DE DAGERAAD

30e HINK-STAP-SPRONG DOOR DE TIJD

De Dageraad werd in 1856 opgericht, nadat een jaar eerder al een tijdschrift De Dageraad op de markt was verschenen. Sinds 1957 is de vrijdenkersvereniging verdergegaan onder de nieuwe naam De Vrije Gedachte, een vereniging die als doel heeft om met hulp van rede, natuurwetenschap en logica de mens te ‘bevrijden’ van ‘vooroordelen, kerkelijke bevoogding, dogma’s en schijnwaarheden’. Het georganiseerde vrijdenken in Nederland begon in 1854 met de publicatie van Licht en Schaduwbeelden uit de binnenlanden van Java door de Gebroeders Dag en Nacht. Dit traktaat van arts en etnoloog Franz Junghuhn (1809–1864), aanvankelijk anoniem uitgegeven, was ‘een grootschalige poging normen en waarden te funderen in de Natuur – buiten de grondslagen van het christendom’. Het speelt zich af tijdens een reis door Java, waarin een discussie wordt gevoerd tussen vier wetenschappers die respectievelijk het materialisme (Morgenrood), het deïsme (Dag), het pantheïsme (Avondrood) en het orthodoxe christendom (Nacht) vertegenwoordigen. De drie eerste wetenschappers baseren zich op de rede en gaan uit van de natuur als kennisbron van waarheid, hetgeen in die dagen de ‘natuurlijke godsdienst’ werd genoemd. Ze ontkennen daarmee het bestaan van een persoonlijke of bovennatuurlijke God. Omdat dit op gespannen voet stond met het (toen in Nederland nog alomtegenwoordige) christendom als geopenbaarde godsdienst, oogstte het boek een storm van kritiek.

De uitgever vond een tweede druk te gevaarlijk, waarop de dissidente Amsterdamse vrijmetselaarsloge Post Nubila Lux (‘Na de wolken het licht’), waar Junghuhn ook lid van was en het boek warm onthaald werd, besloot onder leiding van Frans Christiaan Günst (1823–1885) de uitgave over te nemen, met op voorhand de zekerheid dat verachting van buitenstaanders hun deel zou zijn. Als voortzetting op het boek besloot de loge het tijdschrift De Dageraad op te richten, dat 1 oktober 1855 voor het eerst verscheen. Het motto van dit tijdschrift was: “Magna est veritas et praevalebit” (Machtig is de waarheid en zij zal zegevieren). Een jaar later, op 12 oktober 1856, werd Vrijdenkersvereniging De Dageraad in Amsterdam opgericht door de redactieleden van het tijdschrift, door onder andere Günst (de uitgever van De Dageraad) en de eerste voorzitter Rudolf Charles d’Ablaing van Giessenburg (1826–1904). In totaal sloten 44 mannen zich bij de vereniging aan. Er was geen ballotage en mede door d’Ablaings sympathie voor het feminisme werden er tijdens zijn voorzitterschap (1856–1865) ook al vrouwen toegelaten. In 1857 sloot de Rotterdamse vrijdenkersvereniging De Lichtraal (in 1855 opgericht en met 20 leden een kwijnend bestaan leidend) zich aan bij De Dageraad.

Links Ferdinand Domela Nieuwenhuis en rechts Eduard Douwes Dekker, beter bekend als Multatuli.

De vereniging werd groter en invloedrijker door Hendrik H. Huisman (1821–1873), die vanaf 1859 secretaris was en vanaf 1865 voorzitter. Schrijver Eduard Douwes Dekker (Multatuli), die nooit formeel lid werd, werd in deze jaren bekend door zijn pakkende maatschappijkritische schrijfsels. Daarna raakte de vereniging intern verdeeld. In 1867 scheidden twintig deïstische leden zich af om de sociaalactivistische De Humaniteit te stichten. Er liepen leden weg en de publicatie van De Dageraad stokte waardoor de landelijke band tussen vrijdenkers werd verbroken. In een vernieuwingspoging werd de verenigingsnaam kort veranderd in Het Vrije Onderzoek (1873–1876), dat in 1875 samen met De Humaniteit een Manifest publiceerde dat ‘alle geloofsvrijen in Nederland’ opriep de handen ineen te slaan voor scheiding van kerk en staat, voor armenzorg door de overheid in plaats van door de kerken en voor een leerplicht voor lager onderwijs. De twee sterk uitgedunde verenigingen verzoenden zich. In 1878 ging De Humaniteit (5 leden) op in De Dageraad (11 leden), waarna zij zich opmerkelijk goed wist te herstellen. De Dageraad werd weer uitgegeven met een nu sterk atheïstisch-materialistische toon. Daarnaast werd de vereniging gedemocratiseerd, zocht ze de publiciteit en kwam onder meer de sociaal-anarchist Ferdinand Domela Nieuwenhuis in het nu zeer politiek en filosofisch diverse bestuur. In 1882 was het ledental alweer naar 357 gegroeid.

In de jaren 1880 richtten de ‘Dageradianen’ (ook wel Dageraadsmannen respectievelijk Dageraadsvrouwen genoemd) zich steeds meer op het filosofisch materialisme en atheïsme onder invloed van Ernst Haeckel, Ludwig Büchner, Charles Darwin en de Nederlander Jacob Moleschott, terwijl in toenemende mate vrijdenkende feministes zoals Aletta Jacobs, Wilhelmina Drucker, Elise Haighton, Clara Wichmann en Titia van der Tuuk naar de voorgrond kwamen en de vrouwenemancipatie een centraal thema maakten. Daarnaast was de 17e-eeuwse filosoof Spinoza een lichtend voorbeeld voor veel verenigingsleden.


De Dageraad bij het 70-jarig jubileum in 1926

In de periode 1903–1933 groeide het ledental van De Dageraad van 613 tot 2700, met 40 regionale afdelingen. In eerste instantie was er onder veel vrijdenkers wantrouwen ten aanzien van de parlementaire democratie, aangezien de invoering van het algemeen kiesrecht in 1917 de positie van de confessionele partijen aanzienlijk had versterkt. Bovendien bleken de communisten en sociaaldemocraten, waaronder enkele zelfverklaarde vrijdenkers, niet bereid om godsdienst aan te vallen in de Tweede Kamer omdat men regeringsdeelname met de RKSP niet wilde uitsluiten. Om zich te verzetten tegen de christelijker geworden politiek, kwamen verscheidene antiklerikale en vroege fascistische protestpartijen op waaraan vrijdenkers meededen, waar men aanvankelijk ook veel waardering voor Mussolini had als ‘den vroegeren socialist en godsdienstbestrijder’. Het hoofdbestuur van De Dageraad weigerde in 1920 om vanuit de vereniging een politieke partij op te richten om ruzie in de eigen gelederen te voorkomen. Twee jaar later werd onafhankelijk van de De Dageraad de Kiesvereeniging Vrijdenkers naar het Parlement opgericht (1922–1925) die streed tegen alles wat “naar God en Goddienerij zweemt”. Zij verzette zich onder de leus ‘Nederland uit den greep der Kerk’ tegen kapitalisme en militarisme en pleitte voor een absolute scheiding van kerk en staat en gratis openbaar onderwijs. Er werden 1100 stemmen (0,4%) behaald in de kieskring Amsterdam. Na in 1925 in vijf kieskringen gemiddeld slechts 0,12% te behalen, verdween de partij weer. Anderzijds raakte men zijn bewondering voor het fascisme snel kwijt toen dat een gewelddadige beweging werd die katholicisme en kapitalisme omarmde. Om het opportunisme van Mussolini en paus Pius XI aan te tonen (die even later het Verdrag van Lateranen zouden sluiten), publiceerde De Dageraad in 1928 een rede van Mussolini uit 1904 waarin hij het bestaan van God weerlegde. Geconfronteerd met de opkomst van totalitaire vormen van zowel fascisme als communisme, werden steeds meer Dageradianen toch verdedigers van de parlementaire democratie, al bleven beide extremen en het anarchisme binnen de vereniging leven.

In 1921 werd in de statuten van De Dageraad voor het eerst opgenomen dat vrijdenkers ‘uitgaande van de rede’ zich ‘op atheïstisch standpunt’ plaatsen. Minister van Binnenlandse Zaken Heemskerk (ARP) weigerde deze statutenwijziging in 1924 koninklijke goedkeuring te verlenen omdat atheïsme tegen de goede zeden en de openbare orde zou zijn en leiden tot anarchie. Na felle debatten in de Tweede Kamer schaarde de christelijke meerderheid zich achter de minister. De Vrijdenker spotte dat het christendom geen monopolie op moraliteit had en De Dageraad deed via het Comité Kerkafscheiding oproepen om de kerk te verlaten en bood hulp aan mensen die hun lidmaatschap wilden opzeggen (waaraan 3250 mensen in 1925 gevolg gaven). Uiteindelijk besloot men dat koninklijke goedkeuring toch wel belangrijk was en stelde bijzonder hoogleraar rechtsfilosofie Leo Polak aan om de statuten te herschrijven. De nadruk op bestrijding van geloofsdogma’s en bindend gezag werd behouden, maar het woord ‘atheïstisch’ weggelaten; deze statuten werden in 1927 door de regering aanvaard.

Het conflict over de anti-christelijke opvatting van De Dageraad bleef echter bestaan, wat vaak tot conflicten met de overheid leidde over uitzendingen van de in 1928 door De Dageraad opgerichte Vrijdenkers Radio Omroepvereeniging (VRO).In 1932 nam de confessionele meerderheid in de Tweede Kamer een wet tegen godslastering aan die, hoewel eigenlijk gericht tegen communisten, ook de activiteiten van vrijdenkers ernstig belemmerde. Het jaar daarop werd het ambtenaren verboden om lid te worden van De Dageraad en alle geschriften van de vereniging werden uit openbare gebouwen verbannen. De felle kritiek van Jan Hoving (voorzitter van 1917-1921 en 1923-1938) op nazi-Duitsland, dat destijds nog een bondgenoot van de Nederlandse regering was, en Leo Polaks religiekritiek waren echter aanleiding voor meer censuur van overheidswege. In 1936 werd de VRO zelfs het zendrecht ontnomen, waarmee het parlement zwichtte voor zware druk vanuit katholieke groeperingen en de NSB. Tussen 1933 en 1936 werd ongeveer een kwart van alle VRO-uitzendingen gedeeltelijk gecensureerd, nog een kwart werd geheel geschrapt. Het tijdschrift De Vrijdenker bleef echter onverstoord en ongezouten kritiek leveren op en waarschuwen voor de gruweldaden gepleegd door nazi-Duitsland, waaronder het publiceren van een lange lijst van vermoorde Duitse joden. Zodra Duitsland Nederland binnenviel in mei 1940, beval De Dageraad uit voorzorg al haar lokale afdelingen om zichzelf onmiddellijk op te heffen en hun archieven te vernietigen, terwijl de uitgave van De Vrijdenker onmiddellijk werd gestopt en de abonnementslijst vernietigd. Het bestuur bleef in het geheim bijeenkomen, maar de vereniging was effectief verdwenen. Ze zou echter in 1945 weer direct worden heropgericht.

Dit item was geplaatst door Muis.

2 thoughts on “DE DAGERAAD

  1. Pingback: 3 SEPTEMBER – JAN FORTUIJN | MUIZENEST

  2. Pingback: JACOB MOLESCHOTT | MUIZENEST

Plaats een reactie