YVES KLEIN

Yves Klein (Nice, 28 april 1928 – Parijs, 6 juni 1962) werd geboren in een schildersfamilie. Hij ging in zijn geboortestad naar de koopvaardijschool, studeerde daarna aan de School voor Oosterse Talen, werkte een tijdje in de boekhandel en had een baan als paardendresseur. Hij was ook gefascineerd door judo en haalde in de vijftiger jaren in die sport de zwarte band, wat toen voor westerlingen een grote zeldzaamheid was. Klein was geobsedeerd door het vinden van de uniforme zuivere kleur. Hij werd later bekend om zijn grote monochroom blauwe werken, waarvoor hij een ultramarijn blauwe kleurstof mengde met het fixatief Rhodopas om het blauw zijn glans niet te laten verliezen. De kleur blauw die hij gebruikte, noemde hij ‘International Klein Blue’ (IKB) en was volgens hem het meest ultieme blauw. Hij zocht jaren naar dit perfecte pigment. Al in 1946 maakte de achttienjarige Klein zijn eerste Monochromes, panelen in een uniforme zuivere kleur. Tot 1953 doorkruiste hij Europa, Oost-Azië en Japan en presenteerde hij zijn eenkleurige schilderijen, ondertekend met een simpel ‘Yves. In 1955 exposeerde hij in Parijs zijn Monochromes in de Galerie des Solitaires, een jaar later stelde hij zijn Propositions monochromes voor in de Galerie Colette Allendy. In de avantgardistische kunstkringen werd hij al snel een bekende naam.

Vanaf 1957 had hij talloze tentoonstellingen in binnen- en buitenland met zijn ultramarijn blauw (IKB). Van 1957 tot 1959 decoreerde hij de nieuwe opera van Gelsenkirchen in die monochrome blauwen, terwijl de muren bewerkt werden in polyester Relief éponge rouge. Met zijn IKB-kleur werd hij zo bekend en maakte hij zo veelvuldig gebruik dat in kunstkringen werd gesproken over ‘de blauwe revolutie’. Zo liet hij in 1957 op de opening van een tentoonstelling 1001 blauwe ballonnen de lucht ingaan. Vanaf 1958 experimenteerde hij met het ‘pinceau vivant’ (het levend penseel), waarbij in IKB-verf gedompelde naakte modellen hij op doek en papier afdrukte. Zelf al de tijd keurig gekleed en aanwijzingen gevend.

Kleins bekendste tentoonstelling, Le Vide, werd in 1958 gehouden in Iris Clerts galerie te Parijs. In de uitgewerkte mise-en-scène waren de ruiten van de galerij blauw geschilderd en was een gewelf van blauw weefsel voor de ingang geplaatst. De galerie zelf was helemaal leeg, terwijl de muren door Klein zelf waren witgeschilderd. Daarvoor had hij zich twee etmalen in de galerie laten opsluiten, met de verklaring dat zijn actieve aanwezigheid de artistieke atmosfeer zou versterken. Tijdens de opening kregen de gasten een blauw drankje, die hun urine blauw kleurde. Hun lichaam werd als het ware helemaal door het blauw bevrucht. Klein wilde op die manier de gevoeligheid enerzijds weergeven in aanraakbare, zichtbare materie en anderzijds de immaterialisatie van blauw aantonen. De kleur was niet in de ruimte, maar had de ruimte overladen met haar aanwezigheid. In 1960 presenteerde hij in Parijs in het Musée des Arts décoratifs zijn Monogold (fijn goud op doek) en een project waarbij hij de natuurlijke elementen regen, wind en bliksem gebruikte in een performance-stijl. In 1960 werd hij lid Yves Klein 5van de stichting Nouveaux Réalistes, een reactie op de abstract-expressionistische stromingen, die aan de Nederlandse Nul-beweging verwant was. Van hen had Klein vooral intensief contact met Henk Peeters. De kunstenaars, met Yves Klein, Arman, Martial Raysse, Jean Tinguely, François Dufrene en Daniel Spoerri als belangrijkste deelnemers, verheven de dagelijkse praktijk tot kunst. Er werd gebruik gemaakt van alledaagse voorwerpen en gebeurtenissen die een speciale bewerking ondergingen, bijvoorbeeld door ze verpakken, assembleren of in beweging te brengen.

Eind vijftiger jaren raakte Klein overtuigd dat hij kosmische gevoeligheid niet alleen kon vastleggen via gekleurde materie, maar ook in primaire vorm, los van alle materie. Klein sprak van een atmosfeer, aura, uitstraling. Hij vulde ruimte met immateriële ‘beeldende gevoeligheid’ of creëerde er zones van. Het publiek noemde dat ‘lege ruimten’, een uitdrukking die Klein later zelf overnam. Al bleef hij benadrukken dat de ruimtes niet leeg waren, maar gevuld met die beeldende gevoeligheid. In oktober-november 1960 maakte Yves Klein ook zijn baanbrekende kunstwerk Le Saut dans le vide en publiceerde hierover in een eenmalig krantje Dimanche. Le Journal d’ un Seul Jour.

In 1961 maakte hij met een witgloeiende gasstraal zijn Peintures de Feu, wat later de Duitse kunstenaar Otto Piene zou inspireren soortgelijke schilderijen te maken. In 1962 maakte hij  nog een bronzen reliëfportret van Arman, waarmee hij al vanaf 1946 optrok, dat hij in de blauwe verf stak op een gouden paneel. Klein stierf op 11 mei 1962 op slecht 34-jarige leeftijd jaar tijdens het filmfestival van Cannes, toen hij een hartaanval kreeg tijdens het zien van de film Mondo Cane, een film waarin hij zelf voorkwam. Een paar maanden later stierf hij in Parijs na nog twee nieuw hartaanvallen. Een maand na zijn dood werd zijn zoontje geboren.

Dit item was geplaatst door Muis.