LUDO BLEYS (56)
Pater Ludovicus Adrianus Bleys werd op 17 oktober 1906 geboren in de Tilburgse wijk Veldhoven in het gezin van schoenmaker Adrianus Bleijs en Joanna Maria Meijers. Om onduidelijke redenen is zijn naam later gewijzigd in Bleys. Hij werd op 30 mei 1931 tot priester gewijd en was onder andere pater-kapelaan in de Kapel in ’t Zand naast het redemptoristenklooster in Roermond. De Congregatie van de Allerheiligste Verlosser (Congregatio Sanctissimi Redemptoris, C.Ss.R.) is een katholieke congregatie, meestal de redemptoristen genoemd, die een sterk christocentrische spiritualiteit hebben en erg zijn gericht op retraites, deels in eigen retraitehuizen, deels in volksmissies en vastenprediking. In de oorlog was hij onder de verzetsnaam Lodewijk actief op allerlei fronten en betrok vele jonge mensen bij zijn verzetsactiviteiten. Hij was vanaf het begin tegenstander van de gelijkschakeling met de Duitse opvattingen en methoden en werd lid van de Nederlandsche Unie omdat hij in deze beweging een mogelijkheid zag zich af te zetten tegen het nationaalsocialisme. Toen in Limburg onder leiding van reserve-generaal-majoor b.d. J.R.L. Jans de Ordedienst (OD) actief werd, werd Bleys belast met de geestelijke verzorging. Hij was de raadsman van iedereen die onder de verplichtingen van de arbeidsdienst vielen. Zijn bemoeienissen hadden tot gevolg dat hij zich moest verantwoorden bij de procureur-generaal in ‘s-Hertogenbosch, maar daar wist hij zich vrij te pleiten. Hij was later in zijn woonplaats Roermond een van de oprichters van de Limburgse Onderduikorganisatie (LO), die eind 1943 onderdeel werd van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO). De Venlose onderwijzer Jan Hendrikx werd hun regionale vertegenwoordiger. Nadat de LO was gedwongen zich te reorganiseren, was Hendrikx ook lid van de zgn. Landelijke Top. Pater Bleys had contact met Jan Hendrix en stond ook in voortdurend contact met drs. J.L. Moonen, de secretaris van de bisschop van Roermond.
In de periode 28 april – 3 mei 1943 brak in Nederland uit onvrede over de Jodenvervolging, de verscherpte Arbeidseinsatz en de herhaalde krijgsgevangenschap van Nederlandse militairen een spontane stakingsactie uit. Ook in Limburg brak zo’n staking uit, eerst in de Mijnstrek en later in de stedelijke gebieden. De staking werd onderdrukt door een golf van arrestaties en invoering van een standgericht (zeven doodvonnissen werden voltrokken). Velen werden daarna gedwongen onder te duiken, wat georganiseerde hulp noodzakelijk maakte. Die hulp kwam op gang door twee paters uit Venlo, de kapelaans Jac Naus en G.J. van Enckevort, die daarbij de hulp inriepen van onderwijzer Jan Hendrikx, omdat zij het beter achtten in verband met hun functie enigszins op de achtergrond te blijven. Tegelijk deed pater Ludo Bleys in Roermond hetzelfde en daarna ontstonden in Zuid-Limburg diverse hulporganisaties. Zo werd in de zomer van 1943 in de bossen rond Helden een onderduikerskamp opgezet, dat echter al snel werd ontdekt. IN heel Limburg werden daarna onderduikadressen gezocht, vooral op het platteland. Vanaf de kansel werd opgeroepen tot het leveren van geld en kleding. De Limburgse knokploegen leverden persoonsbewijzen, bonkaarten en dergelijke. Er was in Limburg ook een groep die mensen hielp te vluchten naar België en verder naar Zwitserland, waarin ook veel geestelijken actief waren. Deze organisatie hielp geallieerde piloten, Joden en Engelandvaarders te repatriëren via de clandestiene grensovergang bij Neeritter. Ze hadden daarvoor contact met het Belgische netwerk dat geallieerde vliegeniers via de zgn. Komeet-lijn naar Brussel vervoerden, van waaruit een vluchtroute naar Spanje was opgebouwd. Er werden op die manier ongeveer 700 piloten geholpen. Nadat die lijn vanwege saboteurs riskant werd, bleef er één veilige route over die via Luik en Nancy naar Zwitserland voerde. De centrale figuur op de lijn was de priester Père Timmermans, een oude bekende van de al genoemde kapelaans Naus en Van Enckevort.
Begin 1944 was pater Bleys vanwege zijn inspanningen voor hert Limburgse verzet te bekend geworden bij de Sicherheitspolizei en omdat hij liet weten niet zelf van te zijn onder te duiken, werd hij voor zijn eigen veiligheid door de Knokploeg van Helden ontvoerd. Dat was een van de vier KP-afdelingen die in Limburg actief waren: Sittard, Heerlen, Roermond en Helden. De KP Helden was vooral bekend geworden om de Bospartizanen van Baarlo, die in september 1944 34 Duitse soldaten wisten te ontwapenen, een poos vast te houden in een ondergrondse gevangenis in de bossen en in november 1944 over te dragen aan de Britse bevrijders.
Bleys besloot na deze ontvoering naar Engeland te gaan om de regering over de stand van zaken te informeren. Na gesprekken met J.L. Moonen en Jan Hendrikx werd aan de tocht naar Frankrijk en Spanje begonnen. Hij reisde samen met geheime agent W.J. Schreinemachers . Onderweg was hij ook reisgenoot van Bram van der Stok (Pladjoe, 13 oktober 1915 – Virginia Beach, 8 februari 1993), een Nederlandse piloot die tijdens de oorlog eerst voor de Nederlandse Luchtvaartafdeling en later voor de Britse Royal Air Force vocht. Hij was een van de meest onderscheiden Nederlanders aller tijden. De ‘oorlogsvlieger van Oranje’ werd beroemd vanwege zijn aandeel aan de spectaculaire ontsnapping uit het Duitse krijgsgevangenenkamp Stalag Luft III, waarop later de film The Great Escape werd gebaseerd. Op 7 mei 1944 bereikten zij Genève, waar hij kennis maakte met Jean Weidner, de leider van het ontsnappings- en verbindingswerk Dutch-Paris. In augustus 1944 informeerde Bleys de regering in ballingschap over het verzet in Limburg. In zijn verslag schetste hij een rooskleurig beeld van de LO, maar uitte ferme kritiek op de Raad van Verzet (RVV) en de illegale pers die hij te links vond. Aan het eind van de oorlog schreef hij een rapport dat zeer kritisch was over een aantal ministers van de Nederlandse Londense kabinetten in ballingschap en waarin hij het Militair Gezag ondersteunde. In zijn Engelse periode was hij ook een tijdje hij aalmoezenier bij de militaire staf van Prins Bernhard in de rang van majoor.
Na zijn terugkomst in Nederland werd hij lid van de Groote Advies-Commissie der Illegaliteit (GAC), een organisatie die in juli 1944 op aandringen van Koningin Wilhelmina en minister-president Gerbrandy was opgericht om de samenwerking tussen de diverse verzetsgroepen beter te regelen en dus de effectiviteit van de illegaliteit te verbeteren. Voor de oprichtingsvergadering was een keur aan verzetsgroepen aanwezig of vertegenwoordigd: Trouw, Parool, Vrij Nederland, de Waarheid, De Geus, Je Maintiendrai, De Vrije Kunstenaar, de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers, het Nationaal Steun Fonds, Medisch Contact, Studentenverzet, Schoolverzet, Raad van Verzet, Landelijke Knokploegen, Ordedienst, Nationaal Comité, Vaderlands Comité, Ons Volk, Persoonsbewijzencentrale, Christofoor en De Vrije Katheder. Daarna was er tot de bevrijding de Contact-Commissie van vertrouwensmannen, bestaande uit vijf personen waarvan drie uit de illegaliteit die rechts, midden en links van het politieke spectrum moesten vertegenwoordigen. Na de oorlog was de GAC vooral actief op het terrein van de naoorlogse zuivering e hert bieden van hulp aan verzetsmensen.
Pater Bleys trok na de oorlog samen met collega-verzetsstrijder Frits Slomp het land door om over de achtergronden van het verzet te spreken. Frits Slomp (Ruinerwold, 5 maart 1898 – Vaassen, 13 december 1978) was een gereformeerde predikant en verzetsstrijder, die opereerde onder de bijnaam Frits de Zwerver. Al voor de oorlog waarschuwde hij voor het opkomende nazisme en hielp Joodse vluchtelingen. Tijdens de oorlog was hij een van de oprichters van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO). Na afloop van een lezing op 17 augustus 1945 kreeg de jeep waarin pater Bleys zat op de Arkelsedijk buiten Gorinchem een klapband en stortte de dijk af. Bleys kreeg het voertuig op zijn lichaam, raakte zwaargewond en overleed diezelfde dag in het ziekenhuis te Gorinchem. Uit onderzoek aan de auto bleek er een voorwiel was losgelopen en de boutgaten waren ingescheurd. Of dit slijtage of opzet was kon niet vastgesteld worden. Het verhaal ging dat de jeep in onderhoud was bij een garage in Utrecht waar een aantal voorwaardelijk vrijgelaten NSB’ers werkten die vertelden dat zij heel simpel een auto-ongeluk konden arrangeren. Of er daadwerkelijk sabotage is gepleegd is nooit opgehelderd. Op zijn begrafenis sprak Prins Bernhard. Bleys werd begraven op het Kruiswegpark bij de Kapel in ’t Zand in Roermond. Hij ontving het Verzetskruis 1940-1945.