LEENDERT VALSTAR (71)
Leendert Marinus Valstar (Naaldwijk, 10 augustus 1908 – Vught, 4 september 1944) was een tuinder uit Naaldwijk, in het centrum van de tuinbouwstreek Het Westland. In 1931 trouwde hij met Neeltje Dekker (’s-Gravenzande, 1904), met wie hij een kind kreeg. Hij was de zoon van Fulps Vincentinus Valstar (1879-1944), die in Naaldwijk een eigen tuinbouwbedrijf had en dit ook aanhield ondanks zijn drukke bestuurlijke werkzaamheden, zoals lid van de Raad van Toezicht van de Coöperatieve Boerenleenbank De Voorschotbank Naaldwijk (1909 – 1927), bestuurslid van de Veiling Naaldwijk (1910-1912), secretaris en penningmeester van de Bond Westland (1911-1917), medeoprichter en voorzitter van het Centraal Bureau van de Nederlandse Tuinbouwveilingen (1917-1944), Regeringscommissaris voor Groenten-, Fruit- en Sierteelt voor de uitvoering van de Landbouwcrisismaatregelen op het terrein van de tuinbouw en Voorzitter van het bestuur van het Hoofdbedrijfschap voor Tuinbouwproducten, onder Rijksbureau voor de Voorbereiding van de Voedselvoorziening in Oorlogstijd (1933-1944)
Na de crisis in de dertiger jaren kwam de Westlandse tuinbouw er weer langzaam bovenop, maar de belangrijke export naar Duitsland stortte geheel in toen in september 1939 de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Toen in mei 1940 de Duitsers ook ons land binnenvielen werd het ergste gevreesd, maar in de twee eerste bezettingsjaren ging het onverwachts goed met de tuinbouw. Pas in de tweede helft van 1942 begon de situatie te verslechteren. Na de problemen met de voedselvoorziening gedurende de Eerste Wereldoorlog en crisisjaren was in 1937 het Rijksbureau voor de Voorbereiding van de Voedselvoorziening in Oorlogstijd opgericht, waarbij het vrijemarktprincipe werd losgelaten en overheidsingrijpen de norm werd. Na de Duitse inval werd door de bezetter al op 17 mei besloten dat doorgedraaide (onverkoopbare) producten niet meer mochten worden vernietigd, maar moesten worden geëxporteerd naar Duitsland. Al de volgende dag werden de eerste wagonladingen groenten tegen een vooraf bepaalde vaste prijs naar Duitsland verzonden. Niet lang na de invoering van deze maatregel bepaalden de Duitsers ook dat 50% van de op de veiling aangevoerde producten direct tegen maximumprijzen aan Duitsland verkocht moesten worden. In 1941 werd dit zelfs verhoogd tot 80%.
In 1940 werd het rijksbureau omgedoopt in Rijksbureau voor Voedselvoorziening in Oorlogstijd, dat in 1940 zorgde voor een Voedselvoorzieningsbesluit en in 1941 voor het Organisatiebesluit Voedselvoorziening 1941. In Naaldwijk werd Fulps Vincentinus Valstar (1879-1944), de vader van Leendert Valstar, benoemd tot regeringscommissaris voor de voedselvoorziening. In het kader van de Aktion Silbertanne zou hij op 30 augustus 1944 in Rotterdam door het beruchte Sonderkommando Feldmeijer worden vermoord. Samen met hem werd de journalist Dirk Voskamp sr. (1897-1944). Vermoord, als represaille voor de liquidatie op de Vlaardingse NSB’er Jan Willem Stuit, waarvan vijf dagen eerder het lijk in een jutezak in een sloot langs de Kanaalweg was gevonden. De Sicherheitsdienst veronderstelde dat Stuit was omgebracht door de LKP-Rotterdam. De lijken van Valstar en Voskamp werden door de Sicherheitsdienst aan de Veenweg in Rotterdam gedumpt om te voorkomen dat het spoor naar de Aussenstelle aan de Heemraadssingel zou leiden.
Ten tijde van de Duitse inval in mei 1940 diende Leendert Valstar als dienstplichtig korporaal bij de Bereden Artillerie, maar tot Leendert grote spijt hoefde hij niet echt in actie te komen. Hij onderhield daarna wel de contacten met zijn dienstvrienden, vooral met degenen die net als hij bereid waren verzet te gaan plegen. Vanaf augustus 1942 namen Leendert en Neeltje de eerste Joodse onderduiker in huis. Toen medio 1942 de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) werd opgericht, stuurde die al snel een vertegenwoordiger naar Naaldwijk om de bekijken wat hier de mogelijkheden waren om onderduikers onder te brengen. Deze vertegenwoordiger Henk Veldhuis (Meppel, 7 februari 1922 – Vught, 20 juni 1944) ontmoette Leendert Valstar thuis bij Leenderts twee jaar jongere broer Tinus, die al in het verzet zat en later zich onder bezighield met het verspreiden van de Trouw, de ondergrondse krant die vanaf het voorjaar 1943 verscheen. Veldhuis lichtte Leendert in over een verzetsploeg in Meppel die vooral actief was in het overvallen van distributiekantoren en bevolkingsregisters. Aan de hand van di voorbeeld richtte Valstar de Westlandse Knokploeg op, waarmee hij een geslaagde overval pleegde op het Bureau voor Voedselvoorziening in Oorlogstijd in Naaldwijk. Toen hij begin 1943 een overval voorbereidde op het stadhuis van Delft, kwam de Sicherheitsdienst hem op het spoor. Toen de overvalwagen bij hem voor de deur stond, wist Leendert via de achterdeur te vluchten. Vanaf dat moment werd hij gezocht en was hij constant op de vlucht.
