DUITSE KOLONIËN 2

Tot ver in de 19e eeuw waren er tientallen Duitse staten, die elk een grote mate van zelfstandigheid hadden en deze ook niet wensten op te geven. Ten tijde van het Congres van Wenen (1815) waren er nog 39 Duitse staten. In 1848 waren in grote delen van Europa nationaal-liberale opstanden. Het begin lag bij de Februarirevolutie in Frankrijk, die een einde maakte aan de heerschappij van de burgerkoning Lodewijk Filips. In Nederland werd onder leiding van Thorbecke gekomen tot de invoering van een grondwet en het verruimen van de bevoegdheden van de volksvertegenwoordiging ten koste van de almacht van de koning. Voor Koning Willem II was het aanleiding af te treden en plaats te maken voor zijn zoon, die overigens een leven lang trachtte de volksvertegenwoordiging ‘kort te houden’. In Duitsland eisten revolutionairen liberale, democratische hervormingen en de vorming van een nieuwe Duitse eenheidsstaat, wat bekend i skomen te staan als de Maartrevolutie. De niet-Duitse bevolkingsgroepen (Slaven en Hongaren) eisten autonomie of gehele onafhankelijkheid van de vreemde overheerser. De voornaamste oorzaak van het uitbreken van de revoluties was de wijdverbreide ontevredenheid over het reactionaire, absolutistische regeringssystemen, die de persvrijheid beknotten en liberaal-nationalistische bewegingen verboden en vervolgden. In economisch opzicht speelden de industriële revolutie, de daarmee samenhangende verpaupering en de grote misoogsten van 1846 een rol. In de landen van de Duitse Bond en de buiten deze bond gelegen delen van Oostenrijk en Pruisen mislukte echter de poging om een constitutioneel keizerrijk op liberale grondvesten te stichten. Nadat in 1862 Otto von Bismarck premier van Pruisen was geworden, startte hij een actieve politiek om de Klein-Duitse optie te verwezenlijken door stelselmatig Oostenrijkse invloed in de Duitse Bond af te breken en tegelijkertijd de toch al niet onaanzienlijke macht van Pruisen te vergroten. Pruisen bezat een grote industriële basis in het Rijnland en gebruikte deze om haar grote leger steeds verder te moderniseren. Het streefde op dat terrein Oostenrijk snel voorbij en na de Pruisische zege in de Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog (1866) werd het overwicht op Oostenrijk nog verder vergroot door de annexatie van de staten Sleeswijk, Holstein, Hannover, Hessen-Kassel, Nassau en Frankfurt en de stichting van de Noord-Duitse Bond. De zuidelijke staten Baden, Beieren, Württemberg, Oostenrijk, Liechtenstein en het zuidelijke deel van Hessen-Darmstadt waren daarvan geen lid. Deze Zuid-Duitse staten streden wel aan Pruisische zijde mee in de Frans-Duitse Oorlog (1870/1871), waarmee Bismarck eindelijk zijn droom kon verwezenlijken door een Klein-Duitse vereniging te bewerkstelligen, wat inhield dat de Baden, Beieren, Württemberg en het zuidelijk deel van Hessen-Darmstadt hiervan deel zouden uitmaken. Oostenrijk en Liechtenstein zouden dat niet zijn. Op 18 januari 1871 vond de Reichsgründung (de oprichting van het keizerrijk) plaats. In de Spiegelzaal van het Kasteel van Versailles werd Wilhelm I van Pruisen door de Duitse vorsten tot Duits keizer uitgeroepen. Dat ging minder van harte dan soms wordt voorgesteld. Wilhelm van Pruisen aanvaardde de keizerlijke waardigheid slechts met tegenzin en de Beierse koning Lodewijk II was slechts na omkoping tot toetreden bereid gebleken. Het was echter niet de liberale en constitutionele monarchie die de revolutionairen in 1848 hadden nagestreefd. De staatsvorm was anti-liberaal, beperkt constitutioneel en sterk militaristisch van aard. Het keizerrijk was een vorstenbond onder Pruisische leiding, maar waarbij de afzonderlijke staten op cultureel en bestuurlijk gebied een grote mate van soevereiniteit genoten. Aan het zelfbewuste Beieren waren concessies gedaan.

De volgende stap voor de kanselier en keizer was het verkrijgen van meer invloed op het Europese continent en het verkrijgen van koloniën, zodat men op gelijke voet zou komen te staan met de andere Europese grootmachten. In een lang verleden waren er voor het keurvorstendom Brandenburg-Pruisen enkele bescheiden koloniën en handelsposten gehad in de Caraïben en Afrika, maar deze waren na een twintigtal jaar allemaal opgedoekt. Het zorgde er wel voor dat Brandenburg-Pruisen werd opgenomen in het bescheiden lijstje van achttien koloniale mogendheden, maar veel stelde het eigenlijk niet voor. Vanaf 1870 richtte Duitsland zich, net als andere Europese landen met territoriale ambities, vooral op ‘de zieke man van Europa‘, het Osmaanse Rijk. In 1878 werden door Otto von Bismarck tijdens het Congres van Berlijn op een handige manier afspraken gemaakt. Nadat de zaken in Europa opgelost leken (‘leken’,  want tot op de huidige dag levert de verdeling van landen en regio’s een breed scala van conflicten op en het eind is nog lang niet in zicht), achtte Duitsland het tijd hun ‘rechtmatige plaats onder de zon’ veilig te stellen. Via de Koloniale Conferentie in 1884-1885 werden afspraken gemaakt over de verdeling van de witte plekken in Afrika en tegelijkertijd nog wat gebieden in Azië onderling verdeeld. Duitsland zou tien koloniën in Afrika en Azië toegewezen krijgen.

 

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: