdfabriek werden vijf barakken gebouwd voor een buitenkamp aan de Wörthstraße (tegenwoordig Schillstraße). Het bedrijf zette ook het extra extern subkamp Vechelde op om de productie uit het stadsgebied te kunnen verplaatsen. Vanaf september tot november 1944 kwamen drie transporten met 1.200 gevangenen, die oorspronkelijk waren geselecteerd voor werk in het concentratiekamp Auschwitz, aan in Braunschweig. Achthonderd man ging naar het subkamp aan de Schillstrasse in Braunschweig, de resterende vierhonderd man gingen naar de voormalige spinnerij in Vechelde, ongeveer tien kilometer verderop. (meer…)

EROTIEK IN DE 19E EEUW – 60

Rond 1905 verscheen bij de Berlijnse uitgever Richard Eckstein het boek Eva im Paradies. Weibliche Freilicht-Akte nach Aufnahmen für Künstler und Kunstliebhaber (30 x 40,5 cm), met twintig foto’s van de keurige portrettenfotograaf Wilhelm Hümmer uit München. Het betrof Loseblattwerk, dat wil zeggen een map met foto’s die op karton waren bevestigd.

089 – LENTE IN DE HOEFKAMP 4

.
Nijmegen, De Hoefkamp, een veldnaam die al in de 17e eeuw bekend was. Nu een buurt in de wijk in
Neerbosch
© Frans van den Muijsenberg, april 2007.

088 – LENTE IN DE HOEFKAMP 3

.
Nijmegen, De Hoefkamp, een veldnaam die al in de 17e eeuw bekend was. Nu een buurt in de wijk in
Neerbosch
© Frans van den Muijsenberg, april 2007.

ANTON DE KOM – DE GROOTE BRAND

Aan de bovenzijde der kolonie voltrekt zich de geschiedenis met de doodende eentonigheid eener machine. 27 Februari 1816 tot 9 Juli 1816 Gouverneur Willem Benjamin Panhuys. 1816 tot 1822 Gouverneur Cornelis Vaillant. 1822 tot 1827 Gouverneur Abraham de Veer. 1827 tot 1828 Gouverneur van den Bosch. 1828 tot 1831 Gouverneur Paulus Roelof Cantzlaer. 1832 tot 1838 Gouverneur Baron van Heeckeren. De kolonie is een doorgangshuis voor gouverneurs, een trede op de ladder der koloniale carrière. Men voert een nieuwen bestuurder in zooals men een baal katoentjes invoert uit Twente. Kennis der bevolking, liefde voor het land waarover men moet regeeren, verknochtheid aan den grond, dat alles is wijsheid die zoo goed en zoo kwaad het kan maar met het ambt moet komen. Voor het trekken van groote lijnen, voor het uitvoeren van een plan dat het gouverneurschap zal overleven, is de tijd te kort, het is ook niet noodig, men speelt slechts onder nikkers den politieagent van Europa, men brengt het bespaarde geld in een veilige kluis onder en hunkert ondertusschen naar den dag waarop men het vervloekte land kan verlaten. (meer…)

WILHELM HÜMMER

Wilhelm Hümmer had zijn atelier op hetzelfde adres als het atelier van de gebroeders Laifle, aan de Schellingstrasse 37 te München. Over de fotograaf is verder weinig bekend en ook over de relatie met de Laifles blijft het raden. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat beiden het atelier met alle dure apparatuur samen deelden. Wilhelm Hümmer hoorde zo ongeveer tot de laatste groep fotografen die de ‘carte de visite’ maakte.

Rond 1850 was een nieuwe afdruktechniek voor foto’s mogelijk geworden die het voor fotografen mogelijk maakte om makkelijker en goedkoper meerdere afdrukken van een negatief te maken: de albuminedruk. Fotografen gebruikten deze fotografische drukmethode in beginsel vooral om portretfoto’s te maken. De techniek werd ontwikkeld door de Franse fotograaf en uitvinder Louis Désiré Blanquart-Evrard (1802-1872). Het was de eerste commercieel toepasbare methode om van een negatief een fotografische contactafdruk op lichtgevoelig papier te maken. De albumine uit (kippen)eiwit werd gebruikt om de fotografische chemicaliën aan het papier te binden. De afdruk ontstaat door directe blootstelling aan licht, zonder de hulp van een ontwikkelaar, zoals in de modernere vormen van afdrukken. Het werd van 1855 tot het begin van de twintigste eeuw de meest gebruikte manier om foto’s af te drukken, met een piek in de periode 1860-1890. De vervaardiging verliep via een lastig proces: (meer…)

JOHANN, OSKAR EN AUGUST LAIFLE

Johann Laifle was een fotograaf uit Regensburg, die hier van 1865 tot 1900 actief was. Hij had hier een fotostudio voor het maken van portretfoto’s, maar maakte daarnaast ook landschapsfoto’s en stadsfoto’s van Regensburg. Later in zijn carrière begon hij met ‘Briefmarkenphotographie’, waarmee hij in allerlei bladen adverteerde. ‘Je eigen portret op een postzegels’, was daarbij de slogan. Hij gebruikte hiervoor een foto van de kinderoppas van gezin Laifle, die voorzien van een nep-postzegelrand op vellen papier werd gedrukt, geperforeerd en gegomd. Net als echte postzegels dus en de afnemer kon vervolgens een van de zegels op een enveloppe plakken. Het idee van deze nep-postzegels was overgewaaid uit de Verenigde Staten. Een zeeman uit Nantucket, Massachusetts maakte tussen 1851 en 1857 de zogenaamde New England Whalers Home Express-postzegel, die met een houtsnede werd gedrukt.

Het idee werd overgenomen door George A. Hussey die tussen 1854 en 1875 een ‘lokale post’ in New York City runde en jongens de brieven tussen banken, verzekeringsmaatschappijen en andere bedrijven liet bezorgen. In 1858 hernoemde Hussey het bedrijf tot ‘Hussey’s Instant Special Message Service’ en gaf hij zijn eigen postzegels uit. Hij had namelijk al vroeg opgemerkt dat veel van die jonge bezorgers postzegels verzamelde, ook die van koeriersdiensten zoals die van hemzelf. Ze zochten zelfs in prullenbakken naar weggegooide enveloppen. Hussey begon daarom zijn postzegels aan verzamelaars te verkopen voor de aangegeven waarde. Later breidde hij zijn aanbod uit met postzegels van andere lokale posterijen. Die waren schaars, dus liet hij een drukker facsimile’s maken. Van lieverlee werd George Hussey postzegeluitgever en -handelaar. In de jaren 1860 drukte en verspreidde Hussey 200 verschillende postzegels, waarmee hij de markt overspoelde met zeldzame exemplaren van particuliere postbezorgers en lokale posterijen, die hij aan verzamelaars en handelaren over de hele wereld verkocht. Zodra de postzegels uit zijn handen waren, vervaagde hun status als facsimile en werden veel ervan als echt verkocht. (meer…)

AUSSENKAMP 8 – BRAUNSCHWEIG / VECHELDE

Het Außenkommando Vechelde in Braunschweig, een dependance van het concentratiekamp Neuengamme, bestond van september 1944 tot februari 1945 in de voormalige jutespinnerij aan de Aue, tussen de Spiegelbergallee en de Spinnerstraße in Vechelde, die de Joodse koopman Julius Spiegelberg (1833-1897) hier in 1861 had gevestigd. Hij richtte het bedrijf, de eerste jutespinnerij op het Europese vasteland, op met Schotse experts en Engels kapitaal. Hij liet zijn werknemers opleiden door jutespinners uit het Schotse Dundee. Omdat de financiering niet uitsluitend via Duitse investeerders kon worden verkregen, wist Spiegelberg Engelse investeerders te overtuigen en richtte hij in 1866 met hen de British and Continental Jute and Flax Works Company Ltd. op, gevestigd in Londen en Braunschweig. Het bedrijf leunde echter zwaar op kinderarbeid en Spiegelberg verzette zich dan ook heftig tegen maatregelen eind negentiende eeuw om de kinderarbeid aan te pakken. Dat was uiteraard een hopeloze strijd. Vanwege een gebrek aan arbeidskrachten werd de spinnerij in 1926 gesloten en sindsdien stonden de werkplaatsen leeg. Aan de voormalige spinnerij herinnert slechts de toegangspoort, de ‘Jutepoort’, die tegenwoordig vooral een gedenkteken is voor de slachtoffers van het concentratiekamp Vechelde. (meer…)

DE DRIE GRATIËN – 062

Giovanni Ambrogio de Predis (Preda, ca. 1455 – ca. 1508) was de jongste van de zes zonen die zijn adellijke vader uit drie huwelijken kreeg. Zijn oudste halfbroers Evangelista en Cristoforo, beiden uit het eerste huwelijk, waren respectievelijk schilder en miniaturist. Giovanni werd waarschijnlijk opgeleid door zijn broer Christoforo. In 1472 en 1474 maakte Giovanni als miniaturist twee gebedenboekjes voor Vitaliano en Francesco Borromeo. In 1479 was hij samen met zijn broer werkzaam bij de munt van Milaan. In 1482 werkte hij als portretschilder voor de Sforza’s. Hij zou van hen een stuk satijn cadeau hebben gekregen als compensatie van een niet-gespecificeerd werk, misschien een schilderij dat aan Eleonora van Aragon, de hertogin van Ferrara, werd geschonken. De Predis bouwde een reputatie op als portretschilder en schilder van miniaturen. In 1483 zouden de broers De Predis hebben samengewerkt met Leonardo da Vinci aan het altaarstuk Madonna in de grot voor de San Francesco Grande van Milaan, waarvoor zij de zijpanelen zouden verzorgen. Giovanni werkte in opdracht voor het hof van Ludovico Sforza. Voordat keizer Maximiliaan I bereid was om te trouwen met Ludovico Sforza’s nicht, Bianca Maria Sforza, verzocht hij om een portret van haar, om een idee te krijgen van haar uiterlijk. Predis kreeg de opdracht. Na haar huwelijk volgde Predis haar in 1493 naar Innsbruck. Na een jaar keerde hij terug naar Milaan, waar hij onder meer munten, wandtapijten en toneeldecors ontwierp. In 1502 produceerde hij zijn enig overgeleverd, gesigneerd en gedateerd werk: een portret van keizer Maximiliaan. Veel van de artistieke productie van Predis blijft onderwerp van dispuut. Deze Drie Gratiën wordt alom ook aan hem toegeschreven. (meer…)

087 – LENTE IN DE HOEFKAMP 2

.
Nijmegen, De Hoefkamp, een veldnaam die al in de 17e eeuw bekend was. Nu een buurt in de wijk in
Neerbosch
© Frans van den Muijsenberg, april 2007.

086 – LENTE IN DE HOEFKAMP 1

.
Nijmegen, De Hoefkamp, een veldnaam die al in de 17e eeuw bekend was. Nu een buurt in de wijk in
Neerbosch
© Frans van den Muijsenberg, april 2007.

J.J. SLAUERHOFF – ENKELE GEDICHTEN

Jan Jacob Slauerhoff (Leeuwarden, 15 september 1898 – Hilversum, 5 oktober 1936), auteursnaam J. Slauerhoff, was een van de belangrijkste Nederlandse dichters en romanschrijvers van het interbellum. In de periode 1923-1935 was hij met tussenpozen scheeparts en reisde op die manier de hele wereld over. Die werden vanwege zijn slechte gezondheid vaak onderbroken door tijden in Nederland, waar hij baantjes als huisarts aannam. Hij had veelvuldig last van maagbloedingen en astma-aanvallen. In 1931 werd Slauerhoff weer ziek (influenza en longontsteking), ging in het Italiaanse Merano kuren, maar nadat het eerste kind dat hij en zijn echtgenote zouden krijgen dood werd geboren, geraakte hij in een zware depressie. Gepaard met zijn vele lichamelijke klachten een penibele situatie. Vanaf dat moment werden de perioden van ziekte steeds langer, werden de symptomen ernstiger en liep zijn huwelijk met de danseres en balletschoolhoudster Darja Collin op de klippen. Tijdens een reis naar Zuid-Afrika kreeg hij malaria over een verwaarloosde tuberculose. Terug in Nederland stierf hij ernstig verzwakt in een rusthuis in Hilversum. Zijn werk was de jaren daarvoor al enigszins populair geworden en werd na zijn dood steeds populairder. Een werk met zowel romans over zijn reizen als dichtwerk, vaak met een duistere lading. Prima werk dus om nog eens te lezen als je zelf een beetje in een dipje zit. (meer…)

ODALISKEN – 39

Armand-Gabriel-Auguste-Claire de FRAGUIER (Besançon, 18 november 1803 – Besançon, 31 juli 1873) is een tamelijk obscuur schilder, die het grootste deel van zijn leven heeft doorgebracht in zijn geboortestad. Van hem zijn slechts een paar schilderijen bewaard gebleven, die behoorlijk goed laten zien waarom hij zo obscuur bleef. Hij was in zijn geboortestad een leerling van de romantische schilder Camille Joseph Etienne Roqueplan (Mallemort, 18 februari 1802/03, Mallemort – Parijs, 29 september 1855), die grote vermaardheid had schilder van landschappen, genrestukken en schilder van historische werken. De Fraguier was jarenlang president van de Société des amis des arts de Besançon, dat enkele werken van hem in bezit heeft. In de periode 1843-1859 heeft hij deelgenomen aan verschillende salons in Parijs. Zijn belangrijkste is zijn Odalisque au nargile uit 1846, ofwel de odalisk met de waterpijp. Hij heeft nog een andere odalisk geschilderd, misschien wel een voorstudie voor dit schilderij. Het originele schilderij is aanzienlijk minder fleurig dan de bijgewerkte afbeelding van het schilderij dat op internet rondgaat. (meer…)

DE DRIE ZUSTERS

Er zijn drie godinnen, drie zusters, die gestadig op de menschen waken, van hun geboorte tot hun dood. Dit was zoo en dit is nog zoo, al zijn er menschen die beweren dat het niet waar is. En ’t zal zoo altijd blijven. Die drie zusters heeten: Wara, Werdenda en Zala. Wara, de jongste, vergemakkelijkt de geboorte en geeft den boreling zijn pak deugden en ondeugden, gaven en tekortkomingen mee; Werdenda, de tweede jongste, geleidt de menschen door wel en wee, geluk en druk; Zala, eindelijk, de oudste en leelijkste van de drie zusters, is gelast de levensdraden af te snijden. Zij is oud en leelijk, nijdig en afgunstig, vooral op haar mooie zusters en ook op al wie door deze met schoonheid wordt bedeeld.
Eens werd er, in het noorden aan de zee, een kindeken geboren in een arme kluis. Vader en moeder zaten overgelukkig rond het wiegje. Het was treffend om zien. Wara was geroerd door ’t geluk van de ouders.
– Ik ga dat kindeken rijk bedeelen, zei ze, ’t zal schoon zijn en goed, edel van inborst en van geest vernuftig.
– En ik, sprak Werdenda, ik zal dit kindeken geleiden langs wegen van geluk en vreugd.
Toen verscheen Zala. Van haat en boosaardigheid vertrok haar wezen, wanneer zij zag wat haar zusters hier aan dat kindeken hadden toegediend; haar afgunstigheid kende paal noch perk wanneer zij ’t geluk van de ouders zag, die daar maar altijd in ’t schijnsel van een kaars naar hun wichtje zaten te kijken.
– Mijn zusters hebben ’t zóó gewenscht, sprak zij eindelijk, dit kind zal schoon zijn en goed; ’t zal wandelen langs wegen van geluk en vreugd… maar ’t zal sterven wanneer deze kaars is opgebrand.
En daarmede liep zij heen. Wara en Werdenda stonden verslagen. Maar ijlings blies Wara de kaars uit en vluchtte er mede, opgevolgd door Werdenda. Ze lieten een looden koker maken, borgen de kaars er in en wierpen hem heel ver in de zee, daar waar ’t water ’t diepste is. En zoo kon de wensch van de kwaadaardige Zala niet verwezenlijkt worden.
(meer…)

