RIEN VAN DER STOEP (69)
Rien van der Stoep (Beesd, 27 september 1917 – Rotterdam, 6 april 1945) was in Rotterdam een vooraanstaand persoon in de illegaliteit. Hij was er leider van zijn eigen onafhankelijke knokploeg, van de Landelijke Knokploegen Rotterdam (LKP-Rotterdam) en was districtscommandant van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS). Van der Stoep, die werkzaam was als assistent-bedrijfsleider in de Jaminfabriek aan de Hugo de Grootstraat, woonde in Rotterdam op kamers. Hij startte in het verzet door de illegale krant Ons Volk te verspreiden. Bij dat blad had Gustaaf Gelder een belangrijke rol. Af en toe stelde hij voor de verspreiding een auto van Jamin beschikbaar. Het blad verscheen voor de eerste maal op 7 oktober 1943 en werd voor de laatste keer op 7 juli 1945 uitgegeven. Tot september 1944 verscheen het blad maandelijks, daarna twee keer per maand. De inhoud bestond vooral uit opinieartikelen en binnenlandse berichten. De oplage varieerde in de ongekend hoge oplage van 55.00 tot 120.000 exemplaren, wat de nodige organisatorische problemen bij de verspreiding met zich meebracht. Op 21 januari 1944 viel de Sicherheitspolizei bij de groep binnen, wat de arrestaties van veel kopstukken betekende. Van Gelder pleegde bij de inval zelfmoord. Het merendeel van de kopstukken van Ons Volk zou de oorlog niet overleven. Anderen namen de verspreiding echter over.
Van der Stoep hielp af en toe ook met het bijstaan van onderduikers. Hij kreeg zo steeds meer contacten binnen de illegaliteit, waardoor bij hem de wens opkwam lid te worden van de Landelijke Knokploegen. De LKP-leiding wilde echter niet dat nieuwe leden zich aansloten bij bestaande ploegen, maar stonden het Van der Stoel wel toe een eigen ploeg te formeren, waaraan echter wel strikte voorwaarden waren verbonden. Hij formeerde toen in Rotterdam een tweede LKP-ploeg, die ‘de Oude Vijf’ werd genoemd en waarvan ook Huib de Jong, Frits Ruys, Charles van der Sluis en Max Pino de vier andere leden waren. Later zouden nog zeven anderen toetreden tot de ploeg. De knokploeg kwam onder de supervisie te staan van provinciaal leider Samuel Esmeijer. De Van der Sluis-knokgroep pleegde in juli-augustus 1944 enkele opzienbarende acties: op 7 juli werd met succes het distributiekantoor te Schoonhoven overvallen, op 3 augustus mislukte een vergelijkbare overval in 3 augustus en op 8 en 23 augustus werden weer twee geslaagde overvallen uitgevoerd in respectievelijk Rotterdam-Afrikaanderplein en Capelle aan den IJssel (23 augustus). Ook werden enkele liquidaties van collaborateurs en handlangers van de Sipo uitgevoerd. Op 1 oktober 1944 drongen leden van ‘Ploeg Rien’ (Rien was een van de schuilnamen van Van der Stoep) het Gewestelijk Arbeidsbureau aan de Mathenesserlaan in Rotterdam binnen en stal de administratie voor Rotterdammers die vrijwillig of gedwongen in Duitsland werkte, om zo het systeem van de Arbeitseinsatz te saboteren.
Op 24 oktober 1944 werd een spectaculaire overval gepleegd op het politiekantoor aan de Haagsche Veer in Rotterdam om zeventien verzetsleden te bevrijden. De actie werd uitgevoerd door zeventien leden van de knokploegen van Samuel Esmeijer, Rien van der Stoep, Jan Arie de Groot en Kees Bitter. Vier mannen hadden zich als SS’er verkleed, een vijfde ging mee in politie-uniform. Die laatste had de afdeling Gevangeniswezen gebeld om hun komst te melden om enkele personen voor verhoor mee te nemen. Bij het politiekantoor werden de bewakers overmeesterd, de sleutels gepakt en de verzetsmensen uit hun cellen halen. Een celspion zei niet mee te willen, omdat hij voor de Sipo werkte en werd onmiddellijk teug zijn cel ingetrapt. Buiten stond de Motordienst klaar om iedereen in veiligheid te brengen. Er werden 43 personen bevrijd (25 gevangenen van de Sicherheitsdienst, 15 van de Justitiële Dienst, 2 van de Feldgendarmerie en 1 van de Landwacht), zowel verzetslieden als ‘gewone criminelen’.
Toen Samuel Esmeijer in november1944 de rechterhand werd van Jan van Bijnen op het hoofdkwartier van de Landelijk Sabotage Commandant werd Van der Stoep zijn opvolger als Commandant van de LKP-Rotterdam. Hij bouwde de Motordienst (MD) verder uit, die de taak had te zorgen voor vervoermiddelen van de ondergrondse. In de laatste maanden van 1944 kreeg geleidelijk de organisatiestructuur van de Binnenlandse Strijdkrachten gestalte. Van der Stoep werd medio december 1944 benoemd tot Commandant van het ‘Strijdend Gedeelte’ van de BS-Rotterdam.
