JOAN GELDERMAN (74)

Joan Gelderman (Oldenzaal, 18 november 1922 – Vught, 4 september 1944) was de jongste van de vijf kinderen van de bekende Oldenzaalse textielfabrikant Joan Gelderman (1877-1975), een lid van de Eerste Kamer namens de Liberale Staatspartij van 1928 tot 1946. Hij was van 1921 tot 1928 ook de eerste voorzitter van de nieuw opgerichte Kamer van Koophandel voor Twente en Salland, verder president-commissaris van de Nederlandse Spoorwegen en de NV Heemaf, plus commissaris van de Koninklijke Nederlandse Katoenspinnerij, de Tilburgse Katoenspinnerij en de Centrale Werkgevers Risicobank. Als vooraanstaand ondernemer speelde hij een belangrijke rol op het gebied van de handelspolitiek en bij de samenwerking tussen textielondernemingen. Zijn vooraanstaande positie in Twente bleek uit zijn benoeming in 1945 tot Economische Commissaris van de provincie Overijssel en lid van de commissie Noodvoorziening van het Militair Gezag.

Joan Gelderman jr. had twee oudere broers en twee oudere zussen. Hij groeide op in villa De Hulst in hert landelijk gebied net buiten Oldenzaal. De buitenverblijf was midden in de 18e eeuw gebouwd en later vergroot met een park met lanen, bos en bouwgronden en een tuinkoepel. In 1916-1917 was de textielfabrikant Joan Gelderman eigenaar van het buitenverblijf, dat hij liet verbouwen naar een moderne villa. Ook werd het park gemoderniseerd, waarbij de oorspronkelijke, 18e eeuwse structuren grotendeels behouden bleven. Momenteel staan er op het uitgebreide landgoed een aantal zeer luxe appartementen.

In mei 1940 was Joan kornet bij het Korps Rijdende Artillerie (ook wel bekend als de Gele Rijders) en vocht toen op het Eiland van Dordt en bij de Moerdijkbruggen. Na de demobilisatie pakte hij in Leiden zijn studie rechten weer op, die hij in 1942 met succes afrondde. In 1941 was hij al in het verzet actief door af en toe spionageactiviteiten te verrichten voor de Inlichtingendienst (I.D.) en Intelligence Service (I.S.), twee kleine spionagediensten uit Delft die nauwe betrekkingen met de Ordedienst hadden. Via zijn broer Chris Gelderman kwam hij in het najaar van 1940 in contact met de Ordedienst in Den Haag en Twente. Na zijn afstuderen ging hij pas echt actief voor de Ordedienst aan de slag. In Den Haag voerde hij lange gesprekken met jhr. Johan Schimmelpenninck en Adriën Moonen, de Haagse adjunct-inspecteur van de politie, over de toekomst van de verzetsbeweging. Nadat Chris Gelderman in maart 1942 was gearresteerd, nam Joan het werk van zijn broer over. Hij werd voor de Ordedienst werd hij verbindingsofficier en zette nieuwe OD-groepen op in Overijssel en Gelderland. Daarna begon Joan zijn eigen verzetsgroep, die onderduikers hielp, valse papieren fabriceerde en piloten terug naar Engeland bracht. Waarschijnlijk was Joan nog voor tal van andere verzetsactiviteiten verantwoordelijk.

Behalve Chris en Joan Gelderman was ook de rest van de familie in het verzet actief. In het bedrijf van de Geldermans bestond hert verzet uit het traineren van productietempo, het achterhouden van kwalitatief hoogwaardige producten en het afgeven van verblijfsvergunningen aan arbeiders om deportatie naar de Duitse industrie te voorkomen. De directeuren namen allen deel aan de illegaliteit. Tony en Chris Gelderman waren een tijdje krijgsgevangene. Vanaf september 1944 moest Tony met zijn gezin onderduiken op de boerderij van de familie Scholten in Volthe. Bij razzia’s werd hij samen met andere onderduikers ‘verstopt’ in het drassige Voltherbrook. Chris keerde na de oorlog ziek en getraumatiseerd terug uit de kampen. Zus Clara werkte vanuit Londen voor het verzet en de zus Molly bood in het Brabantse Waalre onderdak aan Joodse onderduikers. Joan senior en zijn jongere broer Herman woonden toen op het kantoor, omdat hun woningen door de Duitsers in beslag waren genomen.

Begin 1943 verhuisde Gelderman naar Amsterdam om beter te kunnen samenwerken met de afgevaardigden van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO), de Landelijke Knokploegen (LKP) en de Raad van Verzet (RVV). In die tijd is hij betrokken bij het verzamelen van wapens en het vervaardigen van springstoffen. Hij voerde ook verschillende aanslagen uit met Jan Berend van Delden (1920), die lid was van Geldermans verzetsgroep. Eind 1943, begin 1944 kwam Joan in contact met twee agenten van de Sicherheitsdienst die zich voordeden als verzetsmensen. Ze vertelden hem dat ze piloten naar Parijs konden smokkelen. Om hert vertrouwen te winnen van Gelderman zorgde ze er in het begin voor dat enkele piloten inderdaad goed aankwamen in Parijs. Gelderman vertrouwde het zaakje echter niet helemaal en verstrekte de twee mannen steeds valse informatie. Zijn wantrouwen bleek terecht, want bij een volgende afspraak op het station in Utrecht, bleek dat geheel afgezet te zijn. Joan stuurde er toen een ander op af, maar de dag later (25 februari 1944) werd hij alsnog gearresteerd. Via de ‘Polizeigefängnis’ in Utrecht en het ‘Oranjehotel’ te Scheveningen kwam hij op 21 juni 1944 aan in kamp Vught. Hij werd op 27 juni 1944 door een Duitse militaire rechtbank ter dood veroordeeld en op 4 september 1944 op het schietterrein bij Vught gefusilleerd, pas 25 jaar oud. Een dag later zal zijn 23-Joan Gelderman 1jarige vriend Jan Berend van Delden hetzelfde lot ondergaan, waarschijnlijk in Fort de Bilt dat gedurende de oorlog door de Duitsers als executieplaats werd gebruikt. Volgens de aangelegde naamstenen zouden er 139 verzetsstrijders zijn gefusilleerd, maar later onderzoek wees uit dat in de namenlijst veel fouten zijn gemaakt en dat het werkelijke aantal aanzienlijk zal liggen. Van Delden wordt herdacht op het Overijssels verzetsmonument 1940-1945.

Overigens staat op de website Blonde Piet een stuk , getiteld Het geval van Jan Berend van Delden, een versie geven waarin de rollen van Gelderman en Van Delden precies omgewisseld zijn. Dit onder verwijzing van de pagina’s 208 en 209 uit het boek van Coen Hilbrink, De Illegaliteit, Illegaliteit in Twente en het aangrenzende Salland. Duidelijk is in elk geval dat een beruchte V-Mann, Karl Ludwig Huschka (1907), achter het verraad zit: ‘Samen met zijn vriend Joan Gelderman was Jan Berend van Delden; beiden studeerden ze geneeskunde in Groningen; tijdens de bezetting actief in de Je Maintiendrai-groep. Deze verzetsgroep gaf een illegale krant uit, verzamelde inlichtingen en hielp neergeschoten geallieerde vliegtuigbemanningen. Via anderen in het verzet kwam Jan Berend van Delden in contact met de V-man Huschka, die onder de schuilnaam Schreuder het vertrouwen van Jan Berend wist te winnen. Doch Jan Berend verloor zijn aanvankelijk vertrouwen in Schreuder en verstrekte hem valse informatie. Samen met Joan probeerde Jan Berend de verrader Schreuder en diens chef Choranta (Charente) om het leven te brengen, maar daarvoor deed zich nog geen goede gelegenheid voor. (Ook genoemd in het boek: In Losser is niets gebeurd.) Toen Jan Berend op 24 februari 1944 een afspraak had met Huschka op het Centraal Station in Amsterdam merkte hij dat het station was afgezet en daarom wist hij te verdwijnen. Toch liep hij wat later in een val en werd naar Kamp Vught overgebracht, alwaar hij op 5 september 1944 door een vuurpeloton om het leven werd gebracht. Een dag daarvoor werd Jan´s vriend Joan daar al om het leven gebracht.’
Over V-Mann wordt eraan toegevoerd dat hij op 11 juli 1945 in Amsterdam werd gearresteerd en wegens verraad, onder andere van Gelderman en Van Delden, op 23 juli 1949 tot de doodstraf werd veroordeeld. Die straf werd op 14 december 1950 omgezet in levenslang, op 31 oktober 1951 veranderd in twintig jaar en terbeschikkingstelling van de regering en tot slot werd bij Koninklijk Besluit van 14 augustus 1953 werd die straf met een jaar verminderd.

Op 25 juli 1952 werd Joan Gelderman postuum het Verzetskruis 1940-1945 toegekend. Hij werd verder onderscheiden met het Verzetsherdenkingskruis en op 13 februari 1968 met de Yad Vashem-decoration. In 1948 werd aan de Tankenbergweg, net buiten de gemeentegrens van Oldenzaal op het grondgebied van de gemeente Losser, door de bewoners van de Denekamperstraat een Mariakapelletje opgericht uit dankbaarheid dat Oldenzaal zo goed als ongeschonden de oorlogsjaren had. Doorstaan. De grond waarop het kapelletje werd gebouwd werd door textielfabrikant Gelderman ter beschikking gesteld. De kapel werd opgetrokken uit Bentheimer zandsteen. Bij de kapel werd een gedenksteen geplaatst ter nagedachtenis aan drie oorlogsslachtoffers: J.H. Engelbertink (op 13 mei 1940 gesneuveld op de Grebbeberg), mr. Joan Gelderman (gefusilleerd op 4 september 1944 in kamp Vught) en G.J.H. Wolbers (verzetsstrijder die op 2 april 1945 door vluchtende Duitsers werd doodgeschoten.

Dit item was geplaatst door Muis.