DE FRANS-PRUISISCHE OORLOG 6 – SAARBRÜCKEN 2

De Frans-Pruisische Oorlog (vaak de Frans-Duitse Oorlog genoemd) werd tussen 19 juli 1870 tot 10 mei 1871 gevoerd tussen Frankrijk en een coalitie van Noord-Duitse Bond en enkele Zuid-Duitse koninkrijken, onder de leiding van het koninkrijk Pruisen. De oorlog betekende het eind van het Tweede Franse Keizerrijk, de afzetting van de Franse keizer Napoleon III en de oprichting van het Duitse Keizerrijk. Er wordt gezegd dat zonder deze Frans-Pruisische oorlog er ook geen Eerste Wereldoorlog zou zijn geweest en zonder die Eerste Wereldoorlog geen Tweede Wereldoorlog. Aan de oorlog gingen een paar conflicten vooraf (de Duitse Oorlog in 1866, de Luxemburgse Kwestie in 1867 en de Spaanse troonopvolging in 1870), die allemaal in het teken stonden van de opkomende macht van Pruisen en haar bondgenoten en de Franse vrees de suprematie op het Europese vasteland te verliezen. Na de oorlogsverklaring op 19 juli 1870 vonden op 2 augustus de eerste gevechtshandelingen plaats met de inname van Saarbrücken door de Fransen.

De Vlaamse journalist en schrijver August Snieders (1825-1904) publiceerde in 1872 zijn Gedenkboek van den oorlog in 1870 en 1871, waarin onderstaande weergave van de inname van Saarbrücken:
De operatiën tegen Saarbrucken hadden, doch zonder goed gevolg, aanvang genomen, toen de keizer, vergezeld van zijn zoon, den 2den Augustus uit Metz naar Forbach vertrok en vervolgens naar Saarbrucken – een Pruisisch grensstadje, met ongeveer 10.000 inwoners, nijverig en welvarend, bloeiend, op den linkeroever der Saar gelegen en met eene brug aan de voorstad St.-Johann verbonden. Het prachtige bosch van Forbach; eene reeks van groene bergruggen; welige tuinen, die zich, van de hoogten gezien, als groote bloemtuilen voordoen; schaduwrijke wandelingen; de groepen huizen en monumenten der stad, door het daar bevaarbaar wordende water als omslingerd; de kolenmijnen en wijngaarden; de spoorweglijnen die in de verte verdwijnen – gansch die mengeling van natuur en menschenhand levert de meest schilderachtige vergezichten op.
Drie spoorweglijnen kruisen elkander te Saarbrucken. Deze lijnen verbinden haar met Trier, het hertogdom Luxemburg, Maintz en Metz. Het was dit opene stadje, zoo dikwijls reeds door den oorlog geteisterd; zoo dikwijls reeds van meester veranderd, dat het eerste tooneel van het gevecht worden moest.
Saarbrucken had slechts eene betrekkelijk geringe bezetting. Over de cijfers is men het juist niet eens. Van de Pruisische zijde is zij immer als zeer onbeduidend opgegeven. Volgens eene vrij onpartijdige opgaaf telde de bezetting een bataljon van het 40ste regiment Pruisische infanterie, drie eskadrons cavalerie en eenige kanonnen. Wij moeten echter opmerken dat, bij de tijding dat de Fransche troepen naderden, de bezetting door een bataljon versterkt werd en op twee uren afstands, andere troepen geposteerd waren, om den aftocht te dekken. De Pruisische patrouilles hadden in den avond van den 1sten Augustus reeds eene buitengewone beweging in het Fransche kamp opgemerkt, en reeds vroeg in den ochtend van den 2den Augustus had men de overtuiging dat de vijand ditmaal zich niet vergenoegen zou met een paar houwitsers in de stad te werpen.
Battle of Saarbruecken, 2 augustu 1870Den 2den Augustus klonk het door de straten van Saarbrucken: ‘de Franschen komen! de Franschen komen!’ De winkels, de huizen werden gesloten; vrouwen en kinderen liepen huilend en gillend rechts en links; het gejammer werd versmacht in het gedommel der optrekkende troepen, welke snel naar de hoogten, ten westen der stad, marcheerden. Die hoogte werd door drie kompagnieën bezet, terwijl de vierde in de stad, als reserve, stand nam. De twee nieuwe bataljons plaatsten zich buiten de stad, op den rechteroever der Saar, in slagorde. Weldra ontwikkelden de Franschen eene ontzaglijke krijgsmacht, en deed het eerste kanonschot den omtrek daveren, terwijl de echo den doffen slag weergaf en herhaalde en nog herhaalde, als wilde zij het nieuws tot in het hartje van Duitschland overplanten, dat de oorlog eindelijk aanvang genomen had.
De kommandant Von Pestel hield de worsteling voor onmogelijk, zoo de machtsontwikkeling inderdaad zou plaats grijpen. Het was 11 uren toen de Franschen de hoogten afdaalden en op tamelijk verren afstand van de stad een hevig vuur openden. De Pruisen ontwikkelden de drie kompagnieën als tirailleurs, maar werden gedwongen voor eene nieuwe Fransche krijgsmacht, die langs den rechtervleugel opdaagde, eindelijk in de stad terug te trekken, beschermd door hunne cavalerie. Het vuur der Franschen was hevig; de granaten en kartetsen knetterden aanhoudend, zegt een ooggetuige; de kogels suisden nijdig over ons heen en een hagelslag van chassepot-kogels veegde gedurig de brug tot aan den spoorweg zuiver. De bevolking, sidderend van schrik, hoorde dat akelig en verwoestend onweder boven haar hoofd, want zij had de wijk in de kelders genomen. Ook dáár was het gevaar groot. De bommen vielen op de huizen en de rookkolom, die uit dezelve opsteeg, toonde weldra dat zij brand hadden gesticht. Sommigen hadden den moed uit hunnen schuilhoek te komen, om te pogen hun eigendom, hun vaderhuis misschien te blusschen of te beschermen.
‘Ik telde later,’ zegt de dagbladcorrespondent Hans Wachenhusen, ‘ten minste dertig huizen, in welke er bommen waren gevallen, en onder deze het hotel Hagen, waar het projectiel eene gansche kamer vernield had….. Te midden van het gedonder der kanonnen en het geknetter der granaten, in de stad geworpen, hoorde ik plotseling een snel geratel, als dat van een ontzaglijk grooten ankerketting die afgelaten wordt…. ‘Geen twijfel, dit waren de befaamde mitrailleuses.’ Hans spreekt over deze zeer koel en onverschillig en zelfs met eene soort van ironie op de lippen, die hem nimmer ontbreekt als het zijner tegenpartij geldt; doch dat ‘draaiorgel,’ die ‘koffiemolen’, die ‘kogelbraker’ bewees nadien wel dat hij soms een vreeselijk wapen was.
De keizer en zijn zoon waren op het slagveld verschenen en ’t was wel ter hunner eere, dat voor de eerste maal de mitrailleuse gespeeld had. De kleine Louis werd tot een wezenlijken ‘Bonaparte’ gedoopt: dat was de vuurdoop.
Over het uitwerksel der mitrailleuses, door de Pruisen in den aanvang geloochend, schreef een onzer vrienden, (onpartijdiger dan wel de genoemde Duitscher): ‘’t Is de maaier die de halmen, ’t is de hagelslag die het koren neerslaat. Gij ziet in de verte een vijandelijk peloton marcheeren…. Daar ratelt de molen, een molen die een akelig, onderaardsch – neen! ik weet geen woord voor dat gedruis te vinden – gekraak laat hooren…. De damp wordt door den wind weggedreven, en gij ziet niets meer – tenzij met uwen verrekijker, iets dat zich hier en daar beweegt langs den grond…. Het zijn gekwetsten….’
Het rapport van generaal Frossard meldt omtrent het gevecht van Saarbrucken dat de divisie van generaal Bataille de eerste aanvallings-linie uitmaakte; rechts werd deze divisie gesteund door de divisie Laveaucoupet en eene batterij van 12 der reserve; links door de 1ste brigade der divisie Vergé en door de tweede batterij van 12.
Generaal Bastoul, te Spicheren gekampeerd en wien de beweging rechts was toevertrouwd, moest twee bataljons detacheeren om het dorp St.-Arnual en de hoogten die het bestrijken, te bemachtigen, terwijl het overige der brigade, in de vallei voor Spicheren gelegen, afdalend, de stellingen, rechts van den weg van Forbach naar Saarbrucken, in ’t front moest aanvallen. Eindelijk moest kolonel Du Ferron, van het 4de jagers, met een eskadron van zijn regiment en twee bataljons der 1ste brigade van de divisie-Vergé eene verkenning doen tot Gersweiler, om de beweging van het 2de korps met die van maarschalk Bazaine te verbinden. De verschillende operatiën werden volgens het rapport met geestdrift voltrokken. Het dorp St.-Arnual, ofschoon sterk bezet en verdedigd door positie-batterijen op den rechteroever der Saar, werd door luitenant-kolonel Thibaudin ingenomen, die zich op de hoogten tegenover Saarbrucken, vestigde. Het 66ste maakte zich meester van de hoogten tot aan het manoeuvre-veld, den vijand achtereenvolgens uit zijne stellingen verjagende.
Op hetzelfde oogenblik verscheen generaal Bataille met zijne 1ste brigade op de linkerhellingen van den weg van Saarbrücken, de beweging van zijne 2de brigade door een bataljon van het 23ste verbindende. Gedekt door talrijke tirailleurs overmeesterden de bataljons van het 23ste en 8ste linie-regiment de verschillende ravijnen, welke dit zeer heuvelachtig en met bosschen overdekt land doorsnijden. Een bataljon van het 8ste linie-regiment, dwars door het bosch sluipende, volgde den spoorweg tot het dorp Trotrany (?), waar het zich met de bataljons van het regiment vereenigde, en te zamen bereikten zij de rechterzij van het exercitie-veld. Toen generaal Bataille op de hoogten kwam, deed hij door eene zijner batterijen het station beschieten en het artillerie-vuur uitdooven, dat ter linkerzij van Saarbrucken had post gevat. De vijandelijke artillerie moest achteruitgaan; de reserve-batterij van 12 kwam het vuur der batterij van het exercitie-veld ondersteunen, en eindelijk bracht de batterij mitrailleuses van de 2de divisie, de volledige wanorde in de kolonnes infanterie des vijands, welke de stad verliet.
Volgens het rapport van generaal Frossard, was het wel een gevecht in vollen regel, opgevolgd door eene glansrijke overwinning. Volgens de Pruisische opgaven, was het hier enkel te doen om het ongeduld en de misnoegdheid der troepen te doen verdwijnen, en ook wel wat om den kroonprins eene vertooning met de mitrailleuse te geven. De keizer was in persoon aanwezig en van dat oogenblik mocht de zaak niet onbeduidend zijn; maar of zij nu juist wel zoo onbeduidend was als van Duitsche zijde werd opgegeven, mogen wij ook zoo gereedelijk niet aannemen, dewijl het ons niet duidelijk is, of 4- a 5000 man troepen bij Walstadt geposteerd, ten eenenmale vreemd aan het gevecht gebleven zijn. Dat er echter iets theatraals in het gevecht te vinden is, zou men bijna opmaken uit de woorden van verschillende correspondenten, die eenstemmig zijn om te zeggen, dat men juist de eerste mitrailleuse pointeerde, toen de keizer stapvoets het slagveld kwam oprijden. Hoe het zij, aanzienlijk was de aangerichte verwoesting. Verscheidene huizen in de voorstad stonden in brand. Een aantal waren doorboord. Alom was het spoor van een wezenlijken kogelregen zichtbaar. In de stad zelve werden een aantal huizen de prooi der vlammen. Het schoone stationsgebouw had veel geleden. Wat al verwoesting in een paar uren tijds!
‘Saarbrucken,’ zoo schreef men ons, na de inneming door de Franschen, ‘Saarbrucken is doodsch en droevig. Geen levend wezen in de straten of aan de vensters. Alles is hier rouw. Wij treden een openstaand en verlaten huis binnen. Welk een schouwspel! De kasten zijn ledig, het beddegoed ligt op den grond. Op eene tafel in eikenhout, bij eene uitgebrande kaars, ligt een bijbel open….