Begin januari 1945 vertrok ‘Magnus van Schelven’ (een andere bijnaam van hem) naar het bevrijde zuiden en van daaruit naar Engeland om besprekingen te gaan voeren met Prins Bernhard en de BS-staf over de strategische plannen van het verzet en een sterke toename van de wapendroppings te bepleiten. Op het Hollands Diep sloeg zijn kano om en wist hij ternauwernood toch nog de overkant te bereiken. In Noord-Brabant had hij eerst een gesprek met Prins Bernhard en werd toen per vliegtuig overgebracht naar London. In de nacht van 27 op 28 februari 1945 werd hij ‘blind’ gedropt boven Berkel-Rodenrijs (wat betekende dat er geen ontvangstcomité van het verzet voor hen klaarstond) om zijn verzetswerk weer voort te zetten. Zo stuurde hij per radiozender allerlei berichten over de actuele situatie. Daarbij besloot hij als vanouds mee te doen aan gevaarlijke opdrachten, omdat hij de risico’s niet wilde afschuiven op anderen. Het gevaar was dan wel dat indien hij zou sneuvelen of worden gearresteerd de hele BS-Rotterdam vleugellam was gemaakt. Dat was wat uiteindelijk ook gebeurde.
Via infiltrante Kitty van der Have had de LKP-Rotterdam gehoord dat de Abwehr (de Duitse Inlichtingendienst) op de Ouddorpweg 33 in Kralingen beschikte over een lijst met namen van leiders van de BS-Rotterdam en een lijst van personen die regelmatig heen en weer reisden naar het bevrijde zuiden. Het zou ernstige consequenties voor de ondergrondse kunnen hebben indien de Abwehr hierop in actie zou komen. Dezelfde infiltrante had er voor kunnen zorgen dat een verzetsman werd ingezet om bij de Abwehr een kapotte waterleiding te repareren, maar er tevens voor te zorgen dat de twee dagen later het verzet via een kelderraam naar binnen kon sluipen. Op 5 april 1945 zou een groep van tien man het pand overvallen en het archief meenemen: Van der Stoep met vier man van zijn voormalige ploeg, Jan Arie de Groot met drie van zijn mensen en één BS’er (de loodgieter). Kitty zou daar die avond met het personeel haar verjaardag vieren en zorgen voor harde muziek en genoeg jenever om de ‘Herren’ dronken te voeren. Het plan mislukte jammerlijk. Drie man, waaronder Van der Stoep die de leiding had, gingen door een poortje aan de achterzijde van de Dienststelle de tuin in; de rest wachtte op het teken on de kelder in te gaan. Het kelderraam was nog maar amper geopend toen vanaf het balkon met automatische wapens werd geschoten. Van der Stoep werd op de vlucht neergeschoten, de rest wist een veilig onderkomen te vinden. Van der Stoep had een schot in het achterhoofd gekregen en werd zwaar gewond door de Duitsers naar het Diaconessenziekenhuis overgebracht. Zonder nog bij kennis te zijn gekomen overleed hij daar op 9 april 1945 op 27-jarige leeftijd. De Duitsers zijn er nooit achter gekomen dat ze een van de kopstukken uit de Rotterdamse illegaliteit hadden neergeschoten.
Rien van der Stoep kreeg op 16 december 1952 postuum het Verzetskruis 1940-1945. Hij werd begraven op de Gemeentelijke Algemene Begraafplaats Crooswijk (vak D2), waar ook andere gesneuvelden uit het Rotterdamse verzet begraven werden, naast zijn strijdmakker Frits Ruys. In de Rotterdamse wijk Kralingen en in Vlaardingen is ter zijner ere een Marinus van der Stoepstraat.
In 2019 werd in het depot van Museum Rotterdam ’40-’45 NU in een zware doos wapens gevonden die aan Van der Stoep hadden toebehoord: een F.N. pistool caliber 9 mm. (een dienstpistool van de politie), een Walther pistool caliber 6,35 mm. (een Duits pistool voor officieren) en een Welrod pistool Mk2 caliber .32 (inch), een zeer zeldzaam pistool, voorzien van een geluiddemper, speciaal ontworpen voor agenten van de Special Operations Executive (SOE), een organisatie gespecialiseerd in spionage, sabotage en verkenning. Het museum veronderstelde dat hij een van de wapens bij zich had toen hij in februari 1945 bij Berkel-Rodenrijs werd gedropt. Het museum maakte tijdelijk een tentoonstelling, samen met enkele voorwerpen van de verzetsman, waaronder zijn bril, de overlijdensadvertentie en enkele rouwlinten.