JOHANNES TER HORST (79)
Johannes ter Horst (Enschede, 1 april 1913 – Usselo, 23 september 1944) kreeg thuis een principieel bijbelse opvoeding. Op de christelijke lagere school ‘De Bron’ werd dat aangevuld met verhalen uit de bijbelse en vaderlandse geschiedenis. Na de lagere school volgde hij een bakkersopleiding en werd bakker in Enschede. Al in 1940 begon hij vanuit zijn gereformeerde geloofsovertuiging met illegale activiteiten. Waarschijnlijk werd hij daarbij erg beïnvloed door Klaas Schilder (Kampen, 19 december 1890 – Kampen, 23 maart 1952), een vooraanstaand theoloog en hoogleraar in de Gereformeerde Kerken. Die sprak zich in zijn geschrift ‘Geen duimbreed’ in 1936 onomwonden uit tegen het nationaalsocialisme, het fascisme en de NSB. Een christen zou geen lid van de NSB en soortgelijke partijen mogen zijn. Aan het begin van de bezetting verzette Schilder zich fel tegen de Duitsers, waarbij hij zich behalve op zijn theologische opvattingen ook beriep op het Landoorlogreglement, waarin in 1899 tijdens de Haagse Vredesconferenties de rechten en plichten van oorlogvoerende partijen waren vastgelegd en die in 1907 werden herzien. Het bevatte onder meer duidelijke regels over de wijze van besturen van bezette landen en de omgang met krijgsgevangenen. Schilder schreef in het blad De Reformatie felle anti-Duitse artikelen, waarna hij werd gearresteerd en pas werd vrijgelaten na de belofte te stoppen met deze opruiende artikelen. Hij hield zich daar aan, wat hem na de oorlog op veel kritiek kwam te staan. In augustus 1944 werd de inmiddels ondergedoken Schilder vanwege zijn theologische standpunten afgezet als hoogleraar en predikant van de Gereformeerde Kerken, wat op 11 augustus 1944 in de Lutherse Burgwalkerk in Den Haag leidde tot een afsplitsing, de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), ook wel de Artikel 31-kerk genoemd. Ter Horst wordt vaak een ‘Artikel 31’er’ genoemd omdat zijn geloofsovertuiging hierbij aansloot. Hij overleed echter vlak na de vrijmaking van de kerk.
Ter Horst kreeg al snel na het begin van zijn verzetsactiviteiten contact met de Ordedienst en probeerde via hen tevergeefs naar Engeland te vluchten. De verzetsorganisatie van oud-militairen weigert aan zijn vluchtpoging mee te werken omdat Ter Horst geen oud-militair was. Daarna was hij eerst betrokken bij de opvang van Franse krijgsgevangenen die uit Duitsland waren ontsnapt en wilden terugkeren naar Frankrijk en vervolgens bij de hulpverlening van neergeschoten geallieerde vliegtuigbemanningen en ondergedoken Joden. In januari 1941 ging hij op het vliegveld Twente samenwerken met Geert Schoonman, een ambtenaar bij de belastingen als grenscommies in Glanerbrug, en Jules Haeck, een groothandelaar in groenten en fruit, die beiden in de omgeving van Enschede al actief waren in de hulp aan ontsnapte Franse krijgsgevangenen. Ter Horst bezorgde op het vliegveld brood en wist daar een radiozender achterover te drukken. Hij probeerde nu in Glanerbrug een inlichtingendienst op te zetten die met de Ordedienst zou samenwerken. Omdat binnen de Ordedienst al snel daarna een hele serie arrestaties plaatsvond, week Ter Horst een tijdje uit naar Amsterdam. Daar hielp hij zijn zwager Jaap de Jong bij zijn verzetswerk. Weer terug in Enschede bleef Ter Horst zich twee jaar lang bezighouden met de hulp aan piloten en onderduikers.
Ter Horst met zijn zeer principiële opvattingen kon niet accepteren dat zijn medewerkers soms geld vroegen van onderduikers. Zijn politieke en religieuze rechtlijnigheid zorgde ook later voor obstakels. Hij had een enorm wantrouwen tegen alles wat ‘links’ waas, wat samenwerking met andere groeperingen niet altijd makkelijk maakte. Zo stond hij er op elke vergadering of actie te beginnen met een gebed.
In 1943 maakte Ter Horst contact met de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO), de verzetsbeweging, die medio 1942 in Winterswijk door Helena Kuipers-Rietberg (‘Tante Riek’) en de gereformeerde dominee Frits Stomp (‘Frits de Zwerver’) was opgericht. Binnen deze onderduikorganisatie gold ook het absolute principiële gebod dat alle verzetswerk totaal belangeloos moest worden verricht. Ter Horst werd direct medewerker van de LO. Toen in het najaar in Enschede een knokploeg werd opgericht werd Ter Horst benoemd tot leider van de KP-Enschede. Aanleiding tot het oprichten van de Knokploeg Twente was het feit dat Nederlandse militairen zich weer in krijgsgevangenschap moesten melden. Een groepje jongeren uit Wierden liet uit protest een Duitse goederentrein ontsporen. Een ongecoördineerde actie die repercussies kon uitlokken. Tegelijkertijd doken wilden steeds meer mensen onderduiken en hiervoor waren ze permanent afhankelijk van mensen die hen verzorgden en beschermden. Dat hield onder meer in dat er een groeiende behoefte was aan distributiebonnen en veilige onderduikadressen. Om te verhinderen dat er steeds meer chaotische en levensgevaarlijke activiteiten werden ondernomen, zoals in Wierden, nam de LO het initiatief om in Twente een tweede knokploeg op te richten, de KP-Enschede met Johannes ter Horst als leider. Beslissend in de radicalisering van Ter Horsts verzetswerk waren een LO-vergadering op 22 februari 1944 in Enschede, een gesprek dat hij enkele dagen later in Hellendoorn had met Izaak van der Horst en een gesprek met ‘Bob-KP’ Scheepstra van de Landelijke Knokploegen, fietsend van het station van Nijverdal naar Hellendoorn. De daaropvolgende dag gingen Ter Horst en Schoonman naar Arnhem om pistolen op te halen. De drempel naar de georganiseerde gewapende illegaliteit was overschreden.
De KP-Twente voerde in totaal dertien overvallen uit op gevangenissen en distributiekantoren; bij twaalf ervan was Ter Horst zelf aanwezig. Hoofdkwartier van de groep was de ‘Hölterhof’, de boerderij van Johannes’ verloofde, iets buiten Enschede en vlak bij de Duitse grens. Hier werden ook (vooral Franse) krijgsgevangenen, Joden en andere onderduikers opgevangen. Hij gaf leiding aan drie spectaculaire bevrijdingsacties door de KP-Twente om gevangengenomen verzetsmensen te bevrijden. Op 22 januari 1944 werd door een ploeg van acht man het Huis van Bewaring in Almelo overvallen en konden twee belangrijke verzetsleden van de pilotenhulporganisatie worden bevrijd. Op 11 mei 1944 werd de Koepelgevangenis in Arnhem overvallen, waaraan ook Gerrit Schoonman deelnam. Deze overval was vooral opgezet om Frits Stomp en de Hengelose LO-leider Henk Kruithof te bevrijden. Stomp was vlak daarvoor in Ruurlo opgepakt door de NSB-politieman Gerrit Stap. Hij had een brochure van Frits de Zwerver bij en moest uiteindelijk bekennen dat hij de schrijver van het stuk was. Stomp wist te veel van allerlei verzetsorganisaties en -activiteiten en dus moest het verzet wel proberen dit kopstuk uit de illegaliteit te bevrijden. Stomp zou de rest van de oorlog in de onderduik overleven. Hetzelfde Huis van Bewaring te Arnhem werd op 11 juni 1944 nogmaals overvallen en konden maar liefst 54 gevangenen worden bevrijd.
In juli 1944 kreeg Ter Horst de leiding over de knokploegen in Twente en oostelijk Nederland. In de daaropvolgende maanden kreeg de bundeling van de diverse verzetsgroepen steeds meer gestalte. Er werd naar gestreefd een nauwe samenwerking tot stand te brengen tussen de Landelijke Knokploegen (LKP), Ordedienst (OD) en Raad van Verzet (RVV), maar met de laatste organisatie was de samenwerking met de KP-Twente moeizaam. Die had inmiddels het hoofdkwartier van enkele knokploegen verplaatst naar Huize Liduina in Zenderen omdat het hoofdkwartier Hölterhof te dicht bij de stad lag en er steeds meer onderduikers in zaten. Villa Liduina had een elektronisch waarschuwingssysteem, wachtposten, een zendinstallatie en eigen verbindingsteam van Operatie Jedburgh van het Bureau Bijzondere Opdrachten (BBO). De BBO was de Nederlandse geheime dienst in Londen die tijdens de Tweede Wereldoorlog de uitzending regelde van Nederlandse geheim agenten en speciale eenheden naar bezet gebied om de verzetsactiviteiten te ondersteunen. Het Jedburgh-team kon inlichtingen doorseinen naar Londen. Die inlichtingen werden door paters uit de buurt verzameld tijdens hun rondgang door hun parochies. In de nacht van 1 op 2 september 1944 vonden in de buurt van de villa de eerste wapendroppings plaats. Kort daarna konden daardoor belangrijke sabotages worden uitgevoerd aan het spoorwegennetwerk.
In Huize Liduina zou al snel majoor H. Brinkgreve arriveren, een geheim agent die door de BBO was uitgezonden. Brinkgreve had de leiding van een Jedburgh-team dat in de nacht van 11 op 12 september 1944 per parachute bij Wierden landde. Hij hield zich intensief bezig met het verbeteren van de samenwerken van de Raad van Verzet (RVV) en de Knokploegen in Twente onder leiding van Ter Horst. Voor het overbrengen van militaire inlichtingen werd gebruik gemaakt van de diensten van BBO-radiotelegrafist Jaap Beekman.
Op vrijdagmiddag 22 september verliet Ter Horst na een stormachtige vergadering Huize Lidwina. Iedereen raadde het hem af omdat er vanwege allerlei sabotageacties onderweg veel controles zouden zijn. Hij wilde nog snel naar Almelo om een KP’er te bezoeken die bij een spoorwegsabotage gewond was geraakt. Bij Almelo werd Ter Horst aangehouden door een controlepost van de Feldgendarmerie. Omdat zijn papieren niet in orde waren, wilde de militair hem naar diens wachtkommandant brengen en werd zijn motor in beslag genomen. Bij de fouillering vond men dat Ter Horst een pistool bij zich had. Toen de Duitser dat wapen aan een tweede militair liet zien, trok Ter Horst een tweede pistool en schoot de Duitser neer. Vervolgens probeerde hij al schietend te ontsnappen. Hij greep de fiets van een voorbijganger en reed daarop weg. Op een zandweggetje werd hij echter in zijn been geschoten en moest zich toen overgeven. Hij werd naar de Dienststelle gebracht, na in het ziekenhuis aan zijn verwondingen te zijn geholpen. De Sicherheitsdienst onderwierp hem daarna aan een zwaar verhoor. Bij de martelingen werden onder meer alle nagels met een tang uit zijn vingers getrokken. Ter Horst hield de locatie van het hoofdkwartier en de namen van andere verzetsmannen echter voor zich. Na de oorlog verklaarde de SD’er Adolf Becker, die bij zijn verhoren betrokken was, weliswaar dat Ter Horst de namen van drie collega’s uit het verzet had genoemd, maar aan die verklaring werd geen enkele waarde gehecht. Sturmführer Schröber, die het verhoor leidde, vroeg Hauptsturmführer Thomson, zijn superieur in Arnhem, het verhoor over te nemen om de spraakzaamheid van Ter Horst te breken. Die was echter volop bezig met de geallieerde aanval op Arnhem (Market Garden) en liet geïrriteerd weten dat de gevangene beter ter plaatse kon worden doodgeschoten.
Roelof Blokzijl
Op zaterdag 23 september werd Johannes ter Horst op de heide bij Usselo bij een opgeblazen duiker gefusilleerd door Karl Schöber en Adolf Becker. Met hem stierf Roelof Blokzijl (Ambt-Hardenberg, 13 juli 1888), een fabrikant uit Enschede die ook op 22 september thuis was gearresteerd. Dezelfde zaterdag pleegde de Sicherheitsdienst met een commando van twaalf man een inval in Huize Lidwina. De Duitsers hadden het adres van het hoofdkwartier niet verkregen uit de martelingen van Ter Horst, maar uit een bekentenis van de koerierster Ria Hermans. Die was op 23 september in alle vroegte gearresteerd en voerde enkele uren later onder zware Duitse bedreiging het commando naar villa Liduina. Over de rol van Ria Hermans werd vijftig jaar later nog een verbitterde controverse gevoerd door Coen Hilbrink jr., die op het moment van de dood van zijn vader en opa nog slechts zeventien dagen oud was. Hij kon echter niet overtuigend bewijzen dat sprake was van enige schuld bij Hermans.
Na de arrestatie van Ter Horst besloot de knokploeg de villa direct te ontruimen om alle door Jedburgh-teams team’ in de nabije buurtschap Tilligte gedropte wapens in veiligheid te brengen. De Duitsers arriveerden echter nog voordat de ontruiming was afgerond. Bij het vuurgevecht dat ontstond wisten drie KP’ers (Henk Michel, Chiel Ploeger en Daan Hillenaar) te ontsnappen. Hillenaar slaagde er nog in eerst zijn pistool op de aanstormende leden van de Sicherheitsdienst leeg te schieten en vervolgens een handgranaat tussen hen in te gooien. Het resultaat daarvan is niet bekend. Coen Hilbrink, Minie Schreurs, de echtgenote van Johannes ter Horst, en Jo Krabbenbos, een tweede koerierster van de knokploeg, trachtte ook te ontvluchten. Minie kwam echter met haar rok in prikkeldraad vast te zitten en riep om hulp. Toen Coen Hilbrink te hulp kwam werd hij ter plaatse neergeschoten. De beide vrouwen werden gearresteerd. Twee andere leden van de knokploeg die nog in de villa aanwezig waren (Sietze Hilbrink en Dirk Cornelis Ruiter) werden ook neergeschoten. De drie lijken werden in de villa gelegd en het huis werd vervolgens met springstof opgeblazen. De twee vrouwen werden later vrijgelaten.
Ter Horst was ruim twee weken eerder (6 september 1944) getrouwd met Hermina Schreurs, een koerierster van de KP-Twente. Bij Koninklijk Besluit van 25 juli 1952 kreeg Johannes ter Horst het Verzetskruis 1940-1945, na op 12 maart 1947 van de Amerikaanse regering al de Medal of Freedom hebben gekregen. Ter Horst werd begraven op de Algemene Oosterbegraafplaats in Enschede (vak 7, nr 59). Op de Markelose Berg is in 1953 het Provinciaal Verzetsmonument onthuld. Het monument, ontworpen door Titus Leeser, bestaat uit 3 natuurstenen zuilen die de bladzijden uit een boek voorstellen. Op de bladzijden zijn de namen te vinden van 470 omgekomen verzetsstrijders uit Overijssel, waaronder Johannes ter Horst. Op zaterdag 2 oktober 2021 is in Usselo een bermmonument onthuld ter nagedachtenis aan Johannes ter Horst en Roelof Blokzijl. In Enschede en Almelo zijn straten naar hem vernoemd.
Een uitgebreide biografie over Johannes ter Horst, met details over zijn verzetswerk, zijn arrestatie en zijn dood is te vinden op de website Blonde Piet of op de website die aan Johannes ter Horst is gewijd.