WATERSNOODRAMP 1926 (2)

Op het Gelders Eiland zijn vanaf de aanleg van de eerste dijken in de dertiende eeuw tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw tientallen grote dijkdoorbraken en overstromingen geweest. Eeuwenlang is het water een niet te beheersen onderdeel van het dagelijkse leven geweest. De Watersnoodramp van 1926 is de laatste grote dijkdoorbraak en overstroming geweest. In twee afleveringen ooggetuigenverslagen van deze gebeurtenis.

L. Haggenburg, in: Het dorp Pannerden, 1931
En zoo naderde de 5e Januari 1926, het water stond ongekend hoog tot aan de kruin der dijken. Gevaar was er, maar bijna niemand besefte het: ook de uitgezette dijkwacht had er geen erg in wat ramp er over ons dorp zou komen. En zoo woelde het water onder den op moerassigen bodem gelegen dijk voort, tot deze eindelijk bezweek en het water met donderend geweld zich in den polder verspreidde en mensch en dier verraste, nog in diepen slaap verzoeken.
Op dezen tijd nu kwam Hend Wezendonk, die op den rijksbandijk wacht had gehouden naar huis, toen hij plotseling geruisch en gebrul hoorde. Wat was dat, zoo vroeg hij zichzelven af. Het antwoord was er spoedig, want zie daar kwamen de golven reeds aanrollen. Zich voortspoedende wekte hij nu nog links en rechts wie hij bereiken kon en zoo herinner ik mij nog hoe hij in de kom des dorps verscheen, luid roepende: Minsche, diekdeurbraak, diekdeurbraak.
Al spoedig begonnen de klokken te luiden en kwam alles in rep en roer om te redden wat er nog te redden was. Gelukkig was ’t inmiddels al in ’t vergevorderde morgenuur, het begon te schemeren, zoodat eenieder kans zag zich te redden en er dus geen menschenlevens te betreuren waren. Aan vee ging verloren: 12 koeien, 47 varkens, 40 biggen, 2555 kippen, 3 geiten, 10 schapen, 80 konijnen en 1 paard (uit: “De Post” van 26 april 1926). De schade aan gebouwen geleden bedroeg ƒ 48000, aan roerend goed ƒ 112.278. Door het Roode Kruis en het R.K. huisvestingscomité werd zeer veel gedaan tot leniging van den nood. De bewoners der hoogere langs den dijk gelegen woningen verleenden de eerste hulp; zij namen verschillende personen op, later werd dit getal gedeeltelijk in Procidentia te Gent opgenomen; eenigen in Doornenburg bij particulieren. Het vee, dat op den Rijndijk was samengedreven werd voorloopig in Doornenburg-West Pannerden gestald. Eenige varkens werden geslacht als hebbende te veel geleden, of ook wel omdat de eigenaars onbekend waren.

Bewoners van Doornenburg-West Pannerden alsmede van Millingen kwamen spoedig hulp verleenen. Om circa 10 uur verschenen mariniers, die nog hielpen wat zij konden. Verschillende personen bleven in hunne perceelen op verdieping of zolders. Post- en Telefoondienst gingen op een zolderkamertje gewoon hun gang. In de voedselvoorziening werd door de gemeente voorzien. Een bedrag van ƒ 1878.935 kwam te haren laste.
Spoedig na de ramp verscheen H.M. de Koningin, vergezeld van den Commissaris der Koningin, Baron S. van Heemstra, in de gemeente; zij werden ontvangen door den burgemeester Jhr. F.L.M. van Nispen tot Pannerden, die met de hooge gasten den doorbraak in oogenschouw ging nemen. Zij werden hartelijk toegejuicht door de aanwezige bevolking en enkele personen mochten met Hare Majesteit spreken en zij beloofde aan de bevolking alle hulp en steun. Voor diensten tijdens den watersnood in 1926 bewezen, werd door H.M. de Koningin de watersnoodmedaille verleend aan Jhr. F.L.M. van Nispen tot Pannerden, burgemeester, in zilver, en aan de Heeren L. Haggenburg, Kantoorhouder bij den P.T.T., J.E. Geurts, Rijksveldwachter, en H.Th. Wezendonk, in brons. De steen aangebracht aan het nieuwe Raadhuis geeft de hoogste waterstand aan.

De woning van Carel Verhoeven; met een ladder en een loopplank kon de dijk nog worden bereikt.

A.W. Cremer, in: Herinneringen, opgeschreven 21 maart 1977
Wij gingen ’s middags (zondag) 31 Januari op de fiets naar Pannerden. Pannerden was weer droog en daar het in die tijd ook nog tamelijk gevroren had, was het een vieze boel. Het was in die dagen nog geen wonen in Pannerden, want het zag er smerig uit in die huizen. Wie het nooit gezien of meegemaakt heeft kan daar geen voorstelling van maken, We zagen het eerst de kuilen met bieten en aardappelen die in die tijd ook nog bevroren. Alles was rot. Aan de dijk lagen deuren, vensters, cadavers, beddegoed, kippenhokken en alles wat bij de bedrijven loslag. En binnen in huis op de deel lag het vee te rotten, koeien, kalveren, varkens, hokken met kippen die niet gered konden worden, want het moest in een paar uur gebeuren en het moest allemaal op de dijk aan. Die het dichtst bij de doorbraak zat, was blij dar hij zelf op de zolder kon komen. Cris Driessen die daar het dichts bij woonde, werd wakker door het stromen van het water dat over de dijk liep en zag door het raam de dijk weg zakken. Hij vloog de deur uit om een bootje te grijpen dat aan de andere kant van de dijk lag, maar schoot hals over kop door het zuigen van het water door het gat.
Gelukkig hield hij nog een roeispaan vast en zoo doende dreef hij weg. Dat gebeurde om 4 à 5 uur ’s morgens. Toen zoo tegen elf uur een menigte op de dijk stond, wist iedereen dat Driessen vermist was en werd als verloren beschouwd. Anders was er geen mens vermist. Maar ineens kwam op een afstand iemand aan lopen en tot verwondering van iedereen was het Driessen. Deze stak de hand uit op het weerzien, maar zakte even later in elkaar. Hij was drijfnat en koud en heeft zes weken in bed gelegen eer hij weer een beetje was. Hoe dat kon, is onbegrijpelijk; een gat van 10 meter diep, toen hot en haar door een peppelenpas, door heggen en struiken op de Renbaan aan, het hoogste gedeelte van Pannerden met de roeispaan, waarmee hij zich boven water hield. Het huis van Driessen was half opgesleten, de zijmuur was verzonken en de kap zakte iets over. Ik zie nog de binnendeuren en er hing nog een jas aan de deur. Waar de muur gestaan heeft, stond elf meter water. Het was een nieuw huis. Het is verders geheel afgebroken en aan de andere kant van de weg herbouwd.

J.W. van Petersen, in: De Waterplaag, 1978
Na een regenachtige herfst viel eind november 1925 de winter in met grote hoeveelheden sneeuw. Op 8 december trad de dooi in en daarna teisterden zware regens het land. Tenslotte groeide op 29 december de reeds lang krachtige ZW wind aan tot een storm, die op 31 december uitzonderlijk zwaar was.
Op Nieuwjaarsdag liep door de sterke was (58 cm.) plotseling het tuindorp van Tolkamer onder water. De overstroming kwam zo plotseling, dat er een paniek ontstond. De meeste bewoners vluchtten naar Lobith of, voor zover zij niet zo gauw weg konden komen, naar de zolders. In Pannerden was de toestand gevaarlijk, maar niet hachelijk. Net zoals de vorige nachten ging de dijkwacht de nacht in van de 4e op de 5e januari op post. Het was helder weer en de maan scheen. Om half vijf hoorde Chris Driessen, die bij de kolk aan de Deukerdijk woonde, een hevig geruis. Hij sprong zijn bed uit en kleedde zich aan. Buiten gekomen zag hij hoe het water over de dijk liep die snel afspoelde. Hij repte zich naar zijn bootje, maar hij had nauwelijks enige meters geroeid, of hij geraakte in de sterke stroming van de inmiddels gevallen doorbraak. Pijlsnel werd hij voortgedreven, hals over kop de doorbraak in ..
Ongeveer ter zelfder tijd keerde Hend Wezendonk, die op de Rijksbandijk wacht had gehouden, naar huis terug. Plotseling hoorde hij het geraas van de doorbraak en realiseerde zich wat er aan de hand was. Zo snel hij kon, spoedde hij zich naar het dorp, links en rechts zo veel mogelijk mensen waarschuwend. Spoedig was hij in het dorp, waar hij alarm sloeg met het uitroepen van ‘Minse, diekdeurbraak, diekdeurbraak’. Direct begon men de klokken te luiden en was alles in rep en roer. Een ieder trachtte te redden wat nog te redden was. De boeren die niet ver van de dijk woonden, dreven hun vee daarheen. Niet alle inwoners werden door het klokgelui gewaarschuwd. Sommigen, zoals L. Idink van de Renbaan, werden door het water zelf gewekt. Opgeschrikt door het lawaai van het water dat de kolk inliep, sprong hij uit zijn bed .. in het water. Hij kon zich met vrouw en kinderen nog net in veiligheid brengen. Veel vee en varkens gingen echter verloren.
‘s-Ochtends kwam de hulpverlening pas goed op gang. Ook vroeg men zich af of er mogelijk slachtoffers gevallen waren. Driessen bijvoorbeeld werd nog steeds vermist. Plotseling zag iemand van verre een ineengedoken figuur naderen. Het was Driessen, doornat en verkleumd. Men drukte elkaar de hand, maar op hetzelfde ogenblijk zakte de ongelukkige in elkaar. Hij is er slecht aan toe geweest en moest vele weken het bed houden.
Door de doorbraak in Pannerden raakte ook de gemeente Herwen en Aerdt overstroomd. Van planken uit het dijkmagazijn te Aerdt en van rietmatten werden ijlings noodstallen voor het vee vervaardigd. De ouden van dagen en zieken bracht men over naar het ziekenhuis te Lobith. De overige bewoners werden voor zover ze niet bij familie een onderdak hadden gevonden ondergebracht in het Huis te Aerdt, de voormalige openbare school te Lobith en in een danslokaal aldaar. In Spijk fungeerden de R.K. school en de steenfabrieken als onderkomens.

J.H. Breuking, in: Pannerden, De geschiedenis van de kerk en de parochie van de H. Martinus, 1978
In het jaar 1926 werd Pannerden door een grote ramp getroffen. Aanvang januari begon het water snel te stijgen en stond weldra tot aan de kruinen van de dijken. Dag en nacht werd er wacht gelopen en de kerkklokken mochten niet meer luiden om in geval van doorbraak de bevolking direct op de hoogte te brengen. De harde wind zweepte het kolkende water hoog op en het schuim spatte tot over de dijken. Dit was niet zo gevaarlijk, erger was dat door de geweldige druk de drassige bodem van de Deukerdijk werd omwoeld. Op dinsdag 5 januari wilde Hent Wezendonk, die de gehele nacht wacht gelopen had, net naar huis gaan, toen hij een geweldig geruis en gebrul hoorde. Eerst wist hij niet wat er aan de hand was, maar al gauw kwam het water aanrollen. Hent rende naar het dorp aan één stuk schreeuwend: ‘Minsche, minsche, diekdoorbraak’.
Spoedig daarna riep het angstaanjagend klokgelui de gehele bevolking op de been en ieder haastte zich te redden wat er te redden viel. Gelukkig zijn er geen mensenlevens verloren gegaan, maar groot was de schade aan gebouwen en veel vee vond de dood door verdrinking. Zandbergen dreven weg en grote hoeveelheden aardappelen en suikerbieten gingen verloren. Tot overmaat van ramp begon het diezelfde dag ook nog streng te vriezen, zodat de landbouwproducten die in het water hadden gelegen niet meer voor consumptie geschikt waren. In vele huizen stond het water weldra van 1 tot 2 meter hoog. De hulpverlening kwam al spoedig op gang, om 10.00 uur arriveerden de mariniers en ook kwam er hulp uit Millingen en Doornenburg. In deze beide plaatsen werden veel slachtoffers ondergebracht.
Alle polders van Pannerden en Herwen en Aerdt stonden weldra blank. Ook kerk en pastorie kregen volop hun deel in het waterballet. Pastoor Brugman, geholpen door kapelaan van den Hurk en de huishoudsters waren al direct volop in de weer om de belangrijkste zaken naar de eerste verdieping te brengen, vooral levensmiddelen. In de pastorie liep de kelder onder en de vloeren van de benedenverdieping stonden blank. Ook de kerk liep waterschade op, het water stond er ongeveer 30 cm hoog. De toch al vochtige fundamenten hebben erg veel van deze overstroming geleden. Lang heeft het water niet gestaan, al de volgende dag begon het snel te zaken en na ongeveer een week kon men weer op straat lopen zonder natte voeten te krijgen.

Pastoor G. Massa, in: Memoriale van de parochie Herwen en Aerdt
In den vroegen morgen van Dinsdag den 5 Januari 1926 is Herwen en Aerdt door een grooten ramp getroffen, toen al de bewoners opgeschrikt werden door het luiden der Kerkklokken, welke op verzoek van den Dijkstoel van het Polderdistrict Herwen, Aerdt en Pannerden sints eenige dagen niet meer geluid waren. Het was het teeken van een doorbraak. De Deukerdijk te Pannerden was doorgebroken, tengevolge van den hoogen waterstand buitendijks. Met geweld kwam het water binnen stroomen, zoodat de geheele polder Herwen, Aerdt en Pannerden overstroomd is geworden.
Ontelbaar velen moesten inderhaast hunne huizen verlaten met achterlating van meubelen en huisgeraden, nadat ze eerst toch nog met veel moeite, sommigen zelfs met levensgevaar het grootste gedeelte van het vee gered hadden. Niettemin is eenig groot vee en groot getal pluimvee verdronken. Het veevoeder kon niet meer worden gered, zaadbergen dreven weg, terwijl een ontzaggelijke hoeveelheid suikerbieten zijn verloren gegaan, alsmede een groote hoeveelheid aardappelen die in de kuilen waren opgeborgen. Terwijl aldus de groote schade was aangebracht door de Watersnood, kwam nog tegelijkertijd een strenge vorst, waardoor suikerbieten en aardappelen voor de consumptie geheel onbruikbaar waren geworden. Vele inwoners zochten een onderkomen bij hen, wier huizen aan den dijk gelegen waren, andere zijn gegaan naar de familie, terwijl velen gebruik hebben gemaakt van de gastvrijheid aangeboden door de bewoners van Lobith en van de Eerw. Zusters der St. Johannastichting aldaar, Velen zijn nog in eigen huis gebleven, verblijf houdende op de bovenverdieping of op den zolder, alwaer hun per roeibootje geregeld de noodige levensmiddelen werden gebracht, waarvoor sommige openingen moesten maken in het dak, want in vele huizen stond het water ter hoogte van 1 a 2 meter.
Ook in Kerk en Pastorie was het water ingestroomd, waar het stond ter hoogte van ongeveer 15 centimeter. De Pastoor en de Kapelaan, alsook het dienstdoend personeel zijn in de Pastorie gebleven, verblijvende op de tweede verdieping. Ook zijn de Sacrae Species in de tabernakel bewaard gebleven, terwijl de Pastoor en de Kapelaan dagelijks, behalve op de morgen van den doorbraak, de H. Mis nog hebben opgedragen, alhoewel ze door het water moesten baden om de sacristie en het altaar te bereiken. Meermalen daags, als er gelegenheid was om met een roeibootje aan den dijk te komen, ging de Kapelaan mee, om de parochianen in hun benarden toestand te bezoeken en te troosten. Zondag 10 Januari was de Kerk vrij van water, alhoewel het buiten de Kerk nog stond tot aen de laagste trap. Eenige gemeentenaren zijn per roeibootje van af den dijk naar de Kerk gebracht, anderen zijn door het water heen per rijtuig vervoerd, zoodat er ongeveer een honderd personen op dien dag de H. Mis nog hebben kunnen bijwonen.
Groote verliezen zijn geleden, doch ook is door geheel Nederland groote hulp geboden en werden vele giften bijeengebracht, zoowel in geld als in natura. Moge deze streken door Gods goedheid voortaan voor een dergelijke watersnood behoed blijven.

Bronnen:
Vermelde publicaties, Archief Gemeente Pannerden, Archief Gemeente Herwen en Aerdt, Archief R.K. Parochie Herwen en Aerdt.
Heemkundekring Rijnwaarden, uitgave De Woardsman, jaargang 14, no 4, 2005

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: