DE BEVRIJDING VAN NEDERLAND EN BELGIË 14
11 juni 1945 – Schiermonnikoog
Schiermonnikoog werd op 16 mei 1940 bezet. Vlak daarvoor had burgemeester H.W. van den Berg de Duitsers om bescherming had verzocht. Op 28 juli 1943 werden Amerikaanse bommenwerpers boven de Waddenzee aangevallen door Duitse jagers. Ze ontdeden zich van hun lading, waardoor zeventien bommen op het eiland terechtkwamen. Zeven bewoners kwamen om het leven, waaronder Hendrik Willem van den Berg en zijn echtgenote. Reden voor de Duitsers direct een NSB’er van het vasteland te halen en te installeren als nieuwe burgemeester. De andere opzienbarende gebeurtenis op het eiland gedurende de oorlog was dat de predikant Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard (Amsterdam, 25 juli 1870 – aldaar, 4 januari 1955) na zijn opzienbarende toespraak in Groningen tot het eind van de oorlog naar dit eiland werd verbannen. De roemruchte Nederlandse predikant, publicist, flamingant en Groot-Nederlander. Tevens een neef van Ferdinand Domela Nieuwenhuis, was in de herfst van 1944 per fiets naar Groningen getrokken om zijn beide zoons te bezoeken. Op 25 september 1944 werd zijn jongste zoon Jakob, die betrokken was bij verzetsacties, door een Duitse politiepatrouille in zijn woning doodgeschoten. Domela, die kort na de moord het huis van zijn zoon en schoondochter binnentrad, geraakte buiten zichzelf van woede en smart, wierp een venster open en hield voor een talrijk publiek een scheldkanonnade tegen ‘Hitler, Himmler en hun bende’. Hij werd door de teruggekeerde patrouille gegrepen en naar het beruchte Scholtenshuis gebracht, waar hij zich kranig heeft gedragen en zijn medegevangenen tot een daadwerkelijke geestelijke steun is geweest. Dankzij bemiddeling van enkele invloedrijke personen kon worden verhinderd dat hij niet werd afgevoerd naar een van de Duitse kampen om daar in nacht en nevel te verdwijnen, maar werd hij voor de duur van de oorlog verbannen naar het eiland Schiermonnikoog.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden door de Duitse bezetter meerdere bunkers gebouwd in de duinen. In een van die bunkers is het Bunkermuseum gevestigd. Ten noordoosten van het dorp werd een radarpost (“Schleidorp”) gebouwd. Het dorp bestond uit bunkers, radarinstallaties, luchtafweergeschut en gecamoufleerde barakken. Er werden 200 bouwvakkers van de vaste wal aangetrokken om de bunkers te bouwen. Bouwmateriaal werd met schepen aangevoerd, gelost bij de oude veerdam (foto onder) en vervolgens met een aangelegd smalspoor van ruim vijf kilometer naar het bunkerdorp gebracht. Het hoogste duin van het eiland (Poemelsduin) werd eerst afgegraven tot de hoogte van het wegdek en daarna werd er de Wassermann-bunker aangelegd. Vervolgens werd het duin rondom de bunker weer aangebracht, met een hoogte van circa 17 meter hoog. Op de bunker zou dan een radarsysteem (‘de Wassermann’) komen, geconstrueerd in een ongeveer 40 meter hoge stalen cilinder. Echter toen de bunker klaar was, paste de mast niet in de daarvoor aangebrachte sokkel. Het is nooit achterhaald of hier sabotage in het spel was, maar vaststaat we; dat het systeem nooit gewerkt en heeft de bunker geen rol gespeeld in de Duitse luchtverdediging.
De stad Groningen had veel te lijden gedurende de Tweede Wereldoorlog. In totaal kwamen 3.300 inwoners om, waaronder 2.800 Joodse burgers. In de stad bevond zich op de Grote Markt het gevreesde Scholtenhuis met een afdeling van de SD. Van daaruit werd een scherpe terreur uitgevoerd door onder meer de beruchte broers Pieter Faber Klaas Carel Faber. Het pand werd door de bezetter gebruikt voor het vestigen van een van de zes Nederlandse Aussenstelle, een hoofdkwartier voor de regionale afdeling van de Sicherheitsdienst en de Sicherheitspolizei. Onder leiding van onder andere de gevreesde SD’er Robert Lehnhoff werden er honderden verzetsstrijders gevangengenomen, verhoord, beestachtig behandeld en gemarteld. Daarna werden ze vaak op verschillende afgelegen plekken gefusilleerd. Het Scholtenhuis werd in de volksmond daarom vaak het voorportaal van de hel genoemd. De beulen van het Scholtenhuis hebben meer dan 473 mensenlevens op hun geweten. Daarbij zijn wel meegeteld degenen die door de SD naar concentratiekampen gezonden zijn en daar zijn gestorven, maar niet de op transport gestelde en niet teruggekeerde joden. De bevrijding van Groningen in april 1945 ging gepaard met een heftige strijd vanwege het grote Duitse garnizoen, waaronder vele fanatieke SS’ers. Nog kort voor de Canadezen de stad bevrijden hadden die nog veel verzetsstrijders opgepakt en gefusilleerd. De SS’ers vreesde represailles en verzetten zich hevig. In de strijd werd de hele noord- en oostwand van de Grote Markt verwoest. Het Scholtenhuis werd hevig beschoten, in brand gestoken en volledig verwoest. Vanuit dat huis vluchtte op 15 april 1945 via een betonningsvaartuig een groep van ongeveer 120 SD en SS’ers, inclusief de Nederlandse collaborateurs, via Zoutkamp naar Schiermonnikoog. Daar bevond zich een Duits