HENRI-DÉSIRÉ LANDRU
Henri-Désiré Landru (Parijs, 12 april 1869 – Versailles, 25 februari 1922) was een Franse seriemoordenaar, die omdat hij meerdere vrouwen om het leven bracht, wel met Blauwbaard is vergeleken. Van 1887 tot 1891 had hij in het Franse leger gediend, nadat hij weer in het burgerleven was teruggekeerd, kreeg hij een seksuele verhouding met zijn nichtje. Ze kregen een dochtertje, maar Landru erkende die niet. Hij trouwde twee jaar later met een andere vrouw met wie hij vier kinderen kreeg. In 1900 was hij al tot twee jaar cel veroordeeld wegens fraude en oplichting van oudere weduwen. In 1914 was hij weg bij zijn vrouw, een beetje aan lager wal geraakt en actief als handelaar in tweedehandsmeubels. Hij begon met het plaatsen van contactadvertenties in Franse kranten, waarbij hij zichzelf voordeed als een rijke weduwnaar die verlangde naar een eenzame weduwe om met haar zijn laatste dagen te delen. Wel 283 vrouwen reageerden en Landru koos de rijksten uit. Men zou het aan de hand van de foto’s niet direct zeggen, maar Landru was een charmeur en iemand met veel humor. Handig als je de vrouwen om je vingers wilt winden. Met de ‘uitverkorenen’ begon hij een korte relatie en hij lokte hen naar de huizen die hij gehuurd had, aanvankelijk een huis in Vernouillet, later één in Gambais. Daar bracht hij hen om het leven. Hun lichaam hakte hij waarschijnlijk in stukken en verbrandde hij (gedeeltelijk) in zijn oven.
In 1921 kwam de politie hem echter op het spoor toen ze in opdracht van de burgemeester van Gambais op zoek was naar twee verdwenen jonge weduwen. De zus van een van de slachtoffers herkende Landru toen hij in Rouen uit een winkel kwam. Zij verwittigde de politie, die in de winkel een visitekaartje terugvond waarop Landru’s adres genoteerd stond: het gehuurde villaatje in Gambais.Bij zijn arrestatie was hij in het gezelschap van een 27-jarige jongedame, Fernande Segret. Bij huiszoekingen in Gambais en Vernouillet werden uiteindelijk de kadavers van de drie honden van een van de slachtoffers (mevrouw Marchadier) gevonden, restanten van damesschoenen, dameskousen, delen van een korset, haarspelden, halfverbrande knopen en 4.176 gram aan verkoolde restanten van beenderen. Van ruim een kilo van deze asresten kon met zekerheid worden vastgesteld dat het om menselijke overblijfselen ging. Het is niet geheel zeker hoe Landru zijn slachtoffers om het leven bracht. Wel is het waarschijnlijk dat hij zijn slachtoffers heeft verbrand. Veelal wordt aangenomen dat hij hen in stukken sneed, de romp, armen en benen in het bos begroef of in het water gooide en hoofd, handen en voeten (de lichaamsdelen aan de hand waarvan iemand het makkelijkst geïdentificeerd kan worden) verbrandde.
De rechtszaak tegen Landru begon op 7 november 1921 in Versailles. Hij stond terecht voor de moord op tien vrouwen en één jongeman. Alhoewel er weinig harde bewijzen waren dat Landru een seriemoordenaar was, waren er wel veel zaken die tegen hem pleitten: Landru noteerde alles nauwkeurig in kleine schriftjes en deelde de vrouwen in op basis van hun financiële situatie. In diezelfde schriftjes hield hij zijn uitgaven bij. Opvallend daarbij was dat hij in enkele jaren tijd 27 zagen had gekocht en dat hij op zijn reizen naar Vernouillet en Gambais altijd twee treinkaartjes kocht: één retourtje (voor zichzelf) en één enkele reis (voor haar).
Landru heeft altijd ontkend. Toon mij de lijken, zei hij telkens. Wel maakte hij tijdens zijn proces een tekening van zijn keuken, inclusief de oven waarin hij zijn slachtoffers verbrand zou hebben, met op de achterkant in potlood geschreven de woorden: “Ce n’est pas le mur derrière lequel il se passe quelque chose, mais bien la cuisinière dans laquelle on a brûlé quelque chose” (Het is niet de muur waarachter iets gebeurt, maar het fornuis waarin iets verbrand wordt). Sommigen hebben hierin een bekentenis gezien. De tekening, die hij had gegeven aan een van zijn advocaten, Auguste Navières du Treuil, werd pas in december 1967 openbaar.
Op 30 november 1921 werd Landru schuldig bevonden en tot de guillotine veroordeeld. Nadat de Franse president Alexandre Millerand op 24 februari 1922 een verzoek om gratie had verworpen, werd het vonnis op de ochtend van 25 februari 1922 bij de ingang van de gevangenis in Versailles voltrokken.Landru’s verwrongen hoofd is voor de liefbeers te bewonderen in het Museum of Death in Hollywood, California (een raadsel hoe dat hoofd daar ooit terechtgekomen is!). Landru werd veroordeeld voor de moord op de volgende elf personen, op één na allen vrouw:
Mevr. Jeanne-Marie Cuchet (39 jaar, laatst gezien januari 1915, verdwenen in Vernouillet): Ze was weduwe en woonde alleen met haar 17-jarige zoon André Cuchet. Ze ontmoette Landru op het moment dat ze amper kon rondkomen van haar karige salaris in een lingeriewinkel. Haar verhouding met Landru kende allerlei ups-and-downs, reden voor Cuchet om haar zwager te vragen contact op te nemen met Landru een zaken te regelen. Deze zwager trof Landru niet thuis, maar kreeg blijkbaar wel gelegenheid in het huis rond te kijken. Hij stuitte op een doos met allerlei correspondentie met andere vrouwen. Cuchet sloeg alle waarschuwingen van haar zwager echter in de wind en trok in januari 1915 met haar zoon in bij Landru in zijn gehuurde woning te Vernouillet. Ze werden voor het laatst in janauri 1915 gezien. Haar zoon André Cuchet is het enige mannelijke slachtoffer van Landru.
Mevr. Thérèse Laborde-Line (geboren 12 augustus 1868, laatst gezien 26 juni 1915, verdwenen in Vernouillet): Ze was weduwe van een hoteleigenaar. In juli 1915 trok ze, samen met haar twee honden, in bij Landru in de villa in Vernouillet. Haar vrienden had ze verteld dat ze weldra zou trouwen met een onweerstaanbare ingenieur uit Brazilië. Haar buren zouden later verklaren dat het Landru was die de meubelen uit de woning van Laborde-Line versleepte om voor het merendeel over te brengen naar haar nieuwe adres. De rest werd opgeslagen in een garagebox.
.
.
.
Mevr. Marie-Angélique Guillin (geboren 15 april 1863, laatst gezien 2 augustus 1915, verdwenen in Vernouillet): Met haar 51 jaar was ze het op één na oudste slachtoffer. Al enkele weken na de spoorloze verdwijning van mevrouw Laborde-Line trok deze weduwe bij Landru in en verdween even snel en net zo spoorloos. Ze was voor Landru een begeringswaardige prooi, want ze liet een vermogen na van 22.000 Franse franc, indertijd een behoorlijk kapitaal.
.
.
.
.
.
.
.
Mevr. Berthe-Anna Héon (55 jaar, laatst gezien 8 december 1915): De vierde mysterieuze verdwijning in 1915 vond plaats in december. Landru was nog voor zijn eerste moord op mevrouw Cuchet in haar villa in Vernouillet ingetrokken. Mevrouw Héon werd in voor het laatste gezien.
..
.
.
.
.
.
Mevr. Anne Collomb (44 jaar, laatst gezien 25 december 1915, verdwenen in Gambais): Binnen de kortste keren heeft Landru een nieuw slachtoffer gevonden. Iets meer dan twee weken later, op Erste Kerstdag, wordt Mevrouw Collomb voor het laatst gezien. Haar zus, mevrouw Pelat, krijgt argwaan als geen van de brieven die ze haar zus schrijft, wordt beantwoordt. Ze besluit de burgemeester van Gambais te waarschuwen, waarnaar Landru inmiddels zijn jachtterrein heeft verplaatst.
.
..
.
.
Mej. Andrée-Anne Babelay (19 jaar, laatst gezien 12 april 1916, verdwenen in Gambais): De moord op de pas negentienjarige babelay is altijd een groot raadsel gebleven. Ze was een dienstmeisje zonder enige financiële middelen, wat hét motief van Landru was. Ze was op weg naar haar moeder toen ze Landru ontmoette en daarna van de aardbodem verdween.Het moet of een lustmoord zijn geweest tussen de bedrijven door of Landru moet om onduidelijke redenen gedacht hebben dat er wel degelijk wat te halen was. In elk geval, de mejuffrouw werd na april 1916 niet meer gezien.
.
.
.
.
Mevr. Célestine Buisson (laatst gezien 19 augustus 1916, verdwenen in Gambais): Net als de meeste van de slachtoffers van Landru was ze een rijke weduwe. Het kostte Landru twee jaar om haar in zijn val te lokken. Het eerste jaar had hij contact met haar voor de frauduleuze werkzaamheden waarmee hij zich altijd al bezighield, het tweede jaar om haar het hof te maken. Met succes, want op een gegeven moment besluit ze om bij hem in te trekken.
.
.
.
.
.
Mevr. Louise-Joséphine Jaume (38 jaar, laatst gezien 25 november 1917, verdwenen in Gambais): Nadat Madame Buisson spoorloos was verdwenen, had haar zuster, mademoisselle Lacoste, contact opgenomen met de autoriteiten. Die doorzochten Landru’s woning in Gambais, waar mevrouw Buisson immerd voor het laatst was gezien. De politie vond in het huis slechts de restanten van twee dode honden. Later zouden de buren verklaren dat er op een dag een onplezierige, zwarte rook uit een van de schoorstenen van hun buurman was gekomen.
.
.
.
.
.
.
.
.
Mej. Anne-Marie Pascal (33 jaar, laatst gezien 5 april 1918, verdwenen in Gambais): Een gescheiden couturiere, waarvan geen verdere gegevens bekend zijn.
.
.
.
.
.
.
.
.
Mevr. Marie-Thérèse Marchadier (geboren 7 oktober 1881, laatst gezien januari 1919, verdwenen in Gambais): Bij officieren van het Franse legers was ze bekend als artieste, die onder de naam La belle Mythese optrad. Landru bezocht haar om meubelen die ze te koop had aangeboden te komen bekijken. Het bezoekje leidde tot vriendschap en een relastie. Eind 1918 besloot ze bij haar minnaar in diens woning te Gambais in te trekken. Het was de stap naar eeuwige verdwijning.
.
.
.
.
.
.