HANS SALENTIN

Hans Salentin (Düren, 22 juni 1925 – Keulen, 21 juli 2009) was de tweede zoon van de leraar Paul Salentin en zijn vrouw Helene. Vanaf 1936 bezocht hij in zijn geboorteplaats het Stiftische Gymnasium in Düren, waar hij door zijn tekenleraar gestimuleerd werd in zijn artistieke aspiraties. In de periode 1933-1945 stond dat Stiftische Gymnasium echter ook sterk onder nationaalsocialistische invloed, vooral door de toenmalige schoolleiding met Dr. Alfons Keus als directeur. Düren werd op 16 november 1944 bij een geallieerd bombardement bijna volledig met de grond gelijkgemaakt. Ruim 96% van de gebouwen ging tegen de vlakte, waarmee het de meest verwoeste stad in Duitsland was. Ook de nog tamelijke nieuwe gebouwen van het gymnasium aan de Zehnthofstraße overleefde het niet. Hans Salentin werd in 1943 opgeroepen voor militaire dienst en aan het Oostfront gestationeerd. In 1944 werd hij er krijgsgevangene gemaakt en enige tijd in een van de kampen van de Goelag Archipel in Siberië opgesloten. In augustus 1945 keerde hij ernstig verzwakt terug naar het compleet verwoeste Düren.

Van 1947 tot 1949 kreeg Salentin in Düsseldorf-Niederkassel les aan de schilderschool van Jo Strahn (Düren, 1904-Düsseldorf, 1997). Strahn had voor de oorlog al een schilderschool gesticht in Düren, maar die later verplaatst naar Düsseldorf en daarna naar een voormalige kruitfabriek in Düsseldorf-Niederkassel. Strahn was in 1933, 1941 und 1943 steeds vertegenwoordigd op de Großen Deutschen Kunstausstellung in München. In 1944 kocht Adolf Hitler voor een bedrag van 18.000 Reichsmark zijn olieverfschilderij ‘Ochsen im Hochacker‘, een werk dat typisch is voor het oeuvre van Strahn. Van 1950 tot 1954 studeerde hij aan de Kunstacademie Düsseldorf in een klas waar hij andere schilders leerde kennen die deel zouden gaan uitmaken van de Duitse tak van de Nul-beweging, zoals Paul Bindel, Heinz Mack, Otto Piene en Raimund Girke. In 1954 werd hij aangenomen als tekenleraar op een middelbare school in Düren. Later verhuisde hij naar Keulen, waar hij werkte als tekenleraar aan het klassieke gymnasium in Keulen-Mülheim. Van 1959 tot 1976 doceerde hij kunst als directeur aan het Schiller-Gymnasium in Keulen. (meer…)

CARLA DRUKKER – 20

Carla Drukker werd op 20 juni 1936 in Amsterdam geboren in de Marcusstraat 15-2, waar haar ouders die maand waren gaan wonen. Haar vader Maurits Drukker (Amsterdam, 10 juni 1907 – Amsterdam, 13 april 1986) was de zoon van de winkelier Simon Drukker (Amsterdam, 29 april 1877 – Auschwitz, 24 september 1942) en Roosje Drukker-Jacobs (Den Helder, 13 augustus 1876 – Auschwitz, 24 september 1942). Maurits Drukker had in de Marcusstraat een fotostudio. Hij maakte voor de oorlog de foto van Frieda van Hessen (Amsterdam, 1915), voor de oorlog een bekende operazangeres. Ze overleefde de oorlog in de onderduik, emigreerde na de oorlog naar de Verenigde Staten waar Frieda (Fietje) haar carrière met succes vervolgde en overleed op 106-jarige leeftijd. Maurits Drukker was op 6 maart 1930 getrouwd met Sophia Levit (Amsterdam, 20 oktober 1907 – Amsterdam, 20 januari 1981). Maurits komt voor in de militieregisters waar op 3 november 1926 wordt vastgesteld dat de 19-jarige persfotograaf Maurits Drukker vanwege ‘kniegebrek (breuk) ‘ definitief ongeschikt is voor militaire dienst. Op 22 oktober 1940 werd hij, nog steeds genoemd als persfotograaf, een keer op verzoek van de Nijmeegse politie samen met Abraham Blitz gearresteerd vanwege overtreding van de Distributiewet en enkele dagen vastgehouden. (meer…)

085 – BEGRAAFPLAATS RUSTOORD


.
Begraafplaats Rustoord, aan de Postweg in Nijmegen-Oost. Zie ook Rob Essers’ Stratenlijst Nijmegen.
© Frans van den Muijsenberg.

084 – BEGRAAFPLAATS RUSTOORD


.
Begraafplaats Rustoord, aan de Postweg in Nijmegen-Oost. Zie ook Rob Essers’ Stratenlijst Nijmegen.
© Frans van den Muijsenberg.

SAUERLAND 30

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

SAUERLAND 29

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

SAUERLAND 28

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

SAUERLAND 27

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

SAUERLAND 26

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

DE RIJNSTRANGEN

De Gelderse Poort is een natuurgebied dat in Nederland en Duitsland ligt. Het ligt tussen Nijmegen, Kleve, Arnhem en Emmerik, langs de oevers van de Waal, het Bijlandsch Kanaal, het Pannerdens Kanaal, de Nederrijn en Rijn. De Gelderse Poort dankt haar naam naar de plek (de poort) waar de Rijn zich door een stuwwal werkte die tijdens de ijstijd was gevormd. Het is daarmee het beginpunt van de omvangrijke Rijndelta. De Gelderse Poort bevindt zich tussen de stuwwallen Montferland (met de Elterberg) en het Rijk van Nijmegen met het Reichswald, die vroeger met elkaar verbonden waren. Tot het moment van de doorbraak stroomde Rijn ten zuiden van de stuwwallen, ongeveer daar waar tegenwoordig het dal van de Niers is gelegen.

De Rijnstrangen maken onderdeel uit van het natuurgebied De Gelderse Poort, namelijk in het gebied waar de Rijn zich splitst in de Waal en het Pannerdens Kanaal.  De strangen waren lang een gewoon onderdeel van de rivier en waren belangrijk voor de waterverdeling naar de verschillende Rijntakken. Vanaf omstreeks 1965 werden de Rijnstrangen van de rivier afgekoppeld. Het strangengebied ziet er nog wel uit als een riviergebied, maar zijn langzaam een binnendijks moerasgebied geworden dat gevoed wordt door kwelwater uit het Montferland. (meer…)

083 – ST. STEVENSKERK 11

002 - Stevenskerk kooromgang-1zw
.
Nijmegen, St. Stevenskerk, gotische kooromgang met bijzondere straalkapellen, eeuwenoude muurschilderingen en predikantenborden.
© Frans van den Muijsenberg

SAUERLAND 25

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

SAUERLAND 24

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

SAUERLAND 23

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

SAUERLAND 22

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

SAUERLAND 21

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

078 – GEUZENWAARD 8

.
Natuurgebied De Geuzenwaard in de uiterwaarden van de Rijn bij Lobith, september 2012, © Frans van den Muijsenberg.

082 – ST. STEVENSKERK 10

002 - Stevenskerk kooromgang-1zw
.
Nijmegen, St. Stevenskerk, gotische kooromgang met bijzondere straalkapellen, eeuwenoude muurschilderingen en predikantenborden.
© Frans van den Muijsenberg

SAUERLAND 20

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

SAUERLAND 19

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

SAUERLAND 18

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

SAUERLAND 17

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

SAUERLAND 16

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

077 – GEUZENWAARD 7

.
Natuurgebied De Geuzenwaard in de uiterwaarden van de Rijn bij Lobith, september 2012, © Frans van den Muijsenberg.

081 – BEGRAAFPLAATS RUSTOORD


.
Begraafplaats Rustoord, aan de Postweg in Nijmegen-Oost. Zie ook Rob Essers’ Stratenlijst Nijmegen.
© Frans van den Muijsenberg.

SAUERLAND 15

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

SAUERLAND 14

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

SAUERLAND 13

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

SAUERLAND 12

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

SAUERLAND 11

.

Vakantie in Sauerland, dag 1 – 22 juni 2007 – Wandeling op de Eisenberg bij Olsberg © Frans van den Muijsenberg.

080 – KITTY DE WIJZEPLAATS 3


.
Nijmegen, Kitty de Wijzeplaats, © Frans van den Muijsenberg, december 2007.