Vanaf juli 1943 leidde Valstar onder de schuilnaam Bertus de Vries een zwervend bestaan en richtte zich helemaal op het illegale werk. In augustus 1943 werden de regionale activiteiten van de diverse knokploegen gebundeld in de Landelijke Knokploegen. De landelijke top van deze nieuwe organisatie bestond behalve uit Leendert Valstar uit Izaak van der Horst en Hilbert van Dijk uit Kampen, Liepke Scheepstra uit Arnhem en Theo Dobbe uit Naarden. Valstar kreeg de verantwoordelijkheid voor het opbouwen van de organisatie ban knokploegen in heel West- en Midden-Nederland. Daarnaast bleef hij gewoon leider van de Westlandse Knokploeg, die inmiddels uit vijftien man bestond. De groep pleegde overvallen in onder meer Capelle aan den IJssel, Lopik, IJsselstein, Alphen aan den Rijn, Broek op Langedijk, Krimpen aan de Lek, Zwammerdam, Doesburg, Naaldwijk en Delft. Steeds ging het om het vernietigen van gegevens in persoonsadministraties om daarbij de Arbeidseinsatz te frustreren of om het verzamelen van zo veel mogelijke distributiebonnen die via de LO naar onderduikers konden worden doorgesluisd. Een enkele keren werd ook overvallen gepleegd op politiekantoren om aan wapens te komen of gevangen genomen verzetslieden te bevrijden. Op 26 februari 1944 was Valstar de leider van een knokploeg van achttien man, waaronder Samuel Esmeijer en Charles van der Sluis, die een overval uitvoerde op het politiebureau van Delft.
‘Bertus de Vries’ bezocht op 15 mei 1944 zijn echtgenote die in Delft ondergedoken zat. Hij had enkele dagen eerder gehoord dat zijn vrouw na dertien jaar huwelijk in verwachting was van hun eerste kind. Op weg terug naar het station deed hij een plasje in het Westerplantsoen. Een agent arresteerde hem, want uiterst alert aangezien vlak daarvoor een zedendelict in dat plantsoen had plaatsgevonden. Valstar zag een bezoek aan het politiebureau niet echt zitten, want drie maanden eerder had hij namelijk meegedaan aan een overval op datzelfde bureau. Hij schoot de agent neer en nam de benen. Een andere agent schoot hem echter neer en arresteerde hem. Op het hoofdbureau werd hij herkend als betrokkene bij de overval van februari 1944. Hij werd onmiddellijk overgebracht naar de Sicherheitsdienst (SD) in Rotterdam waar men hem al snel wist te identificeren als Leendert Valstar, die vanwege tak van overvallen en illegaal werk werd gezocht. Onder scherpe bewaking werd hij getransporteerd naar het concentratiekamp Vught.
Door zijn makkers uit het verzet werd geprobeerd hem te bevrijden, want een doodvonnis voor hem leek onvermijdelijk. Zijn vader was daarvan echter niet overtuigd. Half augustus 1944 verklaarde hij nog: ‘Maak je om Leen maar geen zorgen; hij krijgt levenslang in plaats van de doodstraf’. Op 30 augustus 1944 zou vader Valstar echter zelf eerst door de Duitsers worden geëxecuteerd. Het verloop van de oorlog speelde ook Leendert en de andere gevangenen in Vught parten. In de eerste dagen van september 1944 was bijna geheel België bevrijd en een intocht in Zuid-Nederland was aanstaande. Hitler had opdracht gegeven tot het ‘Niedermachungsbefehl’ waarmee ‘terroristen zonder proces konden worden gedood. Vlak voor de ontruiming van kamp Vught werden 450 gevangenen op de fusilladeplaats geëxecuteerd op de fusilladeplaats. Het staat bekend als de Deppner-executies. Leendert Valstar werd op 4 september 1944 gefusilleerd, samen met Izaak van der Horst, Jacques de Weert en zestig anderen. Van de ongeveer 3.500 gevangenen die in deze periode werden getransporteerd naar Sachsenhausen overleefde vrijwel niemand de oorlog. Lou de Jong omschreef Leendert Valstar als ‘.. een geboren leider en een groot organisator, die als leider van zijn eigen knokploeg een enorme indruk maakt op zijn mensen door zijn grote kalmte en door zelf de gevaren niet uit de weg te gaan’.