garnizoen van ruim zeshonderd man bevond. De commandant van de Duitsers in het Schleidorp, kapitein-luitenant Wittko (zie foto), was niet blij met de komst van deze fanatieke groep en bracht ze onder op geruime afstand van het dorp, in de Eendenkooi, waar ze zich in primitieve onderkomens moesten zien te redden. Met grote regelmaat verschenen grote rookwalmen boven de Eendenkooi, want men verbrandde alles wat men aan documenten had meegebracht in een vergeefse poging de sporen van hun oorlogsmisdrijven in het Scholtenhuis te laten verdwijnen. Voor de zekerheid liet Wittko permanent geschut gericht staan op de Kooiboerderij. Hoe bang hij was voor de nieuwkomers, bleek doordat hij het hakenkruisembleem pas van zijn pet durfde af te halen als de SD-SS-groep is afgevoerd. Dat is zes weken later; op 31 mei 1945 werd de hele groep werd teruggebracht naar Zoutkamp en vandaar naar het huis van bewaring in Groningen. Lehnhoff verloor na zijn arrestatie snel zijn waardigheid. Hij gaf aan zijn ondervragers grif alle namen van zijn informanten door. De bruut trachtte door samenwerking met de Canadezen en te proberen de schuld bij een ander in de schoenen te schuiven zijn hachje te redden, maar werd uiteindelijk op 27 juli 1950 om kwart over vier in de ochtend gefusilleerd. Op 9 juni arriveerde de tijdelijke burgemeester Heslinga en twee dagen later kunnen de oorspronkelijke zeshonderd Duitse mariniers met twee boten, de MS Waddenzee en de MS Brakzand, het eiland verlaten. Op 11 juni 1945 is Schiermonnikoog bevrijd en is eindelijk heel Nederland bevrijd
Het eiland werd op 27 december 1945 door de Nederlandse staat geconfisqueerd, omdat het als vijandelijk vermogen werd beschouwd. Tot dat moment was het eiland in het bezit van graaf Bechtold Eugen von Bernstorff, heer van Wehningen en Schiermonnikoog (16 april 1902 – 23 november 1987). Zijn grootvader graaf Berthold Hartwig Arthur Graf von Bernstorff had het eiland Schiermonnikoog in 1893 voor 200.000 gulden gekocht van Johann Banck (Soerabaja, 3 november 1833 – Wiesbaden, 16 april 1902). Dat was een Nederlandse jurist, dichter, filantroop en grootgrondbezitter, die in september 1858 op 24-jarige leeftijd het eiland kocht voor 97.058 gulden. Banck woonde, als hij op Schiermonnikoog verbleef, in het landhuis Rijsbergen, dat nog was gebouwd door de vorige eigenaars van het eiland, de familie Stachouwer. Banck legde in 1860 de zeedijk aan als bescherming tegen het water van de Waddenzee. Hij liet een deel van de kwelders inpolderen, de Banckspolder die een groot deel van het zuidwesten van Schiermonnikoog beslaat. Hij was een van de oprichters van de zeevaartschool van Schiermonnikoog, zorgde voor beplanting van de duinen met helmgras, liet zes boerderijen op het eiland bouwen en liet een nieuw badhotel bouwen. Dat badhotel verdween in 1923 in zee door een flinke afslag van dat deel van het eiland. Naast de naam van de polder herinnert ook een monument aan zijn werk voor Schiermonnikoog. In 1893 bood Banck Schiermonnikoog te koop aan voor ƒ 350 000. Er waren blijkbaar geen andere gegadigde, want bij de verkoop aan graaf Berthold von Bernstorff, lid van de Duitse Rijksdag, was de prijs flink gedaald. De nieuwe eigenaar verkocht het eis in 1906 weer aan zijn zoon Georg Ernst August voor 220.000 gulden.
Toen die in november 1939 overleed erfde Bechtold al diens heerlijke titels en bezittingen. Hij kon het uitstekend vinden met de eilanders, maar kon desondanks niet voorkomen dat het eiland van hem werd afgenomen. Na de Tweede Wereldoorlog eiste de Nederlandse regering via een noodwet (Besluit Vijandelijk Vermogen) alle bezittingen op van de Duitsers, NSB’ers en landverraders, dus ook Schiermonnikoog. Tegelijkertijd werden in Duitsland grote delen van zijn bezit door de Russen afgenomen. Verwoeste bruggen over de Elbe maakten het onmogelijk om terug te keren naar zijn slot. Vanuit het resterende landgoed aan de overkant van de rivier zag hij de gebouwen in het oosten instorten en zijn akkers verwilderen. Een door hem op 26 mei 1951 ingediend verzoek tot ‘ontvijanding’ werd door het Nederlands Beheersinstituut in 1953 afgewezen. Ook een beroep bij de Raad voor het Rechtsherstel werd afgewezen. Deze Nederlandse instelling was op 9 augustus 1945 opgericht om het door de Duitse bezetter tijdens de gepleegde onrecht (toe-eigenen en liquideren van vermogensbestanddelen van personen en instellingen) zoveel mogelijk ongedaan te maken en de rechtsverhoudingen zoveel mogelijk te herstellen. In 1964 probeerde hij het nogmaals nadat in dat jaar het zogenaamde ‘Generalbereinigungsvertrag’” tussen Nederland en Duitsland van kracht was geworden, maar opnieuw mislukte dat. Vervolgens eiste hij een schadevergoeding van de Duitse staat. Bijna veertig jaar na de confiscatie kreeg hij in 1983 een schamel bedrag van 80.000 Duitse mark. Von Bernstorff overleed in 1987 en werd begraven op Schiermonnikoog. Op Schiermonnikoog herinnert nog de naam van het hotel Graaf Bernstorff aan deze episode uit de geschiedenis van Schiermonnikoog.