‘Wij willen verder gaan, maar een officier roept ons terug. Gisteren (2 Augustus) werden twee Franschen, die zich in de stad waagden, doodgeschoten…. Op ieder oogenblik stoot onze voet tegen een overblijfsel van het gevecht. Hier ligt eene lange streep bloed, daar een plas bloed, een kepi, aan welken nog brokken van een menschenhoofd vastzitten. Overal vindt men geweren, pistolen en sabels….’ Dat de Franschen te Saarbrucken in overmacht van getalsterkte waren, lijdt geen twijfel; doch zulks was, in de verdere veldslagen, ook telkens het geval aan de zijde der Pruisen. Het getal dooden en gekwetsten werd langs beide zijden als gering zijnde opgegeven. De Pruisen vonden het schier niet de moeite waard om er van te spreken. Te 11 uren begonnen, was alles te 2 uren afgeloopen en keerde de keizer naar Metz terug, waar men hem en zijn zoon als het ware met bloemen overdekte.
Lulustein 1871 Prins Louis Bonaparte eerste kanonschotDe keizer zond de volgende depêche aan de keizerin: ‘Louis heeft den vuurdoop ontvangen; hij is bewonderenswaardig koelbloedig gebleven en niets heeft indruk op hem gemaakt. Eene divisie van generaal Frossard heeft de hoogten, welke den linkeroever van Saarbrucken bestrijken, overmeesterd. De Pruisen hebben slechts korten tegenstand geboden. Wij bevonden ons in de eerste linie, doch de geweer- en kanonkogels vielen voor onze voeten neer. Louis heeft een kogel bewaard, welke in zijne nabijheid gevallen is. Er waren soldaten die weenden, omdat zij zagen dat hij zoo kalm was. Wij hebben slechts een officier en tien soldaten verloren. Napoleon.’
Zoo’n koelbloedig kind! – inderdaad, dat zou iets voor de toekomst beloven! Men heeft gezegd dat de keizerin Eugenie zeer misnoegd was om het openbaar maken van dat telegram. Is dit zoo, dan heeft ze getoond eene zeer verstandige vrouw te zijn.
Volgens den Moniteur officiel zond de kleine prins den opgeraapten kogel, waarvan zijn vader met een gevoel van trotschheid gewaagde, aan zijnen speelmakker, den zoon van baron Lambert. Het kind voegde er eene teekening met de pen bij, welke verschillende punten van het slagveld voorstelde. Onder dit werk eener kinderhand, had de knaap geschreven: à mon ami Tristan Lambert, le premier jour où j’ai vu le feu; (aan mijn vriend Tristan Lambert, den eersten dag dat ik het vuur heb gezien). Mocht het ook de laatste maal zijn!
De Pruisen waren onder een kogelregen, die zoo dicht op de brug viel, als zaaide een landman er erwten, in goede orde afgetrokken en niettemin, beweren de Duitschers hield dat ‘zaaien’ nog altijd aan. Saarbrucken brandde, zooals wij reeds zeiden, op verscheidene punten, en de brug was gesprongen. Nog viel er soms een schot van de Pruisische zijde: het werd gelost door één enkel man, die, zonder zich te bekreunen om ’t geen er rond hem voorviel, immer laadde en immer schoot. Dat was een dappere, die, hij alléén, den toegang tot den Duitschen grond aan de Franschen scheen te willen betwisten. Twintig kogels sloegen hem eindelijk neer: hij stierf bij het kanon, dat den vijand als het ware ‘tot hiertoe en niet verder’ toeriep.
De Franschen trokken te 4 uren de stad binnen; zij hadden sinds den vorigen dag, 5 uren, geen voedsel genoten, doch betaalden wat zij namen. Den 3den reed generaal Frossard met zijnen staf door het stadje.
– ‘Hoeveel troepen waren er in Saarbrucken?’ vroeg hij aan den burgemeester.
– ‘Drie of vier kompagnieën, generaal,’ luidde het antwoord.
– ‘Dan waren het leeuwen!’ zeide de generaal en reed, de wenkbrauwen fronsend, verder, na twee of drie soldaten te hebben doen fusilleeren die zich aan buitensporigheden, omtrent de inwoners, hadden schuldig gemaakt. Eenige uren nadien staken de Pruisische voorposten hunne helmpinnen reeds weer in de hoogte. Het doel was dus niet door de Franschen bereikt. De spoorweg was onbeschadigd en de Pruisen, die de bosschen achter Saarbrucken opvulden, waren niet verontrust geworden.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: