KOLONIËN ITALIË 1


Vanaf de 17e eeuw was de macht van de Italiaanse stadstaten flink gedaald. In de klassieke oudheid was het Italiaanse schiereiland de kern van het Romeinse Rijk en toen een absoluut hoogtepunt wat betreft politieke, economische en culturele invloed. Vanaf de inval van de Longobarden in de vroege Middeleeuwen ging het rijk langzaam ten onder, hoewel het gebied ondanks de staatkundige verdeeldheid en onderlinge oorlogen nog redelijk belangrijk bleef. Het Apennijns Schiereiland kende rijke handelsrepublieken zoals Florence, Genua en Venetië en ook cultureel was de invloed nog steeds erg groot. Zo was de regio Toscane de oorsprong van de renaissance. Het Italiaans gebied was verder van belang omdat Rome de zetel van de paus was.

De macht van de Italiaanse staten slonk echter vanaf de 17e eeuw aanzienlijk. De wereldlijke en geestelijke macht in Europa van de paus ging door toedoen van de protestantse reformatie achteruit. Het Ottomaanse Rijk controleerde steeds meer de gehele Middellandse Zeegebied en de opkomst van West-Europese koloniale machten op de wereldmarkt verminderde de economische en militaire macht van alle Italiaanse staten. Het Italiaanse grondgebied, inclusief de eilanden, werd een speelbal van Spaanse, Franse en Habsburgse vorstenhuizen. In de Tweede Coalitieoorlog (1799-1802) versloeg Napoleon de Habsburgse monarchie. Deze nederlaag dwong Oostenrijk in 1801 tot het tekenen van de Vrede van Lunéville, waardoor een groot deel van Italië in Franse handen kwam. In 1805 liet Napoleon zich eveneens kronen tot koning van Italië. Het zou tot 1814 duren vooraleer hij het hele schiereiland, rechtstreeks of indirect, onder zijn heerschappij kreeg.

Deze Franse periode bracht de Italianen voor het eerst in direct contact met het liberalisme. Napoleon zorgde onder meer voor de invoering van een moderne wetgeving en doelmatiger bestuur. Hierdoor werd echter het verval van de traditionele feodale verhoudingen versneld en tegelijkertijd het Italiaans nationaal bewustzijn gestimuleerd. In het nog steeds onverenigde Italië kwam het verlangen naar een ongedeeld Italië kwam op, waarbij sprake van een verlangen naar een wederopstanding (‘Il Risorgimento’) van de oude Italiaanse grootsheid zoals in de klassieke oudheid en renaissance.

Na de val van Napoleon in 1814 werd door de overwinnende partijen het Congres van Wenen bijeengeroepen, waarbij het eerste uitgangspunt was dat de oude machtsbalans herteld moest worden en dus het absolutisme van de oude vorstenhuizen en de terugwinning van hun territoria. Het congres zocht pragmatisch sterke en levensvatbare staten, vooral als die aan Frankrijk grensden. Voor het Italiaanse grondgebied betekende dit dat alle eerdere liberale hervormingen werden teruggedraaid en
Qua territoriale aanpassingen: (a) het koninkrijk Piëmont-Sardinië onder het huis Savoye mocht de republiek Genua annexeren; (b) de Kerkelijke Staat in Midden-Italië kwam weer in pauselijke handen; (c) het koninkrijk der Beide Siciliën viel onder heerschappij van een aparte tak van het huis Bourbon; (d) Lombardije-Venetië werd een koninkrijk in personele unie met de Oostenrijkse Habsburgers; (e) Toscane, het hertogdom Parma en Piacenza, de republiek Lucca en het hertogdom Modena en Reggio werden vazalstaten van Oostenrijk; (f) San Marino en Monaco bleven zelfstandige dwergstaten.

Het resultaat hiervan was de opkomst van de carbonari, een geheim genootschap, die streed tegen het absolutisme en de buitenlandse heersers. La Giovine Italia (Het Jonge Italië) streefde naar het stichten van een Italiaanse, democratische republiek, dat bereikt moest worden via een gewapende revolutie en zonder steun vanuit het buitenland. Deze groepering werd geleid door Giuseppe Mazzini en vervolgens door Giuseppe Garibaldi. Andere gematigde liberalen wilden een monarchie onder leiding van de Savoyes, maar met grondwet en parlement. Ook zij zagen de steun van het buitenland als onontbeerlijk. Er was ook een conservatieve stroming, die voorstander was van een Italiaanse statenbond, met de paus als voorzitter. Zij genoten buitenlandse steun van Napoleon III.

De Risorgimento ging effectief van start nadat in 1820 in Napels een liberaal-nationalistische militaire rebellie begon en in de Piëmont een opstand uitbrak. Op 17 maart 1861 werd het koninkrijk Italië uitgeroepen met Victor Emanuel II als koning. Om ook Venetië aan het koninkrijk te kunnen toevoegen, moest het aan het keizerrijk Oostenrijk worden ontnomen. In 1866 sloot Italië een overeenkomst met Pruisen en nam deel aan de Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog. Italië leed militaire nederlagen in de Slag bij Custoza en de zeeslag bij Lissa, maar won de diplomatieke slag. Pruisen versloeg Oostenrijk in Bohemen zodat in oktober 1866 bij het verdrag van Wenen door Oostenrijk het gebied van Venetië aan Italië moest worden afgestaan. Zuid-Tirol en Istrië bleven Oostenrijks, maar irredentistische kringen in Italië bleven echter die twee gebieden opeisen. Na de verovering van Venetië richtten de Italianen hun ogen echter eerst op de Kerkelijke Staat. Giuseppe Garibaldi viel met een vrijwilligersleger in 1862 de Kerkelijke Staat aan, maar werd verslagen. In 1864 bereikten Italië en Frankrijk een overeenkomst: de Franse troepen trokken zich uit de Kerkelijke Staat terug en Italië nam de verdediging van de Kerkelijke Staat over. In 1867 ondernam Garibaldi een nieuwe poging om de Kerkelijke Staat (en Rome) te veroveren en voor de tweede maal werd hij door Franse troepen verslagen. Na de Franse nederlaag in de Frans-Duitse Oorlog tegen Pruisen en zijn Zuid-Duitse bondgenoten volgde op 20 september 1870 de Inname van Rome door de Italianen. Rome werd de hoofdstad van Italië.

Omdat Italië zich nu onder de Grote Mogendheden waande, zocht het direct naar de verovering van kolonies. Rond de tijd dat het Suezkanaal werd geopend (1869) had koning Victor Emanuel II zijn oog laten vallen op nog onbezet gebied in Nederlands-Indië. Het ging hier om Atjeh en een groot deel van Brunei, die vanwege hun gunstige ligging de moeite van het proberen waard waren. De koning zocht een diplomatieke oplossing en stuurde hij zijn agent Racchia erop af. Racchia voer toen met het oorlogsschip Principessa Clotilde op de Indische wateren. De Italiaanse pogingen waren tevergeefs. Brunei ging niet door vanwege Britse interventie en Atjeh mislukte omdat er in 1873 de Atjeh-oorlog uitbrak. Italië hoopte vervolgens haar slag te kunnen slaan op het Congres van Berlijn (1878), toen de Europese grootmachten het Osmaanse Rijk onderling verdeelde. Ze legden een claim op Tunesië, maar dat werd afgewezen. De Fransen, die eerder Algiers al hadden veroverd, hadden hun zinnen op Tunesië gezet. De Fransen gebruikte een conflict tussen Algerijnse en Tunesische stammen als voorwendsel om in 1881 ook In Tunesië een protectoraat te installeren. Hoewel de Italiaanse regering zich fel verzette tegen deze militaire invasie, omdat hert de eigen koloniale ambities en grote economische belangen in de regio gefrustreerd zag, stond premier Benedetto Carioli voor een voldongen feit. Deze internationale vernedering of de ‘schiaffo di Tunisi’ (klets van Tunis) door het buurland was zo groot dat deze held van de Risorgimento niet veel later door de publieke opinie werd gedwongen af te treden.

Uit woede hierover wendde Italië zich af van Frankrijk en zocht toenadering tot Duitsland en Oostenrijk-Hongarije. Deze landen hadden al een onderling verdrag, de Tweebond, en breiden dat in mei 1882 uit tot een verdrag van drie partijen. Het Duitse Rijk, Oostenrijk-Hongarije en Italië beloofde met dit Drieband-verdrag (ook wel Drievoudige Alliantie of Triple Alliantie genoemd) elkaar te steunen in het geval van een aanval op een van hen door twee of meer grootmachten, waarbij vooral gerefereerd werd aan een gewapend conflict met Frankrijk. In een aanvullende verklaring specificeerde Italië dat haar bezigheden niet moesten worden gezien als gericht tegen het Verenigd Koninkrijk.

Twee jaar later werd de Italiaanse koloniale droom een klein beetje ingevuld. Tussen 15 november 1884 en 26 februari 1885 werd de Koloniale Conferentie van Berlijn gehouden, waar veertien Europese landen en de Verenigde Staten onbeschaamd Afrika verdeelden. Groot-Brittannië richtte zich op het bezitten van een ononderbroken strook van Egypte tot aan Zuid-Afrika, dus het oosten en zuiden van het continent. Dat Nigeria en Zuidelijk Afrika Brits werden was grotendeels het gevolg van particulier initiatief. Het Britse streven werd doorkruist door dat van de Fransen die een west-oostverbinding wilden, een strook die het gehele continent bestreek vanaf de Atlantische Oceaan, via de Sahara, tot aan de Rode Zee. Op het snijpunt kwam het bijna tot een gewapend treffen, het Fashoda-incident. Het Britse streven werd ook doorkruist door de Duitse aanwezigheid in Duits-Oost-Afrika (het huidige Tanzania). Duitsland had behalve Tanzanië ook Namibië, Kameroen, en Togo toegewezen gekregen. België kreeg de begeerde vette kluif Congo, die privébezit van koning Leopold II zou worden. Portugal voegde Angola en Mozambique toe aan hun bezittingen en Spanje bezette het zuiden van Marokko. En de Italianen mochten Libië, Somalië en Eritrea bezetten,

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: